Michaël Borremans is een fantastische schilder. Met grote virtuositeit componeert hij raadselachtige tekeningen en schilderijen. Maar misschien zijn de meer alledaagse voorstellingen in zijn oeuvre wel de beste – en de meest raadselachtige.

Aan het begin lijkt het nogal mee te vallen. De tentoonstelling opent met een groot schilderij van een zwerverachtig type met een roze overhemd en een stok in de hand. Daartegenover een veel kleiner schilderijtje van een man die zijn neus vasthoudt. Hij lijkt te voelen of de neus er nog aan zit. Sommige bezoekers gaan het ook proberen. In de volgende zaal meer kleine schilderijtjes: een dode kip, het achterhoofd van een meisje met een vlecht.

Gaandeweg wordt het vreemder. Er is nog een meisje, maar deze keer staat haar romp op een tafel. Haar benen zijn eraf, of ze zijn er nooit geweest. Een schilderij met de titel The Whistler toont een jongen met ontbloot bovenlijf en een plankje in zijn mond. Misschien had hij wel vals gefloten. People must be punished, staat op de blote bast van een andere jongen, een paar zalen verderop, mensen moeten worden gestraft. Er is een engel met een zwart geschminkt gezicht en een naakte figuur die op de vloer ligt (man? vrouw? dood? levend?), omhuld door een wijde rode doos. The Devil’s Dress heet het.

Met dit raadselachtige oeuvre werd Michaël Borremans (Geraardsbergen, 1963) in relatief korte tijd wereldberoemd. Na een start als etser begon hij midden jaren negentig te tekenen en te schilderen. In 2000 had hij een solo in het S.M.A.K. in Gent. Hij werd opgenomen in het walhalla van de David Zwirner Gallery in New York en er volgden tentoonstellingen op prestigieuze plekken over de hele wereld. Alleen in Nederland bleef het bij een expositie in De Appel in 2007 – op touw gezet door de Vlaamse Ann Demeester.

En nu is er dan een overzichtstentoonstelling in BOZAR, het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten. Vooral de vroege tekeningen laten zien dat het werk van Borremans voortkomt uit een surrealistische traditie. Een paar tekeningen met losse hoofden op tafels – in één geval roepen ze allemaal het woord ‘kaas’ – doen denken aan James Ensor. Ook het gehalveerde meisje op een tafel begon haar bestaan op een tekening. Het ongerijmde beeld – hyperrealistisch en onmogelijk tegelijk – lijkt zo weggelopen uit een schilderij van René Magritte. Misschien is Borremans’ werk wel te Belgisch voor nuchtere Nederlanders.

Natuurlijk draait het bij Borremans niet alleen om de intrigerende inhoud. Sterker nog, die inhoud kan alleen maar zo intrigeren omdat hij ook een geweldige schilder is. Kijk naar een kraagje of naar die dode kip en je ziet dat hij precies weet wat hij met de verf aan moet. Zelfs de dingen die hij niet schildert, zijn goed geschilderd. Er is een stilleven met een zeer nauwkeurig uitgewerkte zwarte schoen, hij glimt in het licht. Daarnaast ligt een baksteen die uit nauwelijks meer bestaat dan het doek waarop het schilderij gemaakt is. Het is een virtuoos spel van schijn en werkelijkheid. De schoen is al een illusie. Het is immers geen echte schoen, het is alleen maar een afbeelding. De baksteen is dan een dubbele illusie, want hij is zelfs niet geschilderd! Wat zie ik, wat weet ik en wat stel ik me alleen maar voor? Je blijft achter met dezelfde vragen als bij de niet meer fluitende jongen of het meisje op de tafel.

En toch, hoe meer ik zie van Borremans’ schilderijen en tekeningen, hoe meer mij de twijfel bekruipt. Wat moet dat iedere keer met dat halve meisje? Hoezo ‘de jurk van de duivel’? Zelfs het schilderij van de zwerver aan het begin van de tentoonstelling bevat een puzzeltje. De man werpt twee schaduwen op de wand die zich achter hem bevindt. Hoe achteloos hij er ook bijstaat, kennelijk wordt hij zorgvuldig in een studio door twee lampen uitgelicht en de schilder wil ook dat wij dat weten. Maar waarom? Het leven als schouwtoneel? Weer die schijn en die werkelijkheid? Ik voel me een beetje met een kluitje in het riet gestuurd.

