“Je merkt dat de nieuwsgierigheid toeneemt. Mensen willen nu wel eens gaan zien wat er van C-mine geworden is.” Burgemeester Wim Dries van Genk is trots op de tot creatieve cluster omgetoverde voormalige mijngebouwen van Winterslag. Over het afhouden van projectontwikkelaars, de vier pijlers die C-mnine moeten gaan dragen en het nieuwe imago van de stad.

Het best verstopte plekje van Limburg

Ooit speelde Wim Dries de mannelijke titelrol in Romeo & Julia. Hij was ook jarenlang actief in vlaggendansgroep Symbolica (“Geen vendelzwaaien!”) en werkte achter de schermen bij een aantal theaterproducties in Genk. Die actieve rol heeft de 38-jarige ingeruild voor een passieve, die van cultuurconsument. “Mijn vrouw en ik hebben een abonnement op de schouwburg. Zij zoekt uit. En als er op woensdag- of zaterdagmiddag familievoorstellingen zijn, ga ik daar met mijn kinderen naartoe. Dat weten ze hier in huis. Daar word ik voor vrij geroosterd.”

Sinds december vorig jaar is de christendemocraat Wim Dries (Genk, 1972) burgemeester van Genk. Het project C-mine kent hij al uit zijn jaren als raadslid en als bestuurslid van het cultuurcentrum. Hij praat er met geestdrift over, als een onstuitbare verkoper over zijn beste waar. “Als ik al niet ambitieus ben, wie moet het dan wel zijn?”
Tijdens zijn eerste raadsvergadering als schepen, in december 2002, kwam de ontwikkeling van het voormalige mijnterrein van Winterslag aan de orde. Een jaar eerder had de gemeente Genk de site gekocht. “Op de Europese aanbesteding kwamen drie soorten belangstellenden af: ondernemers die er hun zaak wilden vestigen, kunstenaars en projectontwikkelaars met een instelling van ‘We weten nog niet wie er gaat komen, maar geef ons de vrije hand en we maken er hét mekka van de wereld van’. Met het laatste soort partijen en vormen van publiek-private samenwerking hadden we in het verleden niet altijd even goede ervaringen. Voor een deel van de historische gebouwen waren ook niet of nauwelijks private partners te vinden. Neem de voormalige energiegebouwen, die hebben zowel aan de binnen- als aan de buitenkant een beschermde status. Daarom hebben we gekozen voor een andere aanpak, waarbij we als stad de regie hielden. We hebben het terrein opgedeeld in deelprojecten. Daarover zijn we gaan onderhandelen met andere partijen.”

Was het concept van C-mine meteen duidelijk?
“Dat gebeurde werkendeweg. C-mine heeft vier pijlers. De eerste is educatie. De MAD-faculty zit er. MAD staat voor Media and Design. Het is een hogeschool. Studenten kunnen er hun bachelor en master halen, 450 zijn het er op dit moment. Toerisme en recreatie vormen de tweede pijler. De bioscoop is er al een tijdje. Volgend jaar opent C-mine Expeditie, een betaalde attractie waar mensen op een vernieuwende manier kennis kunnen maken met verleden, heden en toekomst van Genk. De terril, de mijnsteenberg, wordt omgevormd tot een park. Het is een enorm terrein, zo groot als Hasselt binnen de ringweg om het centrum.
Creatieve economie is een derde poot. Er zijn al mooie bedrijven neergestreken op C-Mine, zoals Nascom, actief op het gebied van web-development, ontwerper Piet Stockmans en Painting With Light dat onder meer op virtuele wijze het lichtontwerp voor concerten en theatervoorstellingen regelt. Een aantal fraaie ruimtes in de voormalige energiegebouwen is te huur voor congressen, seminars en feesten. Met het Design Innovation Lab willen we het out-of-the-box denken gaan stimuleren: ongebruikelijke partijen moeten er samen tot creatieve oplossingen gaan komen. Laat een kunstenaar eens kijken naar het productieproces bij Ford. Maar er heeft zich ook al een advocatenkantoor gemeld dat de bedrijfsvoering wil doorlichten.
Tot slot is er de cultuurcreatie, de kunst. Als stad zijn we daar mee ingestapt via het nieuwe cultuurcentrum met een schitterende theaterzaal voor vijfhonderd bezoekers en een vlakke zaal met tweehonderd zitplaatsen of achthonderd staanplaatsen, die weer heel andere mogelijkheden biedt.”

Niet direct een makkelijk, eenduidig verhaal om mee naar buiten te treden.
“Communicatief heb je baat bij één duidelijk uitgangspunt. Dus is vier pijlers niet echt handig. Maar ik ga met een aantal anderen veel de boer op voor lezingen. Dan worden mensen wél enthousiast.”

