Crisis of geen crisis, in Kerkrade worden twee nieuwe musea gebouwd die over een jaar open moeten zijn. Continium-directeur Hans Gubbels spreekt alvast van een eigen Museumplein. Het klassieke idee van een museum is inmiddels ver weg. “Via pijlers in 3D kun je hier de mijnen in.”

Een kantoor met uitkijk op de Grand Canyon. Hans Gubbels lacht. Hij doelt op een gapend gat naast het Continium, de bouwput van vijftien meter diep waar straks in een enorme koepel de planeet aarde wordt geprojecteerd.

De komst van Gubbels naar Kerkrade, tien jaar geleden, is niet onopgemerkt gebleven. Het aantal bezoekers van wat toen nog Industrion heette groeide in die periode van 30.000 naar 110.000 bezoekers en daarmee naar het best bezochte museum in Limburg. Het aandeel ‘eigen inkomsten’, tegenwoordig een belangrijke graadmeter in de cultuursector, steeg van tien naar veertig procent, het aantal Duitse bezoekers vervijfvoudigde. De naam Industrion is allang vervangen door Continium Discovery Center dat zich vooral op kinderen richt. Inmiddels heeft Gubbels twee weergaloze, volgens sommigen megalomane plannen in uitvoering voor twee nieuwe musea. Kerkrade krijgt zijn eigen Museumplein, grapt hij wel. Totale kosten: 21 miljoen euro, waarvan veertien miljoen te betalen door de provincie, en de rest door sponsoren en fondsen.

Wie is de man die dit allemaal voor elkaar bokst in, of all places, Kerkrade? Hans Gubbels (Ittervoort, 1960) studeerde werktuigbouwkunde en begon zijn carrière op de researchafdeling van printerfabrikant Océ. Wat hij daar miste: contact met de buitenwereld. Hij stapte over naar achtbaanbouwer Vekoma in Vlodrop waar de wereld zijn werkplek werd. In 1997 begon hij voor

Continium-directeur Hans Gubbels: “Als je die relevantie van je museum niet waar kunt maken, moet de tent gewoon dicht.” Foto: Perry Schrijvers

zichzelf met Caripro Amusement Technology, maar ook voor een eigen zaak met 35 man personeel en een jaaromzet van twaalf miljoen euro bleek Gubbels te rusteloos. Hij verkocht het bedrijf voor goed geld aan zijn voormalige werkgever Vekoma, maar koos vervolgens niet voor een zorgeloos leven op de Bahama’s. Hij stapte in de consultancy. “Dat verdiende heel leuk, maar ik was altijd van huis. Ik dreigde een lone ranger te worden. Geld hebben, zegt mij eerlijk gezegd helemaal niks. Ik vind het prachtig als ik op de motor door Zuid-Oost Azië kan rijden, maar ik hoef niet in een groter huis te wonen. En ik genoot er van om voorzitter van de plaatselijke fanfare te zijn. Ik voel me betrokken bij de regio. Het klinkt misschien autistisch maar ik wil iets betekenen, en iets achterlaten.” Hij solliciteerde bij het Industrion in Kerkrade.

Waar hij tot dat moment nog nooit van had gehoord. Maar de advertentie ronkte en de combinatie techniek, amusement en museum intrigeerde. Hij stapte op een zondagmiddag met zijn vrouw en drie kinderen in de auto voor een retourtje Kerkrade waar hij “een heel mooi, maar een beetje verstild museum” aantrof. “We waren aan de late kant. De kinderen deden een speurtocht, voor de laatste opdrachten moesten ze nog even naar buiten. Een suppoost hield hen tegen. ‘Sorry, het museum gaat over een half uur dicht, jullie kunnen dus niet meer naar buiten. Het antwoord op vraag 14 is A en op vraag 15 is C.’ Het paste bij het beeld dat mensen vaak hebben bij een cultuurinstelling. Dat er veel geld in omgaat, en dat het er eigenlijk veel te rustig is.”

Dat is in Kerkrade in elk geval verleden tijd. Uit de bouwput klinkt het ijle geluid van boren op. “In de museumwereld zijn geen rustige plekken meer. In sommige musea wordt hard geknokt om te overleven, andere musea proberen hun relevantie nog sterker neer te zetten. Ik wilde hier beslist niet rustiger aan gaan doen. Ik dacht vooral: ‘Wow, wat zou ik hier een verschil kunnen maken’.”

Hij stond wel even met de oren te klapperen toen hij oog kreeg voor de wondere wereld der subsidies. “Ik kwam uit het bedrijfsleven waar je elke euro zelf moet verdienen. Het was voor mij een openbaring te vernemen dat het Industrion elk jaar 2,7 miljoen euro kreeg, en dat we daar maar dertigduizend bezoekers voor hoefden te ontvangen. Zo’n bedrag schept de verplichting om relevant te zijn voor je omgeving. Als je die relevantie niet waar kunt maken, moet de tent gewoon dicht.”

Toen Gubbels in 2004 aantrad, lag er een cadeautje voor hem klaar: de provincie had 2,5 miljoen euro gereserveerd voor een nieuw depot. “We hadden een collectie van 50.000 stukken. Daarvan lagen er 49.800 in een oud mijndepot met een lekkend dak. Toen heb ik gezegd: ik hoef dat geld nu niet. Ik wil eerst zien wat die collectie inhoudt. Daarna kom ik terug met een plan.”

