Wat hebben Steven Spielberg en Nike van doen met Venlo? Ze zijn Cradle to Cradle, en Venlo is de stad waar alles moet samenkomen. Harry Loozen, directeur van de Kamer van koophandel aldaar, over de rol van kunst en cultuur in de van-wieg-tot-wieg filosofie.
Het einde van de eeuwige kunst
Venlo cradelt. Symposia over Cradle to Cradle (kortweg C2C) trekken volle zalen, de media staan er bol van. En de bedenkers van het duurzaamheidsconcept, architect William McDonough (ontwerper van het Europese hoofdkantoor van Nike in Hilversum) en de chemicus Michael Braungart hebben hun hart verpand aan de Noord-Limburgse stad. Deze twee heroes of the planet zijn door de plaatselijke Kamer van Koophandeldirecteur Harry Loozen overtuigd dat C2C en Venlo heel goed bij elkaar passen.
Cradle to Cradle staat voor een revolutionaire visie op duurzaamheid in ontwerpen, produceren en hergebruiken, en breekt als zodanig met de op vermindering, hergebruik en regulatie gebaseerde eco-efficiency die op dit moment in Europa wordt gehanteerd. Volgens de C2C-bedenkers werkt deze aanpak niet: hij sust het publieke moreel en gaat niet verder dan een matigende aanpak van de problematiek.
De principes van C2C worden al in de ontwerpfase toegepast waardoor ‘intelligente’ producten ontstaan, gemaakt van materialen die steeds opnieuw teruggegeven kunnen worden aan technische of biologische kringlopen. Het klinkt te mooi om waar te zijn: consumptiebeperking uit milieuoogpunt hoeft dan niet meer.
Bovendien omvat het concept een economisch model waarin naast people en planet ook het begrip profit is verankerd: je kunt eraan verdienen, waardoor de kans op veelvuldige toepassing aanzienlijk toeneemt.
Is Cradle to Cradle ook toepasbaar in de wereld van kunst en cultuur? Op verzoek van Zuiderlucht haalde Harry Loozen verhaal bij de bedenkers van het concept.
Loozen: “Het unieke aan C2C is dat overvloed weer als positief kan worden ervaren. Net als in de natuur: hoe weliger een boom bloeit, hoe meer afval hij produceert, als compost voor verdere groei. Bij C2C worden alle gebruiksvoorwerpen zo ontworpen dat ze weer verdwijnen. Dat zal ook gaan gelden binnen kunst en cultuur. De kunstenaar zal zich bij aanvang van een creatie meer dan nu afvragen welke levensduur wordt beoogd en of het kunstwerk na enige tijd weer moet opgaan in iets anders. Dat is een nieuwe invalshoek.”
Gaat er daardoor zoiets als typische C2C-kunst ontstaan?
“Die zal bestaan uit C2C-bio-art: kunst in de biosfeer, als natuur die groeit, vruchtbare bodem vormt, energie produceert, water destilleert, lucht zuivert, microklimaten maakt. Je kunt je daar van alles bij voorstellen. Verder is er C2C-techno-art. Een exemplaar van Herman Millers Mirra-stoel zou in het MoMA kunnen staan als eerste uiting van C2C-techno-art. De stoel is gemaakt van materialen die volledig herbruikbaar zijn. Na demontage blijven van de stoel enkel zuivere materialen over die hun kwaliteit behouden, maar ook in andere opzichten is het design fantastisch. Daarnaast is de stoel tweedehands meer waard, dat is de winst die C2C belooft.”
En trash-art, kunst gemaakt uit afval?
“Kunst van afval zal een andere benadering krijgen: waar nu in overvloed afval is, zal in de toekomst afval geleidelijk verdwijnen. Trash-art zal in de historie van de kunst een stroming blijken tussen 1960 en 2060 omdat mensen van 2080 zich geen voorstelling meer kunnen maken van het verschijnsel afval.”
Hoe autonoom is een kunstenaar nog in de C2C-wereld?
“Projecten van tijdelijke kunst zullen in aantal toenemen, meer kunstenaars zullen ervoor kiezen hun werk op voorhand vergankelijk te maken. Wellicht wordt het wel als hooghartig of met gebrek aan realiteitszin beschouwd indien een kunstenaar nog iets voor de eeuwigheid wil maken. Daarmee pretendeert hij of zij namelijk een voor de eeuwigheid bedoelde footprint achter te laten: hetgeen in de C2C-society alleen nog maar toevalt aan werken met uitzonderlijke eigenschappen.”
Als afval alles is en alles afval, komen we zonder geschiedenis te zitten. Het begrip duurzaamheid heeft toch ook een andere kant?
“Daar zit de paradox: ik moet er niet aan denken dat al die prachtige schilderijen, sculpturen en gebouwen allemaal ge-upcycled gaan worden. Duurzaamheid zal zeker ook betekenen dat iets juist wél behouden blijft. Het onderscheid zal niet alleen worden gemaakt door kunstkenners en conservators die waarde toekennen aan kunst, maar door iedereen die iets mooi vindt, ervan wil genieten en wil behouden. De ambitie tot behoud komt dan niet voort uit economische motieven van hergebruik en eigendom, maar uit motieven van schoonheid en plezier.”
Dus C2C maakt een schifting? Of is het een hype?
“Alleen nog de bijzondere en intrinsiek waardevolle voorwerpen zullen de historie kunnen documenteren als de archeologische vondsten van de toekomst. Al het andere zal er alleen nog virtueel zijn. Door nieuwe media en dataopslag kunnen tijdelijke kunstuitingen beter dan ooit gedocumenteerd blijven. Daarmee zullen voorwerpen fysiek misschien verdwijnen of hergebruikt worden, maar qua beleving bewaard blijven. Want C2C zou een hype zijn als het fundament smal en wankel was. Maar omdat het eenvoudig is in concept én appelleert aan zowel natuur, mens als bedrijfsleven vormt het een stevige basis voor een revolutionaire kijk op veel dingen die we nu doen. Het is niet voor niets dat Steven Spielberg voornemens is om als reactie op de film The Inconvienent Truth van Al Gore een film te maken met als titel C2C: the Strategy of Hope. Gores film schetst alleen een doemscenario zonder oplossing. C2C is The Answer.”