Na het veelbesproken oeuvre-overzicht van Oscar Niemeyer in 2008 heeft Schunck Glaspaleis nu een overzichtstentoonstelling over Wiel Arets: een thuiswedstrijd voor de in Heerlen geboren architect.

<De grote architecten van nu zijn meer regisseur dan ontwerper.>

Temidden van de naoorlogse generatie bekwame architecten die Zuid-Limburg heeft voortgebracht, is Wiel Arets een buitenbeentje. Hij houdt zich verre van de regionale coterie en gaat al dertig jaar lang zijn eigen eigenwijze gang. De laatste tijd profileert hij zich nadrukkelijker in zijn geboortestreek en ontwikkelde er zelfs een stedenbouwkundige visie voor: Zuidstad. Tien vragen over leven en werk van Wiel Arets (1955).

Wiel Arets, is dat niet de architect van die woontoren in aanbouw die eind vorig jaar instortte in Rotterdam?

Klopt. Het is de nachtmerrie van iedere architect. Ook omdat hij (of zij) er meestal niets aan kan doen. De afgelopen tien jaar vonden er zo’n 500 ongelukken met gebouwen plaats in Nederland, zo turfde laatst een deskundige van de TU Delft. Vroeger was de architect de baas op de bouw, zijn wil geschiedde. Die tijden zijn voorbij. Door de eindeloze drang naar kostenreductie is het bouwproces inmiddels totaal versnipperd, en daarmee ook de verantwoordelijkheid.

Het ongeluk in Rotterdam is extra navrant omdat Arets in die stad een geziene architect is. Pal naast de Erasmusbrug pronken van zijn hand de Hoge Heren, twee ruim honderd meter hoge, pikzwarte woontorens van 34 verdiepingen elk. En in 1989 won hij er al de Rotterdam-Maaskantprijs voor Jonge Architecten.

Waar kunnen we een gebouw van Arets aan herkennen?

Bij de oplevering in 2001 van het Hedge House bij Kasteel Wijlre, een vernuftige combinatie van kippenhok, oranjerie en privé-museum, zei Arets dat hij daar de architectuur onzichtbaar had willen maken. De ontwerper cijfert zichzelf als het ware weg om licht, lucht en ruimte hun gang te laten gaan. Het zijn de constanten in zijn hele oeuvre.

Zeker in zijn jonge jaren blonken Arets’ ontwerpen uit door hun soberheid: beton, glas en hout zorgden voor een stemmig estheticisme. De naar die opvatting gebouwde Stadsacademie in Maastricht werd in 1999 uitgeroepen tot een van de beste 1000 gebouwen uit de 20e eeuw.

Geheel naar de tekenen van de tijd – zelfs onder de strengste modernisten is het ornament niet langer taboe – laat Arets inmiddels meer frivoliteit toe in zijn werk. In de Utrechtse Universiteitsbibliotheek uit 2004, een van zijn beste gebouwen, zijn wanden en ramen ‘versierd’ met reliëfs en prints, gebaseerd op rietfoto’s van Kim Zwarts. Op het dakterras staan wijnranken van wijngoed De Apostelhoeve in Maastricht. Ook de Euroborg, het in 2006 door Arjen Robben in gebruik genomen voetbalstadion van FC Groningen, laat zien dat bij Arets vorm en functie steeds beter in balans zijn geraakt.

Vroeger hoorde je wel eens dat zijn gebouwen lekten.

Da’s een beetje flauw. In de jaren negentig waren er inderdaad gebouwen die last hadden van lekkages. Zoiets blijft je achtervolgen, zeker in je geboortestreek.  Architecten leggen de schuld meestal bij de constructeur, de betonleverancier of de aannemer, ook omdat hun eigen invloed op het bouwproces minimaal is. Als er iets misgaat, duurt het zwartepieten vaak tot bij de rechter, met alle negatieve publiciteit van dien.

Een bekende vuistregel in de architectuur luidt trouwens: ‘Een goed gebouw lekt.’ Ironisch bedoeld, uiteraard, maar tegelijkertijd verwijzend naar tal van grensverleggende ontwerpen in de architectuurgeschiedenis waar in de praktijk van alles mis mee bleek. Kan ook bijna niet anders, als er wordt geëxperimenteerd met onconventionele constructies en materialen. Niet de kleinsten in het vak, van Gropius en Rietveld via I.M. Pei tot Koolhaas, hebben serieuze constructiefouten en onleefbare gebouwen op hun naam staan.

Ook Arets’ gecanoniseerde Maastrichtse stadsacademie kreeg kritiek: ’s winters te koud, ’s zomers te warm. Waarbij over het hoofd werd gezien dat de opdrachtgever bij het toch al minimaal gebudgetteerde gebouw op het laatste moment ook nog eens de klimaatvoorziening wegbezuinigde.

Gaat Arets ooit de Pritzker Prize, zeg maar de Nobelprijs voor architectuur, winnen?

