Sjeng Scheijen is artistiek leider van het Nederland-Ruslandjaar en curator van De Grote Verandering.  Emile Hollman zocht hem op in Moskou. “In Nederland haalt men wel eens de schouders op over dit soort uitwisselingen. Maar zonder de diplomatie was De Grote Verandering niet in het Bonnefanten, maar in Tate of Centre Pompidou terecht gekomen.”

Het Bolshoi Theater in Moskou kondigde voor dit voorjaar liefst twee wereldpremières aan. Het is immers de honderdste verjaardag van Stravinsky’s Le sacre du printemps. Mooie traktatie voor Sjeng Scheijen, sinds zijn middelbare schooltijd in Maastricht al een groot bewonderaar van de componist. Bovendien woont hij momenteel maar enkele metrostations van het theater vandaan.

Maar de intriges die Scheijen uit de doeken deed in zijn wereldwijd bejubelde biografie over Sergei Diaghilev (1872-1929), cultureel entrepreneur en oprichter van het roemruchte Ballets Russes, zijn nog net zo vers als honderd jaar geleden. In januari kreeg de artistiek leider van het Bolshoi op straat zuur in zijn ogen gespoten, inmiddels vecht hij in een Akense kliniek voor zijn zicht. De  aangekondigde uitvoering van de Sacre is tot nader order uitgesteld.

“Ik heb de zaak niet tot in de finesses gevolgd”, verontschuldigt Scheijen zich vanaf een gele bank in zijn appartement in Moskou City. Hij woont hier nog tot augustus, dan moet zijn onderzoek naar de teloorgang van de avant-gardistische kunstenaars in het socialistisch realisme klaar zijn. “Dan hebben we hier een jaar gewoond en vind ik het ook wel welletjes. We kunnen hier wonen omdat de Universiteit Leiden de huur van het appartement betaalt gedurende mijn onderzoek. Hoewel mijn Diaghilev-biografie best goed loopt, verdien je er geen bakken geld mee. En Moskou is een extreem dure stad.” Terug in Amsterdam zal hij over zijn onderzoek een boek schrijven.

In de keuken bereiden dochter Koosje van drie en vrouw Wendel (die een jaar of vijf geleden werkzaam was bij Marres in Maastricht) pannenkoeken. Buiten vriest het tien graden, nu en dan valt er een vlok sneeuw, binnen is het behaaglijk warm. “Dit is het drukste jaar van mijn leven”, zegt Sjeng Scheijen (Maastricht, 1972). Hij doet onderzoek, cureert twee tentoonstellingen (in Maastricht en Assen), werkt aan een catalogus over een privékunstverzameling in Sint Petersburg en is artistiek leider van het Nederland-Ruslandjaar.

Scheijen is maar wat blij dat hij een dag later met directeur Stijn Huijts van het Bonnefantenmuseum er persoonlijk op kan toezien hoe de door hem geselecteerde schilderijen in het Tretjakovmuseum worden ingepakt voor de Maastrichtse expositie De Grote Verandering. “Even leek het er op dat de financiering niet rond zouden komen. Er waren te weinig subsidieverstrekkers benaderd. De Raad van Toezicht had de handdoek al in de ring gegooid, maar Stijn wist iedereen weer te motiveren en heeft de zaak weer vlot kunnen trekken.”

Het schijnt dat je belangstelling voor Rusland is geboren met je passie voor Igor Stravinsky.

“Mijn belangstelling voor Stravinsky als middelbare scholier was extreem, maar ik bedacht me vanmiddag eigenlijk dat ik in Maastricht voor de eerste keer een schilderij van Malevich zag. Op het Amorsplein in een postershop. Mijn ouders kwamen niet in musea, en ik aanvankelijk ook niet. Maar dat schilderij van Malevich, dat met de vijf rode vierkanten dat in het Stedelijk hangt, was meteen een revelatie voor me. Ik was zeventien en wist niets van schilderkunst maar begreep onmiddellijk dat er iets wezenlijks gebeurde.”

