De carrière van dirigente Kristiina Poska klinkt als een aaneenrijging van toevalstreffers. Met steeds dat ene, terugkerende woord: wortels. CHRISTIANE GRONENBERG sprak met de Estse en volgde het spoor, een steenworp over de grens, naar de wortels van de stukken van César Franck. “Ineens begreep ik zijn muziek. Het voelde als een wonder.”

Völkerich, de plaatsnaam klinkt zó Duits dat ik even twijfel of dit nog wel Wallonië is. De man op de steiger roept zijn collega. Of hij deze wandelaarster kan aanwijzen waar huize Franck ligt. Jazeker, zegt deze, suivez-moi. Even later lopen we het erf op van een boerderij – of is het een landhuis? Aan elke kant ziet het er anders uit: vakwerk van baksteen, grijze plastic verkleding, witgepleisterd of onbewerkt zandsteen. “Dit was het huis van de familie Franck”, zegt hij, “de jonge César kwam hier tijdens vakanties op bezoek bij zijn onkel.” Hij wijst me nog het Drielandenpunt iets verderop – “dort, auf dem Hügel” -, dan moet hij terug, naar de verbouwing van het huis van zijn zoon.

Het is de Estse dirigente Kristiina Poska die me een dag eerder op het idee voor deze wandeling brengt. Aan de telefoon vanuit Bazel vertelde ze me dat César Franck in Luik is geboren, en dat zijn vaders familie uit Völkerich komt, een gehucht in de noordoostelijke uithoek van België. Poska: “Men zegt dat je in de Ardennen moet hebben gewandeld om de muziek van César Franck te begrijpen.”

Dat wil Kristiina Poska (Türi, 1978) dus ook nog voor zichzelf “georganiseerd krijgen” voordat ze eind januari Francks Symfonie in d met de Philharmonie Zuid-Nederland opvoert. Niet dat Francks werk nieuw voor haar is, bepaald niet. Ze zegt een bijzondere relatie met de symfonie te hebben die ze tien jaar geleden in Chemnitz voor het eerst dirigeerde. “Ik herinner me vooral de worsteling. Ik had een concept uitgewerkt waaruit ik alles wilde afleiden, van intonatie tot tempi. Ook na veel studie bleven er passages die niet wilden rijmen met mijn concept. Ik bleef dingen omgooien.”

De tweede keer was een concert in 2017, zij viel in voor een zieke collega bij het Nederlands Philharmonisch Orkest. “Ik had maar één dag voorbereidingstijd. Ik zat in het vliegtuig naar Amsterdam en opende de partituur, voor het eerst in acht jaar. De herinnering aan de worsteling was meteen terug. Maar ineens keek ik er met andere ogen naar, ik begreep de passages waar ik eerst maandenlang niet uitgekomen was. Het voelde als een wonder.” Na een korte pauze: “Natuurlijk heeft het gewoon met persoonlijke ontwikkeling te maken.”

In de voorbereiding op de uitvoering met Philharmonie Zuid-Nederland verwacht ze zeker weer nieuwe kanten aan het werk te ontdekken. Misschien, vat zij samen, zit hierin wel het geheim van Francks symfonie: “In deze muziek kun je in elke fase van je leven iets anders vinden.”

César Franck.

De Symfonie in d-mineur van César Franck (1822-1890), de enige symfonie in zijn oeuvre, werd bij de première in 1889 opvallend kritisch ontvangen. Politieke gevoeligheden speelden hierbij een cruciale rol. De Frans-Duitse oorlog van 1870/1871 had een grote kloof tussen de twee landen geslagen, ook muziek werd ineens met een politieke bril bekeken. Die was in de voorafgaande decennia sterk beïnvloed geweest door Duitse componisten, bij het opbloeiend Frans patriottisme na 1871 een ondraaglijke toestand. Componist Camille Saint-Saëns richtte de Société Nationale de Musique op, een vereniging ter bevordering van een Franse muziekstijl, waarvan ook César Franck lid werd.

Na vijftien jaar ontstond binnen de Société een schisma, met aan de ene kant de groep (met daarin César Franck) die ook niet-Franse muziek omarmde, vooral werk van Duitse componisten, zoals Richard Wagner. Door het andere kamp werd deze openheid als verraad aan de Franse muziek gezien; de tweespalt leidde leidde tot het aftreden van Saint-Saëns als voorzitter.

Franck had in het begin van de oorlog nog aan een patriottisch stuk gewerkt ter ondersteuning van de Franse soldaten, de capitulatie kwam voordat hij zijn werk had voltooid. Staand op het erf in Völkerich dringt zich de gedachte op dat het voor Franck als een onmogelijkheid moet hebben gevoeld om een deel van de muzikale rijkdom waarmee hij was opgegroeid – de werken van Bach, Beethoven, Wagner – buiten beschouwing te laten.

Franck werd in 1822 in Luik geboren. Zijn familie verhuisde in 1835 naar Parijs waar hij het grootste deel van zijn verdere leven zou doorbrengen. Het huis in Völkerich bleef in handen van zijn vaders familie, zoals de klussende gids bij mijn wandeling vertelde bracht de jonge César hier een deel van zijn vakanties door. Zijn moeder was Duitse, ze kwam uit Aken, een boogscheut hier vandaan. Stel nu, zoals Léon Vallas, een van Francks biografen, suggereert, dat moeder Franck haar zoon met Duitse liederen in slaap heeft gezongen. Voor César Franck zou het juist als verraad hebben gevoeld om de Duitse muziek uit zijn geest te verbannen: verraad aan zijn eigen wortels.