Het Industrion maakte op hem de indruk van een Winkel van Sinkel. “Uit de collectie van Mega Limburg hadden we vierhonderd stroommeters. Welk verhaal kun je in godsnaam vertellen met vierhonderd vrijwel identieke stroommeters?

De twee uitbreidingen van Continium: Links Cube en rechts het Columbus Earth Theatre.

De enige echt herkenbare collectie was de collectie steenkolenmijn. Ik dacht: hoe kunnen we ooit van belang zijn als we niet eens een sterk collectiebeleid hebben?”

En dus ging hij met zijn team aan het ontzamelen, zoals hij dat noemt. Na drie jaar had het museum nog 19.000 objecten en vier kerncollecties over. In 2007 ging hij terug naar de provincie en zei: “We weten wat we met die 2,5 miljoen willen doen: een nieuwe vleugel bouwen waar we minimaal zestig procent van de collectie kunnen laten zien.”

Ook moest er een andere naam komen. “Als je rondkijkt in museumland, dan zie je dat de kunstmusea bijna sacrale plaatsen zijn die je een andere blik op de wereld willen bieden. Techniek-gerelateerde musea zijn anders: in rijtuigenmusea of automusea zie je wat er is gemaakt in het verleden. Dat zijn geen inspirerende plekken voor een blik op de toekomst – en dat was wat ons voor ogen stond.”

De nieuwe naam, Continium, staat voor het permanente nadenken over jezelf en je plek in de wereld. Gubbels: “Dat is ook het grote verschil tussen ons en Nemo in Amsterdam. Nemo zet vooral in op het populariseren van technologie en wetenschap, wij hebben het over de rol en betekenis van technologie voor ons als mens, voor onze samenleving. Bij ons gaat het om: Welke vragen zijn er in de wereld en hoe gaan we die oplossen?”

Makkelijker gezegd dan gedaan. In 2011 liep Continium vast in zijn boodschap. “Technologie is niet langer iets dat mensen als bijzonder ervaren. Technologie is alledaags, onzichtbaar gemaakt. Kijk maar naar een smartphone. De scheiding tussen hoe het werkt en hoe je het ding gebruikt is heel groot geworden.” De antwoorden op de vraag over buitenkant (imago) en binnenkant (technologie) zit in design. Ziehier het thema voor de museumuitbreiding, in de vorm van een kubus. En, waarom niet, daarnaast nóg een museum: Earth. Een in de grond verzonken koepel waar het verhaal van de aarde wordt verteld. De boodschap is duidelijk: Continium wil meer zijn dan een kindermuseum.

En de exploitatie? Is het denkbaar dat de Kerkraadse museumcluster zichzelf ooit kan bedruipen? “Nee”, zegt Gubbels, “dan zou je een soort Kunsthal moeten bouwen waarin je uitsluitend blockbusters laat zien. Zo’n hal kun je overal neerzetten en dat willen we niet. We zijn een provinciaal museum en hebben een verplichting aan de regio.”

De laatste drie jaar trekt Continium gemiddeld zo’n 110.000 bezoekers. Cube moet er 40.000 gaan halen, Earth moet 70.000 kaartjes verkopen. Samen 220.000. Niet niks, toch spreekt Gubbels van realistische aantallen. Zijn eigen ambitie ligt nog veel hoger, maar die houdt hij liever voor zich. Cube, het designmuseum dus, krijgt straks ook nog een educatieve poot met dertig studenten in residence , en zal daardoor niet verder dan twintig procent aan eigen inkomsten. Het commerciëlere Earth moet voor tachtig procent kunnen draaien op kaartverkoop. Gubbels: “Dat betekent dat we gemiddeld uitkomen op vijftig procent eigen inkomsten. Daarmee presteren we goed in de museumwereld.”

Kerkrade is niet het middelpunt der aarde, maar de ambities van Hans Gubbels zijn niet onopgemerkt gebleven. Hij is inmiddels voorzitter van de Europese vereniging van science musea. Zo kom je nog eens ergens. “Ik zat aan een diner waar drie astronauten vertelden over hun bezoek aan het International Spacestation. Ik wilde van ze weten wat nu het meest memorabele was dat ze er hadden meegemaakt. Hun antwoord: ‘Als je voor het eerst vanuit de ruimte naar de aarde kijkt.’ Ik herinner het me woordelijk: ‘Everything falls into perspective.’”

Opgeteld bij het succes van Google Earth begon het te gisten in het hoofd van de werktuigbouwkundige en ontwerper van attracties. “Alles wat je van grote hoogte beziet, komt door de werking van het evenwichtsorgaan twee tot drie keer sterker binnen. Opeens wist ik wat ons te doen stond: mensen vanuit een satelliet op aarde laten kijken. Dat gaan we realiseren in het Earth Theatre. Je kunt zelfs inzoomen op schaal van het Museumplein. En via pijlers in 3D kun je de mijnen in.”

Foto boven: Doorsnede van het Earth Theatre. artists impression Continium.