Daarvoor is zijn oeuvre nog te weinig onderscheidend. Voor de Pritzker Prize moet je jarenlang tot de Champions League van de architectuur behoren, een rijtje iconische meesterwerken op je naam hebben staan en als het even kan ook als theoreticus je mannetje staan. Arets’ carrière is zorgvuldig opgebouwd. Hij heeft jarenlang geïnvesteerd in een wereldwijd netwerk en een plank vol vuistdikke architectuurboeken gepubliceerd – een genre dat trouwens dat trouwens zelden verder komt dan de salontafel. Zijn werk valt in de smaak bij belangrijke critici en hij bouwt over de hele wereld, maar toch, het is niet genoeg voor de Pritzker Prize. Nog niet… want bij Wiel Arets weet je het nooit.

Hoezo?

Geldingsdrang en zucht naar erkenning zijn de fundamenten onder zijn carrière. Zoals een medewerker ooit over hem zei: “Er zijn op de wereld wel honderd architecten die beter zijn dan Wiel, maar er is niemand die zijn werk zo goed weet te verkopen.” Hij reist de hele wereld over, heeft meer air miles verzameld dan André Rieu. Dat heeft ‘ie als jongen uit de Heerlense volkswijk Molenberg toch maar mooi voor elkaar.

Een handige marketeer dus?

Handig is ‘ie zeker. Naar zijn ontwerp wordt nu in Zürich het hoofdkantoor van verzekeraar Allianz gebouwd, voor meer dan 200 miljoen Zwitserse franken. Naar verluidt heeft Arets voor die klus via een slimme constructie een topgage bedongen. En passant probeert hij er, via de bevriende directeur van designfabrikant Vitra, ook door hem ontworpen kantoormeubilair te slijten.

Arets heeft zich dus ook tot veelzijdig ondernemer ontwikkeld. En geef hem eens ongelijk. In de loop der jaren zijn de gages van architecten, in verhouding tot de totale bouwprijs, alleen maar gedaald. Ook artistiek gezien is het vak flink geëvolueerd. Eigenwijze donders als Peter Zumthor daargelaten komen de grote namen zelf nog amper aan ontwerpen toe. Te druk, architectuur is big business. Belangrijk is dat hun medewerkers begrijpen wat de meester bedoelt en in zijn geest kunnen ontwerpen. De grote architecten van de 21e eeuw zijn meer regisseur dan ontwerper.

Hoe is het gesteld met zijn erkenning?

Arets opereert als het middelpunt in een zelf vormgegeven universum. De laatste jaren laat hij zich in zijn geboortestreek ook gelden als visionair. In 2008 hield hij in Schunck Glaspaleis de Peutzlezing met als titel Dromen over Zuidstad. In Maastricht is inmiddels een jaarlijkse lezing vernoemd naar dat concept, een visioen waarin hij een verstedelijkt Zuid-Limburg de allure van een metropool toedicht. Arets zelf was half december de eerste spreker. Zijn lezing hield het midden tussen een twee uur durende zelffelicitatie en een grabbelton van afgestofte ideeën, bij elkaar gehouden door gevatte oneliners en kekke gadgets uit de marketingwereld.

Zuid-Limburg als metropool? Zoals Tokyo, Sao Paulo, Beijing?

Een echte visionair geeft zijn dromen de ruimte, én hij gelooft in de maakbaarheid van de wereld. Bij de ontwikkeling van de meeste metropolen is echter geen architect te pas gekomen. Nog steeds prijzen we ons gelukkig dat de megalomane stedenbouwkundige visioenen van Le Corbusier nooit werkelijkheid zijn geworden.

Wat vinden we, ten slotte, van de expositie in Heerlen?

De presentatie is verspreid over alle verdiepingen van het Schunck-gebouw, inclusief trappenhuis en vitrine. Vooral in de kelder is het een wondermooie opstelling geworden. Tussen de karakteristieke Peutz-pilaren staan op DesBouvrie-achtige witte blokken grote Apple-schermen opgesteld waarop beelden van Arets-gebouwen worden getoond. Helemaal in de geest van het radicaal minimalisme van zijn architectuur dus.  Aan de wanden van deze white cube hangt een fotografische chronologie van 1982 tot heden. Verder de gebruikelijke maquettes, in hout of piepschuim. Wat jammer is: van bewoners en gebruikers, voor wie al die mooie gebouwen toch zijn bedoeld, geen spoor.

Dat is toch altijd zo bij architectuurexposities?

Toch hoop je elke keer opnieuw op een expositie die níet blijft steken in een  traditionele opsomming van iemands meesterwerken. Maar ook in deze presentatie, waar Arets zelf zwaar de hand in had, is weinig aandacht voor de maatschappelijke context waarin dit oeuvre tot stand kwam. Wel zijn er filmpjes te zien waarop Arets zijn ideeën uiteenzet, en is er een boek, formaat baksteen, waarin de hoofdrolspeler wordt neergezet als denker en visionair. Dat is ook zo’n rare trend onder architecten, dat ze op enig moment in hun loopbaan als filosoof willen worden beschouwd. Jammer, want in de meeste gevallen zijn ze dat niet.

Door al die (veelal Engelstalige)  pretenties wordt de drempel van de expositie voor doorsnee Heerlenaren wel erg hoog. Da’s pech voor mensen uit Molenberg, de wijk waar de wereldburger Arets ooit opgroeide, die vast willen weten hoe die dekselse Wiel het allemaal voor elkaar heeft gekregen.