Lange tijd verkeerde acteur Hein van der Heijden in onzekerheid over zijn kwaliteiten. Hij vertrok bij Toneelgroep Amsterdam en speelde in The Lion King. Eenmaal terug bij het serieuze toneel maakte hij een zegetocht die hem in één jaar twee Louis d’Ors opleverde. “Ik ram ik mijn teksten erin voordat de repetities beginnen. Ik wil de onzekerheid vóór zijn.”

Hij weet niet meer of hij Paul Simon speelde of Art Garfunkel – “Ik denk Simon” – maar wel dat hij met zijn twee jaar oudere broer Guus ooit The Boxer zong tijdens de finale van de Janus-competitie in de Schouwburg Heerlen. Twee middelbare scholen – Bernardinus en Coriovallum – bestreden elkaar daar met jeugdige podiumacts. Hein van der Heijden zal een jaar of vijftien zijn geweest en wist: “Dit is wat ik het allerliefste wil, op een podium staan.”

In zijn ouderlijk huis, aan de Lintjensstraat in Heerlen, bestond toneel niet. Muziek wel. Vandaar dat Van der Heijden als jonge ‘roadmanager’ zijn rockende broer en kornuiten (van het lokaal populair schoolbandje Mess) rond reed. “Terwijl mijn broer op het podium stond, zat ik in de zaal. Te kwijlen. Later is hij ook naar mij komen kijken. Waren de rollen omgedraaid.”

Het zou nog een aantal jaar en een paar omwegen duren voordat Hein van der Heijden (Heerlen, 1958) daadwerkelijk de Arnhemse Toneelschool binnenstapte en van daaruit de theaterwereld. Eerst ging hij Nederlands studeren, maar raakte het spoor bijster. Via een studententoneelclub belandde hij in kleine theaters, deed auditie in Amsterdam en Maastricht maar klapte volledig dicht. “Ik had geen idee wat van mij verwacht werd. Gelukkig ging het in Arnhem vlekkeloos. Er waren een paar honderd auditanten, maar ik werd gekozen. Dat gaf een kick.”

Nu, een kleine veertig jaar later, durft hij eindelijk met volle overgave te zeggen: “Ik ben acteur.” Begin dit seizoen kreeg hij publiekelijk eer van zijn werk toen hij werd gelauwerd met de Louis d’Or, de belangrijkste toneelprijs voor acteurs. Hij liet coryfeeën als Pierre Bokma en Gijs Scholten van Aschat achter zich. Van der Heijden had bovendien een primeur: hij ontving de Louis d’Or voor twéé rollen, hij speelde Vincent van Gogh in Vincent en Theo, en de misantropische dokter Astrow in Tsjechovs Oom Wanja. “Zo’n prijs is prachtig, een geweldige erkenning. Maar ik voel ook de druk op mijn schouders. De verwachtingen worden nog groter. Ik ben in andermans ogen nu de grote jongen. In het repetitielokaal denken collega’s: ‘Hij weet het vast wel’. Maar voor mij blijft acteren keer op keer een zoektocht. In mijn hart blijf ik bang het niet waar te kunnen maken. Daarom werk ik keihard, ram ik mijn teksten erin voordat de repetities beginnen. Ik wil de onzekerheid vóór zijn.”

Met succes. Op de ochtend van het interview schrijven landelijke dagbladen lovend over Van der Heijdens nieuwe rol in de slotaflevering van de roemruchte theatercyclus Mightysociety van theatermaker Eric de Vroedt. Van der Heijden vertolkt een verweesde ondernemer die als vrijlustige pensionada in Surabaya zoekt wat hij thuis, in Nederland bij zijn zoon en ex-vrouw, niet heeft kunnen waarmaken. Zijn Aziatische liefdesavonturen bezorgen hem een hartaanval, waarna zoon en ex stand hem komen opzoeken in het in erotisch licht gedompelde hotel. Een harde confrontatie volgt, tussen zoon en vader, tussen het oude Europa en het nieuwe Azië. Van der Heijden gaat er vol in en laat zijn personage voortdurend laveren tussen val en wederopstanding. Hij manoeuvreert hem subtiel naar het randje van financieel, familiair en persoonlijk bankroet.

Ook in eerdere delen van de Migthysociety-cyclus speelde Van der Heijden opvallende rollen. Hij won de Arlecchino voor zijn bijdrage aan Mightysociety4, over de onmenselijke kant van het kapitalisme. Die rol ervaart hij nog steeds als een geschenk uit de hemel. Na een lange verbintenis met Toneelgroep Amsterdam had hij een jaar lang de rol van Scar vertolkt in de hitmusical The Lion King. Hoe succesvol ook, Van der Heijden maakte er niet de blits mee bij zijn oud-collega’s in de hoofdstad waar musical wordt gezien als een inferieur genre. En hij was al met gemengde gevoelens bij het hoofdstedelijk gezelschap vertrokken. “Als je gevraagd wordt voor Toneelgroep Amsterdam, denk je de Tempel van het Toneel te hebben bereikt. Maar ik liet mij intimideren door het intellectuele blok van regisseur Gerardjan Rijnders en zijn dramaturge Janine Brogt. Ik zat ook verkeerd in de hiërarchie. Kreeg niet de rollen waarin ik mij kon manifesteren. Ik voelde mij een provinciaal in een koud bad. Gerardjan was toen ook niet de juiste regisseur voor mij. Hij werkt observerend. Ik heb een acteursregisseur nodig. Iemand als Eric de Vroedt, die streng en precies acteurs regisseert naar vlieghoogte. Eric haalt alles uit mij wat er inzit. Theu Boermans is ook zo iemand. Ik zou graag eens met Theu willen werken.”

