Van mijnberg naar mijnberg is het 35 kilometer tussen Heerlen en Genk. Op de top van de een zie je, bij helder weer, de ander liggen: gelijkvormige relicten van twee voormalige mijnsteden die zich aan de hand van kunst en cultuur ontworstelen aan een zwart verleden. “Dit succes hoort bij het opgroeien als stad.”

Genk en Heerlen komen bovengronds

Bijna wekelijks rijdt Eddie Guldolf tijdens zijn middagpauze naar Winterslag, het voormalige mijncomplex net buiten Genk. Op de parkeerplaats verorbert hij zijn lunchpakket en geniet van het uitzicht: de nieuwbouw van de Media en Design Academie en het nieuwe theater op C-Mine – zoals het mijncomplex inmiddels heet. “Ge weet niet wat ge ziet, zo rap als het gaat”, zegt Guldolf, theaterprogrammeur bij het Cultuurcentrum Genk die C-Mine als toekomstige werkplek heeft. In 2010 verhuist het Cultuurcentrum naar het nieuwe theater, pal naast de fiere mijntorens van Winterslag, landmarks die tot in de verre omgeving te zien zijn.

C-Mine is het culturele sluitstuk van drie decennia reconversie, de omschakeling naar een nieuwe sociaal-economische werkelijkheid in Genk. In die nieuwe realiteit schrijft de voormalige mijnstad Genk cultuur met een hoofdletter. En C-Mine moet het paradepaardje worden waar verleden en toekomst elkaar een hand geven.
Niet alleen door de nieuwbouw van academie en theater. In het hoofdgebouw hebben zich al een megabioscoop, een fitnesscentrum en een restaurant gevestigd. In de voormalige paardenstallen van de mijn heeft keramist Piet Stockmans zijn werkplaats en in het hoofdgebouw, pal naast de entree, zit de befaamde tassenontwerper Michaël Verheyden met atelier en showroom. Verder komen er nog een Transformation Factory, een kenniscentrum over design, en een bezoekerscentrum waar mensen zich kunnen verdiepen in de mijnhistorie van het gebied.
Waar 35 kilometer verderop Heerlen onder het motto ‘van zwart naar groen’ het mijnverleden van zich afschudde en inzette op de transformatie tot Parkstad, koestert Genk steeds nadrukkelijker zijn mijnverleden. De restauratie en invulling van het Winterslag-complex laten zien hoe een jonge, relatief kleine stad (65.000 inwoners) zich een cultureel profiel aanmeet. Een omslag die rond 2000 begon met de renovatie van Casino Modern, bij de ex-mijn Waterschei, dat onderdak biedt aan De Queeste (theater), Artisit (beeldende kunst voor psychiatrisch patiënten), Personal Moutains (jazz) en Flacc (werkplaats voor kunstenaars).
Eddie Guldolf wacht me op in hotel Carbon, onder een plafond van ambachtelijk gebakken tegels. Het hotel, ontworpen door de Genkse architect Peter Cornoedus, hoort een jaar na opening tot de top-vijf van designhotels in Europa. Zo’n concept zou tien jaar geleden ondenkbaar zijn geweest, zegt Guldolf: “Dit succes hoort bij het opgroeien van Genk als stad.” Net als de nieuwe stadsbibliotheek van de Franse architect Claude Vasconi in het nieuwe stadscentrum. “In verhouding tot het inwonersaantal is het de best beklante bibliotheek van België. Het gebouw is in korte tijd uitgegroeid tot favoriete hangplek voor jongeren. Ze komen er bijeen om te kletsen, te lezen en muziek te luisteren.” Aan de overkant heeft kunstenaar Pieter Vermeersch door een fluogele verticale striping het grauwgrijze stadhuis boven zichzelf uitgetild. Zoals het goede kunst betaamt, is niet iedereen er mee in zijn sas. “Gelukkig is het slechts tijdelijk”, luidde de reactie van schepen Vera Withofs van Cultuur. Midden op het Stadsplein prijkt de Zuil van Genk van de Italiaanse kunstenaar Luciano Fabro, eveneens een punt van debat in het stadje waar tot voor kort alleen de verrichtingen van voetbalclub Racing Genk de gemoederen in beweging kreeg.

