Het twaalfde-eeuwse fenomeen Hendrik van Veldeke leefde op de grens van twee taalgebieden. Daarom is zijn imposante oeuvre het startpunt van zowel de Nederlandse als de Duitse literatuur. De pionier die aan de basis stond van een nieuwe middeleeuwse volkstaalliteratuur, wordt nu in Hasselt en Maastricht uit de mottenballen gehaald.

Henrik van Veldeke, een flexibele grensganger

Zou de Hasseltse schepen van cultuur inmiddels het boek The Creative City van Richard Florida op z’n nachtkastje hebben liggen? Kwam hij halverwege tot de conclusie dat een jenevermuseum en een standbeeld van Suske & Wiske wat mager is om de stad op te stoten in de vaart der volkeren? Kreeg hij plots de ingeving dat good old Hendrik van Veldeke een ideale city marketing tool is? Hoe het ook zij, de Belgisch-Limburgse hoofdstad staat vanaf volgende maand in het teken van deze eerste bij naam bekende dichter uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis.

Nee, Veldeke is niet de auteur van Hebban olla vogala nestas. De eerste literaire zin in het Nederlands stamt uit de elfde eeuw, terwijl Veldeke pas rond 1128 werd geboren – vermoedelijk in Spalbeek, onder de rook van Hasselt. Hij mag een euregionalist avant la lettre worden genoemd.
Frits van Oostrom, kenner van de middeleeuwse literatuur, noemt hem in zijn monumentale boek Stemmen op Schrift (2006) een ‘flexibele grensganger’. Veldeke opereerde immers in het Maasland, een lappendeken van gebiedjes, graafschappen en hertogdommen. “In de streek van Maas en Nederrijn was geen gebrek aan wereldse elite”, aldus Van Oostrom. “En de adel onderhield hartelijke betrekkingen met de clerus. Die kruisbestuiving van kerk en wereld leidde tot een bloei van de kunst en de economie. Ook de vernieuwing van Veldeke – hij introduceerde de hoofse literatuur – viel op dit snijvlak van culturen in vruchtbare aarde.”
Veldeke schreef in het Middel-Nederlands, Limburgs en Duits. Vandaar dat ook de Duitse literatuur bij hem begint. Om met de middeleeuwse schrijver Gottfried van Straatsburg te spreken: Er impete daz êrste rîs in tiutéscher zungen (Hij entte het eerste takje op Duitse tongen).
Veldekes oeuvre bestaat uit poëzie, minneliederen, heiligenlevens en romans. Zijn eerste werk is de Sente Servas, bestaande uit zesduizend hagiografische gedichten over de heilige Servatius, de Armeense diplomaat die het schopte tot patroonheilige van Maastricht. Volgens Van Oostrom was de plaatselijke koster Hessel, tevens uitbater van een logement dat door pelgrims werd gefrequenteerd, de mecenas van Veldeke. “Hessel had er dus alle belang bij dat reclame werd gemaakt voor Maastricht als bedevaartsstad. Hier waren de kerkschatten van Sint-Servaas te zien: zijn gebeente, kromstaf en zilveren sleutel. Maar de tekst is niet alleen propaganda, ze is levendig en dramatisch. Zijn epische vormvaste rijm, zo verfijnd als de goudsmeedkunst uit die tijd, paste hij toe op een sacraal verhaal. Dat was uniek.”
Een ander hoogtepunt is de Eneide, een ridderroman gebaseerd op Vergilius’ epos over de Trojaanse halfgod Aeneas. Het lemma ‘Heinric van Veldeke’ van de Limburgse versie van Wikipedia vermeldt in onvervalst Nuths dialect dat “dit wèrk is gesjriëve rond 1175 op ’t hof van de graaf van Kleve” en dat “allein de Middelduutsje vertaling van de Eneide de historie haet euverlaef”.
Van schrijver en uitgever Paul Weelen, al jaren gefascineerd door de figuur Veldeke, verscheen onlangs de roman De droom van de minnezanger. Ter voorbereiding bezocht hij alle plekken waar Veldeke zijn leven heeft doorgebracht: kloosters, kastelen en landschappen in Sint-Truiden, Mainz en Thüringen. “Het is een verslaving die al tien jaar duurt. Ik begin me zelfs met hem te identificeren”, zegt Weelen. “Veldeke was reislustig, maakte liedjes, gaf optredens, schreef boeken en paste zich steeds talig aan zijn publiek aan. Dat doe ik ook allemaal.”
Heb je voor de romanvorm gekozen omdat zijn leven in nevelen is gehuld?
“Dat valt wel mee. Wat bekend is, is te weinig voor een historisch boek en te veel voor een roman. Maar alle feiten in mijn boek kloppen. Zo kwam hij regelmatig aan het hof van de Duitse keizer Frederik Barbarossa. Collega-schrijver Ton van Reen deed de suggestie om van Veldeke een homoseksueel te maken. Maar dat ging me toch een stap te ver.”
Waarom is Veldeke zo onbemind bij het grote publiek?
“En dat voor zo’n groot dichter, revolutionair omdat hij religieuze én wereldse thema’s aansneed. Tja, het is de schuld van de intelligentsia die de eigen roots het liefst verzwijgt. Umberto Eco schrijft over dezelfde periode en zijn romans verkopen als een tierelier! Misschien had ik er ook een detective van moeten maken… Of zou Veldeke geassocieerd worden met de gelijknamige dialectvereniging en dus met stoffig & ouderwets?”
Hoewel schrijver-essayist Cyrille Offermans niet kan worden betrapt op een overmatige belangstelling voor literair-historische aspecten van eigen streek, vormt het werk van Veldeke een uitzondering. Als lid van de commissie die in opdracht van het Letterkundig Museum in Den Haag het Pantheon van onze honderd grootste dode schrijvers heeft opgesteld, maakte hij zich sterk voor nominatie van de Maaslandse minnezanger: “Bij Veldeke begint onze literatuur en meteen op hoog, op z’n minst interessant, niveau. Ik vind het trouwens niet geheel verantwoord om zijn werk tot de Limburgse of Nederlandse literatuur te rekenen, eenvoudigweg omdat die nog niet bestonden als geografische eenheden.”
Een ander probleem vormt volgens Offermans de toegankelijkheid. “Zijn werk is moeilijk leesbaar. Het is eigenlijk alleen te doorgronden door neerlandici en kenners van de middeleeuwse filologie.”
Zo’n connaisseur is de uit Maastricht afkomstige letterkundige Ludo Jongen. Hij legt momenteel de laatste hand aan een jeugdboek met de dubbelzinnige titel: Het raadsel Van Veldeke. In 1993 vertaalde Jongen de Servaaslegende waarvan hij vorig jaar een Engelstalige versie verzorgde. Jongen: “Die is zelfs aangeschaft door de bibliotheek van Hongkong.”