Hier werd je koers al bepaald?”

“Ik geloof het wel ja. Ik weet nog heel goed dat ik vervolgens naar een El Lissitzky tentoonstelling in Eindhoven ging. En dat ik in mijn eentje met tienertoerkaart naar het Stedelijk treinde om Malevichen te gaan bekijken.”

Je aandacht ging vooral uit naar muziek en beeldende kunst, en minder naar de literatuur?

“Nou, ik las al veel Russische literatuur en ben wel een literatuurstudie gaan doen, ik ben slavist. Vroeger wilde ik zelfs schrijver worden. Ik geef ook nog steeds les, veel over Russisch toneel, maar ook over Russische literatuur.”

En schrijver zou hij worden. In 2009 verscheen zijn boek Sergej Diaghilev, een leven voor de kunst. Door The Sunday Times uitgeroepen tot een van de beste biografieën van het jaar, in Amerika door The New Yorker verklaard tot een van de beste boeken van 2010. In Nederland begon het boek pas een jaar na de presentatie te lopen. Naar aanleiding van de lovende kritieken in het buitenland was Scheijen te gast in DWDD. De Russische vertaling is net uit.

“Hier in Rusland is het boek ook heel goed ontvangen. Ik beschouw het ook echt als de kroon op mijn werk omdat ik toch al zo lang met dit land verbonden ben. Misschien wel het meest onderscheidende aan het boek is dat ik Diaghilev niet alleen maar presenteer als de man van Ballets Russes, maar toch echt als een exponent van de Russische cultuur. Dat is een belangrijke inzet van mijn boek geweest. Dat het niet een soort Fransman is met een Russisch achtergrondje maar dat het een Rus is en dat de Russische cultuur via hem naar Europa is gebracht. Ik wilde dat verhaal ook graag hier laten horen.”

Naar verluidt is de artistiek leider van Bolshoi het slachtoffer geworden van rivaliserende groepen binnen de dansers. In Diaghilevs tijd was het ook een en al intrige. Is dat typisch Russisch of typisch iets voor dansers?

“Het is nooit anders geweest. Misschien is dat wereldje wel te klein. Twee jaar geleden was Bolshoi nog het beste theater ter wereld. Het ging mis met het vertrek van danser Alexei Ratmansky, misschien wel het grootste danstalent ter wereld. Hij vertrok vanwege verschrikkelijke intriges. Kort daarna vertrokken de sterren Ivan Vasiliev en Natalia Osipova naar een klein gezelschap in Sint Petersburg. Osipova is een danseres van ongeëvenaarde allure. Geweldige actrice, atletisch, een magnetische danseres die je elders nergens tegenkomt. Dat Mikhailovsky Ballet wordt gerund door een bananenboer die miljardair is geworden. Ik heb hem wel eens ontmoet: een kwikzilverachtige figuur van anderhalve meter hoog die de indruk van een maffioso wekt, totaal overdressed en altijd omringd door kleerkasten. Die heeft dus een bestaand theater uit de negentiende eeuw gekocht, de zaal gerestaureerd, het orkest voor de helft vervangen en grote sterren aangetrokken.”

Scheijen grijnst: zo doen ze dat hier.

Hoe kijken de vaak homofobe Russen van nu tegen de homoseksuele Diaghilev aan?

“Voor de Russen waren de twintig westerse jaren van Diaghilev een raadsel. Er waren geen biografieën, er ontbrak een compleet beeld van hem. Bij wijze van rehabilitatie zijn ze hem de afgelopen jaren gaan vereren. In Perm, waar zijn familie vandaan kwam, staat een acht meter hoog beeld van hem, zijn ouderlijk huis is als museum ingericht. De kritische benadering ontbrak volledig. Ik had eerlijk gezegd bij de vertaling meer problemen en oppositie verwacht vanwege zijn homoseksualiteit. Maar dat bleek ongegrond. Homoseksualiteit was onlosmakelijk verbonden met werk en leven.”