Vrijwel tegelijk met Genk is ook Heerlen begonnen aan een ‘culturele lente’, na decennia van economische miserie en gesneefde ambities. De katalysator was een bijeenkomst in de schouwburg in juli 2003, herinnert Ben van Melick zich. Het plan Oranje Nassau Park zou de verloedering en verpaupering achter het NS-station een halt toe moeten roepen. Van Melick: “Met veel misbaar maakte kunstenaar Michel Huisman kiezel van dat plan. Verbouwereerd keken zowel plannenmakers als publiek om zich heen. Wat nu? Huisman strooide wat met ideeën, waarna NS Vastgoed hem vroeg die verder uit te werken.”
Van Melick (neerlandicus, criticus en permanent aanjager van debat over kunst en cultuur) was een jaar later ook van de partij toen in het Royal Theater de plannen van Huisman voor het stationsgebied werden gelanceerd. “Het was een wervelende show met veel applaus.” Er was ook kritiek, verwoord in een door grafisch ontwerper Piet Gerards geïnitieerd manifest, maar die bleek niet goed te vallen. Van Melick “De publicatie werd volstrekt genegeerd door de politiek, die zich door Huisman had laten begeesteren. Wie tegen Huisman is, is tegen Heerlen, dat was zo’n beetje het klimaat.”
In dezelfde periode stond het voormalige warenhuis van Schunck, in de volksmond het Glaspaleis, in de steigers. De invulling tot cultuurtempel hield de Heerlenaren minder bezig dan de overschrijding van het bouwbudget. Inmiddels is Schunck Glaspaleis alweer vier jaar onderweg, na een valse start nu onder leiding van Stijn Huijts. Van Melick: “Het is een zegen dat Huijts er is. Hij heeft de knelpunten gezien, ik hoop dat hij ze kan oplossen. Bij de openingsexpositie Breaking Glass in 2005 zei curator Wolfgang Becker al dat het Glaspaleis alleen kans van slagen maakt als het zich met één gezicht presenteert. Dat moet er nu van komen.”

Ook in Genk was de culturele lente geen vanzelfsprekende zaak. Waar Heerlen niet meer herinnerd wenste te worden aan het mijnverleden en de meeste relicten uit die periode uit de weg ruimde, liet Genk het aanvankelijk “op Vlaamse wijze aanslepen”, zegt Guldolf. “Tegelijkertijd heeft de stad op een heel verantwoorde manier de heropbouw ingezet. Eerst met een herindustrialisatie, versterking van de sociale netwerken en verbetering van de infrastructuur.” De investeringen in kunst en zijn het sluitstuk van die aanpak.
Van het afzetten tegen het mijnverleden is in Genk geen sprake, volgens Guldolf. “Drie jaar geleden hadden we een grote expositie over Barbara, de patroonheilige van de mijnwerkers, een combinatie van oude kunst, volkskunst en hedendaagse kunst. Vertrekpunt was dat Babara van oorsprong een Turkse was. Het gaat erom dat je integer omgaat met die wonde – wat het mijnverleden ook hier is.” Zoals de producties van theatergezelschap De Queeste, meestal op locatie, met thema’s uit de recente stadshistorie. “Er komen mensen op af die nooit een theater bezoeken. Sommigen zitten na afloop te huilen.”
In Heerlen constateert Ben van Melick dat in de jaren tachtig de basis werd gelegd voor de culturele opleving van nu, met (voorlopers van) festivals als Cultura Nova en Booch! “Er gebeurde veel op het gebied van moderniteit, de blik was ook toen al naar buiten gericht. Iemand als Nic Tummers is daar eigenlijk altijd mee bezig geweest. In dat opzicht is Stijn Huijts niet in een zwembad zonder water gesprongen.”
Het stelt Van Melick gerust dat Huijts bij zijn programmering in Schunck Glaspaleis kwaliteit als criterium hanteert. Maar, zegt hij, ook kritiek is een onderdeel van kwaliteit, en daar is Heerlen wat minder goed in. “Dat zagen al bij het plan Huisman, en bij de nieuwjaarsrede van theaterdirecteur Bas Schoonderwoerd. Nic Tummers ging daar na afloop enorm over te keer. Hij stond daarin niet alleen, maar was wel de enige die het hardop zei. Heerlenaren kunnen daar nog niet goed mee overweg. Alles groeit en bloeit, maar niet elke bloem heeft de exotica die je ervan verwacht.”

Interieur van hotel Carbon in Genk. foto Zuiderlucht
De draf- en renbaan bij Landgraaf, mislukt als sportaccommodatie, nu onderkomen van Pinkpop. Foto uit ‘Het nieuwe aanzien van de oude mijnstreek’.