Toen Walter Swennen (1946) vijf was, namen zijn ouders een rigoureus besluit. Ze lieten het Vlaams achter zich en adopteerden het Frans als voertaal in hun huishouden. Het maakte een diepe indruk op de kleuter en bezorgde hem een levenslange fascinatie voor taal.

Tijdens zijn studie psychologie, na een opleiding aan de kunstacademie, verdiepte Swennen  zich in het werk van Jacques Lacan. Centraal daarin staat het begrip van taal als symbool voor iets anders dat we nooit kunnen kennen voorbij de tekens van de taal.

Het zal niet verbazen dat Swennen zijn artistieke carrière begon als dichter. In de jaren  zestig raakte hij bevriend met Marcel Broodthaers, die eveneens vanuit de poëzie was begonnen. Samen met Broodthaers organiseerde hij een aantal legendarische happenings, zo belandde hij in de beeldende kunst.

In 1981, toen de schilderkunst weer eens dood was verklaard, pakte Swennen de penselen op. Niet om het medium te reanimeren, maar om ongestoord door verwachtingen en hypes te onderzoeken wat dat nou eigenlijk is: verf op doek. Met 65 werken gemaakt in de afgelopen veertig jaar geeft de expositie Walter Swennen – Schildersgeest een dwarsdoorsnede van het oeuvre dat zo ontstond.

Dit is Swennens allereerste overzichtstentoonstelling. De Belg was altijd een artists’ artist, met weinig talent voor zelfpromotie. Maar de late erkenning heeft ook iets te maken met de aard van zijn werk. Het is merendeels herkenbaar figuratief en op het eerste gezicht ‘leesbaar’. Toch blijft het je ontglippen.

Je zou Swennens stijl kunnen typeren als een mix van pop art en surrealisme à la René Magritte. Hoekig geschilderde letters worden tekeningen, vormen. Er is een constante spanning tussen beeld en afbeelding – ‘ceci n’est pas une pipe’ tot het uiterste doorgedreven. Naast woorden zijn de doeken gevuld met eenvoudige en soms humoristische motieven: een wasmolen, schedels, een zakmes en – hallo, Andy Warhol! – een bananenschil. Swennen schept er genoegen in iets te suggereren om daarna triomfantelijk aan te tonen dat het enkel oppervlak is, niet meer dan verf op doek. Veelzeggend is het spookje dat telkens weer opduikt: de geest van de schilderkunst die dood is verklaard, maar voortleeft in zichzelf.

Niemand die nog beweert dat schilderkunst passé is. Het medium is springlevend en krijgt volop aandacht, al is de manier waarop dat gebeurt vaak behoorlijk instrumentalistisch. Zo spant een tentoonstelling als Kirchner en Nolde. Surrealisme. Kolonialisme in het Stedelijk Museum Amsterdam de kunst voor het karretje van het politieke debat en de historische herinterpretatie. Dat zal Swennen nooit overkomen. Zijn schildersgeest is autonoom, een wereld op zich. (ED)

Walter Swennen- Schildersgeest. Van 18/9 t/m 9 januari in Kunstmuseum Den Haag

Walter Swennen, Veronica (2007)