In 2002 maakte Scheijen een tentoonstelling over schilder Ilya Repin voor het Groninger Museum, ook in 2003 (Het Russisch Landschap) en 2004 (In dienst van Diaghilev) cureerde hij er tentoonstellingen over Russische kunst. In 2008 en 2009 werkte hij als cultureel attaché op de ambassade in Moskou.

En toen stond Alexander van Grevenstein van het Bonnefanten in Maastricht op de stoep.

“Hij had mijn boek gelezen en vroeg me of ik een tentoonstelling wilde maken met schilders in de laatste twintig jaar voor de revolutie. Het moest zijn afscheidstentoonstelling worden. Bovendien beweerde hij dat steeds meer hedendaagse kunstenaars weer aan het schilderen waren. En die zouden picturaal in dezelfde problemen geïnteresseerd zijn als waar deze Russische schilders mee bezig waren. Dat speelde op de achtergrond. Kijk, ik zie mijzelf in de eerste plaats als een historicus. Ik ben wel heel erg geïnteresseerd in hedendaagse kunst en ik schrijf er ook wel eens over, maar zo’n visie laat ik aan een museumdirecteur. Ik ben er meer voor om het historische aspect van een tentoonstelling in goede banen te leiden. Daar ligt mijn echte expertise.”

Hoe luidde de opdracht dan?

“Ik kreeg carte blanche. Het interessante was dat Van Grevenstein me vooral aanspoorde de provincie in te gaan. De stedelijke collecties kende ik wel, maar het was geweldig om naar plekken als Krasnodar, Astrachan, Jerevan en Omsk te reizen. Ik vond er prachtige doeken die soms zelden buiten het eigen museum zijn geweest.”

Waar was je naar op zoek?

“Voor het grote publiek kun je beter elk jaar een Repin doen of een Monet, maar dat is niet wat ik wil. Ik kijk naar de aantrekkelijkheid van een schilderij. Ik kijk niet als kunsthistoricus. Ik wil dat ze maat hebben, en een onderwerp waar mensen bij kunnen aanhaken, dat er lijnen in de tentoonstelling lopen, waardoor mensen verbindingen kunnen maken. Daar kijk ik naar. Natuurlijk is het maar de vraag of dat wordt opgepikt. Heel veel van deze schilderijen kende ik al. Ik heb uiteindelijk gekozen uit honderden, misschien wel duizenden.”

Heb je ook kunnen putten uit privécollecties?

“Nee. Ik heb mijn keuzes gemaakt in musea. Ik heb wel enkele privécollecties bekeken maar om dat werk in het buitenland te krijgen is complex. De Russen zijn bang dat die dingen dan  verdwijnen en verkocht worden. Al denk ik dat de meeste Russische kunst tegenwoordig door rijke Russen zelf wordt gekocht. De prijzen zijn hoog. En we merken het, de verzekeringswaarde van dit soort tentoonstellingen maakt het realiseren ervan ook steeds lastiger.”