Zo veranderen Borremans’ intrigerende doeken langzaam in raadsels om de raadsels, in spiegelpaleizen van vragen zonder betekenis. Ik zal het er maar eerlijk bij zeggen: het is een irritatie die ik vaker heb bij kunst uit de surrealistische hoek. Ik ben bang dat ik ook een nuchtere Nederlander ben.

Het is tijd om even naar de andere kant van het Paleis voor Schone Kunsten te gaan. Daar is, tot eind mei, een overzichtstentoonstelling te zien van Francisco de Zurbarán (1598-1664), een Spaanse schilder van een grotendeels religieus oeuvre. Engelen, rondvliegende Maria’s, de Onbevlekte Ontvangenis: dat is pas surrealisme! En net als Borremans was Zurbarán een buitengewoon goede schilder. Hij kon een flapperend gewaad zo weergeven dat je bijna gelooft dat Maria door de wolken zweeft. Hij schilderde de gekruisigde Christus zo dat je de pijn voelt. Op die manier brengt hij het mysterie terug naar de aarde. Maar nog mooier zijn de schilderijen waarin het mysterie ontbreekt en alleen de aarde overblijft. Op de tentoonstelling hangt een sober stilleven van een vergulde beker en drie aardewerken kruiken. Ze staan op een rijtje naast elkaar in helder licht. Verder is er niets. Natuurlijk gaf het schilderijtje Zurbarán de mogelijkheid technisch te schitteren, maar uiteindelijk gaat het om de diepe aandacht voor de dingen. Je moet denken aan de kruisbessen en de asperges van Adriaan Coorte, de flesjes van Giorgio Morandi en de koffiepotten van Klaas Gubbels.

Terug weer naar Borremans. Het cruciale verschil tussen beide schilders is dat Borremans zijn mysteries zelf construeert, terwijl Zurbarán kon terugvallen op een surrealisme waarmee iedereen die in een christelijke cultuur is opgegroeid van jongs af aan vertrouwd is. Elke keer weer moet Borremans je overtuigen van zijn hoogstpersoonlijke verhaal. Zelfs zijn fabuleuze techniek is daar – althans wat mij betreft – niet altijd toe in staat. Maar met het stilleven van Zurbarán in gedachte kijk ik opnieuw naar de schilderijen van Borremans waarop alleen iets alledaags is afgebeeld: de man die zijn neus vasthoudt, het achterhoofd van het meisje met de vlecht. Als je er even bij stil staat, roepen ook deze schilderijen tamelijk onoplosbare vragen op. Waarom houdt die man zijn neus vast? Waarom zou ik dat zelf ook willen doen? Het raadsel is er wel, maar het is meer naar binnen gekeerd. Met het meisje is het niet anders. Het zou een uitsnede kunnen zijn uit zo’n schilderij van een meisje op tafel, maar de plek waar haar lichaam is afgezaagd zie je niet. Hoe langer ik ernaar kijk, hoe meer ik moet denken aan het Meisje met de parel van Vermeer – maar dan van achteren. Maar waarom staat ze met haar gezicht zo dicht tegen de muur? Wat maakt dat je blijft kijken naar de nek van een meisje en het oor dat onder haar haar uitsteekt? Om dat raadsel in stand te houden hoef je het meisje helemaal niet te halveren. Je hoeft het alleen maar met de grootst mogelijke aandacht te schilderen.

Michaël Borremans, As Sweet as it Gets. Van 22 februari t/m 3 augustus 2014 in BOZAR, Brussel.

Zurbarán, Master of Spain’s Golden Age. Van 29 januari t/m 25 mei 2014 in BOZAR, Brussel.

www.bozar.be