De wonderbaarlijk herrijzenis van Duitsland na 1945, zo las WIDO SMEETS in het formidabele Wolfstijd, is te danken aan het mislukken van de naoorlogse denazificatie.
‘Als dit kunst is, ben ik een Hottentot’, zei de Amerikaanse president Truman toen hij in 1947 tijdens een bezoek aan het Museum of Modern Art in New York naar een zaal met abstract-expressionistische kunst werd geleid. Hij kreeg veel bijval; ook toen viel een provocerende president al in de smaak bij de massa.
Toch moet Truman, zeker na zijn verrassende herverkiezing een jaar later, hebben geweten dat diezelfde abstracte kunst werd ingezet in de Koude Oorlog. Niet via een wetsvoorstel, maar door de inspanningen van de CIA. De kunstenaars die door politici en volk werden bespot als godslasterlijke kliederaars werden in het geniep ingezet in de psychologische oorlogsvoering tegen de Russen.
Schilderijen van Jackson Pollock, Mark Rothko, Barnett Newman werden wereldwijd ingebracht in door de CIA meegefinancierde kunstmanifestaties. Ze werden zo vaak uitgeleend aan rondreizende exposities en biënnales dat het MoMA, hun thuishaven, ‘bij tijd en wijle een wat sjofele indruk maakte.’ De beschrijving komt uit Wolfstijd van Harald Jähner, een boek over Duitsland en de Duitsers in de jaren 1945-1955.
Ook stichtingen, congressen en uitgeverijen werden door de CIA gesubsidieerd, en via hen, zonder dat ze het wisten, veel linkse intellectuelen – mits ze gekant waren tegen het Stalinisme natuurlijk. De ongebreidelde artistieke vrijheid in het Westen werd ‘geplugd’ als alternatief voor de van staatswege aanbevolen, door heldhaftige boeren en arbeiders overheerste figuratieve kunst van achter het IJzeren Gordijn.
Je zou bijna heimwee krijgen naar een tijd waarin de kunsten een rol werd toegekend in het maatschappelijk leven. Ook in de Bondsrepubliek, frontstaat in de Koude Oorlog, werd de kunst royaal gesteund door de CIA. Het ‘geklieder’ van de abstracten maakte deel uit van de heropvoeding van de Duitsers – die onder de nazi’s hadden geleerd dat de avant garde vooral entartete Kunst voortbracht: ontaard en vulgair en deel uitmakend van de het wereldwijde joodse complot.
Van die denazificatie kwam trouwens niet veel terecht. Hoewel uit de in augustus 1945 onder de Berlijnse puinhopen vandaan gehaalde ledenadministratie van de NSDAP was gebleken dat 10,7 miljoen Duitsers geregistreerd stonden als partijlid, ontwikkelde zich in de nieuwe Bondsrepubliek een breed gedragen gevoel van slachtofferschap. De Duitsers waren door de nazi’s misbruikt, zo luidde de mythe die ook in de media gretig aftrek vond, ze waren geen daders, maar slachtoffers.
Dat het merendeel van de Duitsers ‘de individuele schuld hoogmoedig heeft afgewezen en zich tegelijkertijd heeft ontdaan van een mentaliteit die het nationaalsocialistische regime mogelijk had gemaakt’, is inderdaad moeilijk te bevatten. Maar, legt Jähner uit, de nationale amnestieregelingen in 1949 en 1954 mochten dan wel een stuitende ontkenning zijn van de verantwoordelijkheid voor tientallen miljoenen doden, ze waren ook een onontbeerlijke voorwaarde voor de vestiging van een goed functionerende, in de Westerse pas lopende parlementaire democratie.
Juist door die grootscheepse verdringing kon een samenleving ontstaan die anno 2020 geldt als economische rots in de EU-branding én moreel kompas in een wereld die amper nog raad weet met zichzelf. Het is een veel groter wonder dan het zogeheten Wirtschaftswunder, concludeert Jähner, die met Wolfstijd een niet te missen boek schreef over de psychologische dimensies van de wonderbaarlijkste wederopstanding in de geopolitieke geschiedenis. De ‘Gutmensch’ is niet uit de lucht komen vallen, hij is een onvolprezen product van de Duitse geschiedenis.
WIDO SMEETS