De bordjes staan er nog: blauwe voor de autoroute, groene voor de fietsroute. De bijbehorende kaart en boekjes zijn niet meer verkrijgbaar. De Groenmetropool, wat was dat ook alweer? Een reconstructie, vijf jaar na de vliegende start, van een Europees voorbeeldproject dat 7,5 miljoen euro kostte en vervolgens uitging als een nachtkaars.
Het kon niet op, destijds in 2006. ‘Het verleden als springplank voor de ontwikkeling van een grensoverschrijdend postindustrieel landschap voor toerisme, cultuur en economie.’ Dat was de gedachte achter het project Groenmetropool. Aan grote woorden geen gebrek: dit was een ‘Europees voorbeeldproject, niet alleen model voor vergaande grensoverschrijdende samenwerking en culturele uitwisseling, maar ook voor één trinationale samenleving’. In een door ronkende gitaren en aanzwellende violen gedragen filmpje van vijf jaar geleden ging het over ‘de drager van een nieuwe culturele eenheid’.
De geestelijke vaders van de Groenmetropool waren de vermaarde Parijse landschapsarchitect Henri Bava en zijn toenmalige rechterhand, de Duitser Erik Behrens, inmiddels actief bij de ruimtelijke planning van de Olympische Spelen 2012 in Londen. “Ze maakten duidelijk dat in de drie aaneengesloten gebieden in België, Nederland en Duitsland het mijnverleden als een soort dubbele schroeflijn, een dubbele helix van steen en groen zichtbaar was”, zegt Volmar Delheij, destijds werkzaam bij de Euregionale 2008 in Aken, de koker waar de Groenmetropool uit voortkwam.
“Dat beeld van die dubbele helix was mooi, omdat je het eigenlijk ook had over de genen van deze regio. Die identiteit bood aanknopingspunten op cultureel, toeristisch, infrastructureel en economisch gebied. Er waren wel verschillen in de zichtbaarheid. De Belgen hadden van dat mijnverleden meer overeind laten staan dan de Nederlanders en de Duitsers. Op toeristisch gebied viel op dat er in Duitsland niet iets was als onze VVV. Maar daar kon de Groenmetropool juist aan bijdragen.”
Toen het concept er eenmaal lag, stuitten de enthousiastelingen op de brij aan bestuurders in de drie aangrenzende landstreken. “Dan moest Henri Bava, toch een van de bekendste landschapsarchitecten in West-Europa, in discussie met een aarzelende wethouder in Würselen en half overtuigde collega aan Nederlandse zijde. Dat leverde komische gesprekken op, maar het schoot niet op”, zegt Delheij, tegenwoordig in dienst van Parkstad Limburg.
De Groenmetropool had in die fase iets nodig om in één klap op de kaart te komen. Dat werd de architectuurbiënnale van Venetië in 2006. Op dat wereldpodium ging Bava over (de toekomst van) de euregionale mijnstreken in debat met onder anderen de Duitse filosoof Peter Sloterdijk – die gehakt maakte van het plan – en toenmalig rijksbouwmeester Mels Crouwel – die er duidelijk blijk van gaf geen enkele kennis te hebben van het gebied. Toch was het vanuit het buitenland dat het concept begon te leven, er werden zelfs prijzen binnengehaald. De meest prestigieuze erkenning: de European Urban and Regional Planning Award 2008, op te halen in Dublin.
Maar de praktijk bleek weer eens weerbarstiger dan de theorie. Vijf jaar later na de vliegende start in Venetië zijn de bordjes van de blauwe (auto)routes en de groene (fiets)routes hete enige wat resteert van 7,5 miljoen euro aan regionaal, provinciaal en Europees overheidsgeld. Vormgever Marcel van der Heyden realiseerde het ontwerp – met stevige bureaucratische tegenwind: “Je wilt niet weten hoeveel moeite het gekost heeft om overal dezelfde bordjes te kunnen neerzetten. Elk land stelde andere eisen, wat betreft maatvoering, kleuren en belettering.”
Dat de kaarten en boekjes over het netwerk niet meer verkrijgbaar zijn, heeft te maken met de financiering via Interreg, het programma voor grensvervaging van de EU. “Europa stelt als voorwaarde dat je met producten die je daarmee financiert geen geld mag verdienen”, legt directeur Anya Niewierra van de VVV Zuid-Limburg uit. Ze vindt dat vreemd. “Anders kon met de opbrengst een herdruk gefinancierd worden. Bovendien is het niet doelmatig. Wat gratis is, wordt al snel meegenomen, ook door mensen die er niet of weinig mee zullen doen. Op ons kantoor in Valkenburg was het materiaal al na twee, drie weken weg. Toen hebben we het nog een tijdje onder de toonbank gehouden. Ook uit duurzaamheidsoverwegingen was het niet slim. Het ging om glossy uitgevoerde kaarten en boekjes.”