Hij geeft toe dat hij er te lang is blijven hangen, bij Toneelgroep Amsterdam. Met als dieptepunt het project Ik ben bang (2001) van Cyrus Frisch (de eerste gastregisseur die de nieuwe artistiek leider Ivo van Hove aantrok). Van der Heijden en zijn collega’s trokken zich woedend terug uit het in hun ogen onzinnige project terug. Kort daarop vertrok hij naar de musicalwereld, naar The Lion King. Daar was hij na een jaar klaar mee. “Elke week acht keer spelen, al die types bij premières. Ik verlangde terug naar het anarchisme van kleine toneelgroepen zoals Dood Paard en Nieuw West.”

Inmiddels schakelt Van der Heijden moeiteloos over van een vrije productie als Oom Wanja naar het maatschappijkritische theater van De Vroedt. Dat hij weer een Tjechov – De Kersentuin – gaat spelen in een regie van Gerardjan Rijnders, zegt iets over zijn gegroeide zelfvertrouwen. ”Nu klikt het prima met Gerardjan. Dat intimiderende heb ik van mij afgeschud. Het woord ‘provinciaal’ ervaar ik als geuzennaam. Soms twijfel ik nog en verval ik weer in die beschetenheid. Maar die kan ik makkelijker van mij afzetten.”

Waar die eeuwige twijfel vandaan komt? De vroege dood van zijn vader? Mogelijk. Zijn vader overleed op zijn 33-ste aan een hersenbloeding. Van der Heijden was anderhalf jaar. Zijn moeder was in verwachting van zijn jongste broer. “In Heerlen waren we ‘import’. Mijn moeder kwam uit Den Bosch, mijn vader uit Eindhoven, hij werkte als ingenieur bij de mijnen. Mijn moeder heeft ons in haar eentje opgevoed.”

Lange tijd was Van der Heijden gevoelig voor zijn moeders angst voor dat gekke theater. “Zij vindt toneel echt doodeng.” Zijn liefde voor performance heeft hij waarschijnlijk van zijn vader. “Een oom bezocht ooit een voorstelling. Hij was geëmigreerd, had mij niet gevolgd en raakte volledig in verwarring. Mijn motoriek, mijn spel, mijn uitstraling, in alles zag hij zijn overleden broer op het podium.”

De vader-zoon-thematiek van Mightysociety heeft Van der Heijden weer aan het denken gezet. “Ik heb geen voorbeeld waaraan ik mij voor deze rol kan spiegelen, niet in negatieve of positieve zin. Behalve de vader die ik nu zelf ben.” Van zijn vaders dood kan hij zich niets herinneren, maar hij geeft hem nog altijd een plekje in de zaal, bij elk optreden, als ritueel. “Dan zie ik hem binnenkomen en achter in de zaal plaatsnemen. Ik groet hem altijd.”

Ooit speelde hij samen met Gerard Thoolen bij Stichting Premiere. “Een geweldige man, moeilijk, manisch-depressief maar getalenteerd en emotioneel. Hij speelde mijn ritueel mee en vroeg me wat mijn vader in de zaal van mijn optreden vond. ‘Mwah’, zei ik dan, ‘meestal vindt hij het niet zo goed’. ‘Dat gaan we veranderen’, riep Gerard. ‘We gaan zorgen dat hij jou een staande ovatie geeft.’ En dan stond hij na afloop met de duimen omhoog te zwaaien naar ‘mijn vader’. ‘Zie je, hij is trots op je.’ Dat heeft geholpen. Je hebt iemand nodig die je een duw in de goede richting geeft.”

Deze maand beginnen de repetities voor de derde Tsjechov, De Kersentuin, na De Meeuw en Oom Wanja. Naast Jules Croiset, Saskia Temmink en Paul R. Kooij maakt ook Carine Crutzen deel uit van de cast. “Carine woonde vroeger in Heerlen bij ons om de hoek, in Bekkerveld. Carine is een geweldige actrice, maar vreemd genoeg heb ik nooit met haar gespeeld. Vroeger niet op straat, later niet in het theater. Het is toch mooi dat ik nu eindelijk met mijn buurmeisje op het toneel sta.”

De jury over Louis d’Orwinnaar
Hein van der Heijden,
gelauwerd voor twee rollen:
als Vincent van Gogh in Vincent
en Theo, en dokter Astrow in
Oom Wanja. “Van der Heijden
laat de laatste jaren een
opmerkelijke ontwikkeling
zien in zijn acteurscarrière,
die dit seizoen culmineerde in
twee indringende, expressieve
rollen. In Vincent en Theo geeft
hij gedreven en technisch
knap gestalte aan de manischdepressieve,
getroebleerde geest
van een kunstenaar. In Oom
Wanja schakelt hij prachtig van
euforisch naar melancholiek,
en geeft daarmee inzicht in de
teloorgang van illusies.”

Mightysociety10 van Eric de Vroedt/Toneelgroep Amsterdam op
6 december om 20.30 uur in AINSI.
Tsjechov 3: De Kersentuin van Hummelinck Stuurman op 9 april om
20.00 uur, in Parkstad Limburg Theaters Heerlen.