“Ik denk dat we meerdere dingen tegelijkertijd kunnen zijn”, zegt Kristiina Poska zo’n 140 jaar later, in een tijd waarin iedereen het heeft over identiteiten. “Ja, ik voel me Europees. Ja, ik voel me thuis in het Duitse taalgebied. En ja, ik voel me Estse.” Dagelijks schippert zij tussen culturen. Kleiner zou de horizon voor haar niet mogen zijn. “Ik snap dat mensen bang worden als zij het gevoel krijgen dat hun iets afgepakt wordt en dat zij aan één identiteit willen vasthouden. Maar ik ga er niet mee akkoord als iemand zegt dat ik maar één ding tegelijkertijd kan zijn.”

De muzikale vonk sprong bij de zesjarige Kristiina over toen zij met pianoles begon. De vonk werd een vuurtje toen zij in Tallinn voor het eerst orkestmuziek hoorde: het Nationaal Orkest van Estland repeteerde de Zevende symfonie van Beethoven. “Dat moment veranderde mijn leven. Maar ik had nooit het idee dat ik dirigente wilde worden. Ik volgde meer een abstracte droom van een leven in klank.”

We voeren ons gesprek in het Duits, sinds 2004 haar “werktaal”. Het was het jaar dat Poska voor een studie orkestdirectie naar Berlijn trok; in tegenstelling tot haar meeste collega’s kwam zij niet voor een zekere professor, maar voor de stad. “In Berlijn zijn alleen al drie grote operahuizen en vijf toporkesten. Daar kun je niet veel verkeerd doen.” Ze zou er vijftien jaar blijven, waarvan vier als Kapellmeisterin bij de Komische Oper Berlin.

Kristiina Poska: “Een verandering begint aan de binnenkant, het uiterlijke is dan alleen nog maar een bevestiging van wat zich innerlijk al voltrokken heeft.”. Foto Wouter Maeckelberghe.

Wanneer ze over de stappen in haar carrière spreekt, klinkt het als een aaneenrijging van toevalstreffers – plus een portie geluk. Over haar benoeming voor seizoen 2019-2020 als muzikaal leider van Theater Basel: “Het is een soort uitzonderingssituatie, ontstaan door een wissel van intendanten. Dat ik hierdoor deze titel heb gekregen is van minder belang.” Maar ook zeker niet verkeerd, geeft ze toe.

En dan blijken aan al dat ‘toeval’ intuïtieve keuzes ten grondslag te liggen, waarbij steeds dat ene woord terugkomt: wortels. Haar eerste grote stap, de studie in Berlijn, beschrijft ze als een zoektocht naar muzikale wortels. “Ik wilde naar de wieg van de Westerse klassieke muziek. Die kun je het beste ter plekke bestuderen, was toen mijn gevoel, en dat kan ik nu bevestigen. Het is echt opvallend hoe levendig de muziek- en orkesttraditie in het Duitstalige gebied is. Geen wonder: neem Bach, of later Beethoven en zijn literaire tijdgenoten Schiller en Goethe. Bekijk dan eens wat zich in dezelfde periode 1.500 kilometer verder oostwaarts in Estland afspeelde – helemaal niets! In Estland hebben we deze muzikale en literaire wortels niet, we hebben ze later geïmporteerd.”

Poska zal ook de komende jaren in West-Europa blijven werken. Vorig jaar werd ze benoemd tot chef-dirigente van het Symfonieorkest Vlaanderen. Ze wist zelf niet dat ze de behoefte had, maar is nu heel blij dat ze een artistiek thuis heeft gevonden. Al op de eerste dag voelde het als haar orkest. Waarvoor ze viel? “Voor het transparante, kamermuzikale klankbeeld en voor de mentaliteit in dit orkest.”

Ook met Nederlandse orkesten heeft ze altijd graag samengewerkt. Flexibiliteit en een menselijke werksfeer zijn haar daarbij opgevallen. Bij de drie concerten in Eindhoven, Breda en Den Bosch met de Philharmonie Zuid-Nederland zal ze, voor het eerst, samenwerken met pianist Hannes Minnaar (“zijn Beethoven-interpretaties behoren tot mijn favorieten”), hij speelt het Pianoconcert in G-majeur van Maurice Ravel.

Tot slot heeft de dirigente nog een verrassing in petto, waarbij opnieuw de zoektocht naar wortels de doorslag gaf: ze is terugverhuisd naar Tallinn. “Heimat ruft!”, zegt ze. “Back to the roots!”

Ze ziet het ook bij vrienden en kennissen gebeuren. Zou het iets met een levensfase te maken hebben? “Het was vroeger ontzettend belangrijk voor mij om weg te gaan en andere lucht te ademen.” Dat kon in Berlijn; thuis in Estland was het te klein en benauwd geworden. “Later in je leven beginnen de vragen te dringen over wie je bent en waar je vandaan komt. Ik voelde het verlangen naar een fysiek contact met die wortels. Ik heb nog veel vrienden en familie in Estland. Ik wilde er meer zijn, echt aanwezig zijn. Ik heb het niet zo gepland, het was een sluipend proces, tot ik ineens tegen mezelf zei: hé, je bent terugverhuisd. Zo gaat het altijd. Een verandering begint aan de binnenkant, het uiterlijke is dan alleen nog maar een bevestiging van wat zich innerlijk al voltrokken heeft.”

Philharmonie Zuid-Nederland o.l.v. Kristiina Poska speelt de Symfonie in d van César Franck , Die Meistersinger von Nürnberg (prelude) van Richard Wagner en het Pianoconcert in G-majeur van Maurice Ravel, met Hannes Minnaar op piano. Op 31/1 in Eindhoven, op 1/2 in Breda en op 2/2 in Den Bosch. philharmoniezuidnedland.nl