Mensen associëren Genk niet direct met cultuur. Dat lijkt me ook lastig.
“Genk staat niet op het netvlies van mensen. Wij spreken wel eens over het best verborgen plekje van Limburg. Als er al een beeld bestaat, dan is het dat van een grijze industriestad. Van dat imago afkomen kost tijd. Het openen van C-mine helpt daarbij. We hebben mooie ambities als stad, maar zonder iets tastbaars lijkt het op het verkopen van gebakken lucht.”

Genk figureert ook niet in het rijtje van euregionale steden die de kandidatuur van Maastricht als culturele hoofdstad 2018 mee ondersteunen.
“Om dezelfde reden. Het is de onbekendheid. In Vlaanderen is het al aan het verbeteren. In 2012 zijn we wel een van de sleutelplaatsen als de kunstbiënnale Manifesta naar Belgisch-Limburg komt. Vanuit Maastricht is om die reden al contact gezocht met ons. Prima, hebben wij gezegd, maar dan willen wij ook iets betekenen richting culturele hoofdstad.”

Grootstedelijkheid uit het niets scheppen, kan dat eigenlijk wel?
“We zijn pas sinds tien jaar officieel stad. Daarvoor waren we gewoon een gemeente bestaande uit verschillende wijken, zoals Zwartberg, Waterschei en Winterslag. Kijk hier uit het raam en zie het centrum zoals dat enkele decennia geleden is neergezet. Een eerste poging om de gemeente een hart te geven. Al die hoogbouw is typisch jaren zestig. Genk expandeerde geweldig. De mijnen waren nog volop in bedrijf. Ford en Arcelor Mittal waren net naar hier gekomen. De gedachte bestond dat hier een nieuwe metropool aan het groeien was. Men ging uit van inwoneraantallen van rond de 120.000. Dat zijn er uiteindelijk 60.000 à 70.000 geworden. C-mine ligt op achthonderd meter van het centrum. De bedoeling is dat we met de ontwikkeling daar en de spin off er omheen een groter hart van Genk gaan creëren. Dat zal niet vanzelf gaan, maar enige tijd kosten.”

C-mine heeft veel geld gekost. Gaat u dat allemaal terugverdienen?
“Niet allemaal en wat we precies terugverdienen door bijvoorbeeld extra uitstraling van Genk valt lastig te meten. C-mine kost 75 miljoen euro. Zo’n 25 miljoen komt van private partijen. Andere overheden (Europa, Vlaanderen, de provincie) betalen zo’n twintig miljoen. Voor Genk resteert 30 miljoen euro. Het meeste daarvan komt uit spaarpotten die we nog konden aanspreken. We hebben slechts 5 miljoen moeten lenen. Op een totaalbedrag van 75 miljoen is dat peanuts.”

FLACC Genk, de werkplaats voor beeldende kunstenaars, wil graag van zijn huidige plek in het Casino naar C-mine, maar ontmoet weinig enthousiasme. Is de groep niet welkom?
“C-mine en FLACC moeten absoluut aan elkaar gelinkt worden. Dat kan op alle mogelijke manieren. Bijvoorbeeld door kunst op het plein voor C-mine. De ruimte in C-mine zelf is beperkt. We moeten ook niet alles naar daar willen verplaatsen. Het Casino is trouwens ook mijnerfgoed en het staat op nauwelijks een kilometer van C-mine. Het moet daar ook geen citadel worden. Dat gebeurt ook niet. Kijk naar de Vennestraat, tegenover C-mine, de meest multiculturele straat van Genk. De ondernemers daar worden betrokken bij het project. In september vindt er een grote openlucht-barbecue plaats, waar alle keukens samenkomen. Je ziet er ook al spontaan dingen totstandkomen. Recentelijk zijn er twee nieuwe galeries opengegaan. ”

Leeft C-mine bij de Genkse bevolking?
“Je merkt dat de nieuwsgierigheid toeneemt. Mensen willen nu wel eens gaan zien wat er van geworden is. Wat helpt is dat de site na de insluiting nooit in de vergetelheid is geraakt. Veel van de ruimtes bleven in gebruik. Ik ben zelf getrouwd in een van de zalen die nu zijn gerenoveerd. In een andere heb ik als technicus meegewerkt aan een theaterproductie. Zo heeft iedereen er wel zijn sporen liggen. Euroscoop effent het pad ook. Daar komen nu al zo’n 450.000 bezoekers per jaar op af. Dat maakt de drempel ook een stuk lager.”

Burgemeester Wim Dries: “Met projectontwikkelaars en publiek-private samenwerking hadden we minder goede ervaringen. Daarom hebben we gekozen voor een aanpak waarbij we als stad de regie hielden.” foto Perry Schrijvers