De tentoonstelling De Grote Verandering is verzekerd voor een bedrag van 110 miljoen euro. De dag na het interview is ook Bonnenfanten-directeur Stijn Huijts in Moskou om Irina Lebedeva te ontmoeten. Ze is de nogal formele directrice van het Tretjakow-museum dat enkele kisten met schilderijen uitleent aan de expositie. Het museum is dicht op deze maandag – behalve voor kunststudenten die er dan mogen tekenen en schetsen. Scheijen gaat voor door de enorme zalen en houdt halt bij een zaal groot als een twee tennisbanen, de plek waar de nagedachtenis aan de schilder Michail Vroebel wordt gevierd. Voor zijn tentoonstellingen in Groningen wist hij nog enkele doeken los te peuteren uit deze zaal, maar dat is hem nu niet gelukt. “Deze doeken reizen niet meer”, zegt hij. “Ze komen hooguit nog los voor een hele grote tentoonstellingen in hele grote musea. Net als het Zwarte Vierkant van Malevich. Ik heb geprobeerd het mee te krijgen, maar je ziet aan het craquelé hoe kwetsbaar het is.” Het had een mooi icoon voor De Grote Verandering kunnen zijn. “Maar in Rostov vond ik een werk van Olga Rozanova dat het museum daar nog nooit verlaten heeft. Het is een groene streep, bijna even radicaal als het zwarte vierkant van Malevich, gedateerd 1907. Eigenlijk is deze nog veel interessanter want niemand heeft het werk ooit eerder gezien.” Neemt niet weg dat er in de depots nog een paar aansprekende Vroebels gevonden werden.

In diezelfde depots zien Huijts en Scheijen hoe de kisten met schilderijen worden klaar gemaakt voor transport naar Maastricht. Het spel is op de wagen. Scheijen is opgelucht: “Ik kan echt wel stellen dat deze tentoonstelling zonder het Nederland-Ruslandjaar naar Tate Modern of Centre Pompidou zou zijn gegaan. Niet dat er veel geld wordt binnen gepompt maar deze tentoonstelling is op diplomatiek vlak mogelijk gemaakt. De verzekeringswaarden en de uitleenvergoedingen zijn laag gehouden, vooral door het Russisch museum. Het kon allemaal net.”

Is dat jaar dan zo belangrijk voor de Russen?

“Voor de Russen is het heel belangrijk. Het is het vijfde bilaterale jaar op rij, die zijn zeer groot gepromoot, Frankrijk, Italië, Spanje, Duitsland en nu Nederland; dat zijn grote gebeurtenissen hier. Al die instellingen krijgen de oekaze om mee te doen, en worden er ook op afgerekend.”

Wat krijgen ze in retour dan?

“Het Tretyakow-museum krijgt een grote Mondriaan-tentoonstelling. In Nederland wordt altijd een beetje schouderophalend over dit soort uitwisseling gedaan, en het leidt ook wel eens tot wat obligate tentoonstellingen. Heel vaak krijgt een museum dan een beetje plichtmatige, door diplomaten samengestelde tentoonstelling cadeau waar ook nog een smaakje van de minister van buitenlandse zaken kleeft. Met de Turkse tentoonstelling laatst in het Bonnefanten was dat ook een beetje het geval, dat zal Stijn Huijts denk ik niet ontkennen. Maar als je zelf het initiatief neemt, kun je er iets heel moois van maken.”

Voel je je vrij om te schrijven en te zeggen wat je wil?

“Geen enkel probleem. De goeie kranten hier zijn zo goed als vrij. Internet is ook nog steeds vrij. Het is diep treurig voor de Russen dat de vrijheid van meningsuiting nog verder wordt aangeschroefd door die anti-homowet. Eerst woonden we aan een boulevard waar we zicht hadden op een scene van lesbiennes. Dat ging er heel openlijk aan toe. Mogelijk dat ze elkaar nu moeten vinden op internet. De macht van Poetin is niet zo zeer op de media gebaseerd maar op het feit dat hij elk jaar de pensioenen met acht procent optrekt. En de salarissen van de lage ambtenaren steeds verhoogt. Poetin is een echte populist die zijn volgers weet te kopen en die meningen probeert te beïnvloeden via de televisie. Type Berlusconi. Een intellectueel heeft in Rusland niets te vrezen. Een intellectueel levert geen enkel gevaar op. Dat is een treurige conclusie, dat de intellectueel zijn positie kwijt is. Maar om eerlijk te zijn, dat is in Nederland niet anders. De tijd dat intellectuelen het debat beheersten is voorbij. Ze zijn hooguit nog onderdeel van dat debat.”