Volmar Delheij concludeert achteraf dat “er wat afslagen zijn gemist” om de Groenmetropool na het aardige begin een goed vervolg te geven. “Bijvoorbeeld een projectbureau. Zonder zo’n bureau blijft samenwerking hangen in stroperigheid of vrijblijvendheid.” Niet dat er nu helemaal niks meer gebeurt. Hij noemt het minutieus in kaart brengen van de mogelijkheden op het gebied van nieuwe energie in het Groenmetropoolgebied door Dirk Sijmons, voormalig rijksadviseur voor het landschap. In feite een soort energieatlas die voor een gebied het verbruik, de potenties en het pad naar transitie optekent. Dat kan leiden tot nieuwe mogelijkheden in deze regio van oude (steenkool)energie. Met nieuw Interreg-geld, dat wel. Delheij: “Groenmetropool gaat niet om het neerzetten van een regio, zoals bij Regiobranding Zuid-Limburg. Het biedt een thematische ingang tot een gebied. Daar kun je breed wat mee doen.”
Groenmetropool? Bij de persvoorlichter van de provincie rinkelt even geen belletje. In de hoogtijdagen van de Groenmetropool – een jaar of vier geleden – werd de gedachte van de drie aaneengesloten mijngebieden enthousiast uitgedragen. De toenmalige gedeputeerde Odile Wolfs refereerde er in toespraken veelvuldig aan. Nu laat het provinciebestuur de woordvoering over aan een ambtenaar. Volgens Aart Blokland, medewerker internationale projecten van de dienst landelijk gebied, is de Groenmetropool wel degelijk “een soort vuurtoren geweest voor de euregionale samenwerking en met name het weer tot leven brengen van het mijnverleden.” Over de huidige stand van zaken is hij wat zuiniger. “De Groenmetropool leeft nog, maar voornamelijk bij architecten en andere professionals. Het is nu zaak om vervolgprojecten op de rails te zetten.”
Anya Niewierra vond destijds al dat de Groenmetropool omgeven werd met al te filosofische vergezichten en te weinig praktische aanknopingspunten. “Zonder de bedoelingen van mensen tekort te willen doen: het gehalte ‘Wat-moet-ik-hiermee?’ was hoog.” Het grensoverschrijdend aanpakken van zaken vindt ze vaak al lastig genoeg. “Alleen al bij het organiseren van iets simpels als het onderbrengen van congresgangers in het Akense of het organiseren van programmaonderdelen van congressen in Zuid-Limburg stuit je al op een reeks van problemen: verschillende btw-tarieven, leaseauto’s die niet zomaar de grens over mogen, visa die alleen voor de Bondsrepubliek gelden.” Toch is ze al met al positief over dat wat de Groenmetropool tot stand heeft gebracht. “We doen steeds meer samen. Vóór het project was de omgeving Aken voor ons een black spot en andersom was dat ook het geval. Nu bieden we volop Duits foldermateriaal aan.”
“De Groenmetropool lijkt een beetje als een nachtkaars uitgegaan”, stelt Govert Derix, destijds als tekstschrijver betrokken bij het project. “Het blijft lastig om alle deelregio’s op één lijn te krijgen. En het uiteindelijke doel van euregionale samenwerking, mentaliteitsverandering, het vervagen van de grenzen in de hoofden van bewoners en bezoekers van de regio, is het moeilijkste wat er is. De wens om de belemmeringen te doorbreken blijft. Je ziet de oplossingen ook in steeds weer andere gedaanten terugkomen.” Dat ziet ook Marcel van der Heyden: “Kijk naar de plannen voor Maastricht Culturele Hoofdstad. De promotiefilmpjes voor VIA 2018 zitten vol elementen van de Groenmetropool.”
Toch lijkt de Groenmetropool het zoveelste bewijs dat euregionale samenwerking vooral leidt tot het oproepen van weidse vergezichten en het feestelijk ondertekenen van intentieverklaringen. Bij de uitvoering van dat alles stokt het dan. Grenzen vervagen moeizaam, en subsidiegevers, ook de Europese, worden enthousiaster van nieuwe dromen dan van het doorzetten van bestaande plannen.