De Limburgse filmhuizen (ver)bouwen er driftig op los – de plannen stammen van vóór de crisis – omdat gemeentebesturen zien dat het niet alleen om film draait. Het zijn ook ontmoetingsplekken. “Een filmhuis heeft een mooie foyer nodig, met goede eet- en drinkmogelijkheden. Zonder dat ben je nergens.”

Op het slagveld van de cultuursector is er een hoekje vrijwel ongeschonden gebleven, dat van de filmhuizen. Waar andere cultuurinstellingen fors interen of de deuren moeten sluiten, krijgen de filmhuizen in Maastricht, Heerlen, Sittard en Venlo nieuwe onderkomens.

Voor een deel is er sprake van een inhaalslag. Steden als Haarlem, Breda, Den Bosch en Nijmegen hebben een jaar of vijf geleden de afgelopen jaren die professionalisering vijf jaar geleden al gehad. In Maastricht verhuist Lumière Cinema over twee jaar naar een gloednieuw, state of het art onderkomen in de Timmerfabriek.

In de vernieuwing van de filmhuizen spelen gemeenten een prominente rol. Volgens David Deprez zijn gemeentebesturen een extra kwaliteit van de filmhuizen gaan inzien: die van ontmoetingsplek. “Het is niet zo dat de nu filmzalen overvol zitten. Maar gemeentebestuurders zien meer dan voorheen het nut van filmhuizen in.”

Is het desondanks niet opmerkelijk dat zoveel filmhuizen uitbreiden en verhuizen, terwijl er overal wordt bezuinigd en de economie op een dieptepunt zit? Deprez: “Veel van die plannen staan al jaren vast. Wij zijn hier al vijf jaar bezig om te kunnen verhuizen. Ik denk niet dat zulke plannen in deze tijd nog gemaakt kunnen worden,” aldus Deprez. Hij krijgt bijval van filmhuisprogrammeur Iris Jansen van de ECI Cultuurfabriek in Roermond: “Onze plannen zijn voor de recessie al gemaakt. En daarbij is een filmhuis heel toegankelijk.” Goedkoop, bedoelt ze. Een filmhuiskaartje kost zo’n acht euro, een theaterbezoek al gauw het drievoudige. Van oudsher is de bioscoop het armeluistheater: vertier voor mensen die de schouwburg niet kunnen betalen.

Roermond is de voorloper in Limburg. Het kleine bioscoopzaaltje aan de Zwartbroekstraat heeft dit najaar plaatsgemaakt voor een filmhuis in het gigantische ECI-complex aan de Roer: twee zalen en zo’n twintig voorstellingen per week. “Deze locatie biedt veel meer mogelijkheden. We hebben sinds de opening ruim 1200 bezoekers gehad,” zegt Iris Jansen.

Waar Roermond al draait en Maastricht binnenkort gaat bouwen, kampt Heerlen met vertraging. Bij filmhuis De Spiegel in Heerlen, ondergebracht op de bovenste verdieping van Schunck, hebben de verhuisplannen inmiddels geleid tot het vertrek van directeur Roy Salden. Het bestuur heeft twee interim-directeuren aangesteld, die nu samen met de gemeente een geschikte locatie moeten vinden, een zoektocht die al jaren duurt.

Salden moest weg omdat hij in de plannen te veel de nadruk legde op de horeca-exploitatie. Gemeente en filmhuisbestuur zien daar weinig in, omdat horeca moeizaam rendeert in Heerlen. “Wij willen geen grand café in ons filmhuis,” aldus interim-manager Rinus van Dijk, die hoopt voor het einde van het jaar zowel een geschikte locatie als een nieuwe directeur te hebben gevonden.

Deprez wil zijn vingers niet branden aan de Heerlense kwestie, maar zijn mening over horeca is duidelijk: “Een filmhuis heeft een mooie foyer nodig, met goede eet- en drinkmogelijkheden. Zonder ben je nergens. Een bezoek aan een filmhuis moet een avondje uit zijn.”

In Sittard zit de onzekerheid bij filmhuis Het domein niet zozeer in de bouwplannen, maar in de exploitatie daarna. In het nog te bouwen Dobbelsteen-complex in hartje stad is, behalve hogeschool, museum, woningen en winkels ook een filmhuis voorzien met twee zalen, met de ambitie van gemiddeld twee voorstellingen per dag. De bouw moet in het voorjaar van 2016 zijn afgerond. Het liefst ziet het bestuur van het filmhuis dat Lumière de exploitatie gaat verzorgen, zegt Hans de Groot. Maar daar zijn ze in Maastricht niet zo happig op. Deprez: “Wij hebben zelf een omvangrijke verhuizing op de planning staan, en voorlopig geen ambitie om zoiets te doen.”

Weert vormt een uitzondering op de expansiedrift onder de filmhuizen. Hier geen gedoe over meerdere zalen en een grand café; het plaatselijke filmhuis heeft niet eens een eigen gebouw. De films worden sinds 2007 vertoond in bioscoop Gotcha!, waar ook een café-restaurant is gevestigd. “We zijn erg blij met deze oplossing, want anders waren er in Weert geen arthouse films te zien geweest,” vertelt programmeur Annet Nijsen. “We hebben elke voorstelling zo’n vijftig bezoekers, we hebben 320 donateurs en daar zijn we erg tevreden mee.”

In Venlo gaat filmhuis De Nieuwe Scene zijn locatie aan de Nieuwstraat verlaten. Arthouse films worden vanaf maart volgend jaar vertoond in de nieuwe bioscoop City Cinema, die momenteel wordt gebouwd. De nieuwbouw aan de Picardie is een initiatief van Joep Caubo, telg uit een familie met een lange bioscoophistorie. Caubo: “Ik heb de samenwerking met De Nieuwe Scene opgezocht omdat ik af wil van de vermeende verschillen tussen bioscopen en filmhuizen. Zij draaien films die ik ook wil hebben.” Als voorbeeld noemt hij Intouchables, de Franse arthouse film die uitgroeide tot kaskraker en uiteindelijk een miljoenpubliek trok. Caubo: “Filmhuizen worden fors gesponsord door overheden terwijl ik vier miljoen euro in een nieuwbouwproject investeer zonder één cent subsidie. Dat neigt naar oneerlijke concurrentie.” Deprez relativeert: “Wij krijgen vijftien procent subsidie, de rest is eigen omzet.”

Caubo’s pleidooi voor samensmelting van bios en filmhuis kent niet alleen commerciële motieven. “Het kan ook een mooie kruisbestuiving opleveren. Mensen die normaal alleen maar grote Hollywood-producties gaan zien, stappen nu eerder over op art-house. En andersom net zo.” Hans de Groot van filmhuis Het domein ziet wel degelijk een wezenlijk verschil tussen bioscopen en filmhuizen. “Een enkele film daargelaten zijn arthouse films niet gemaakt voor het grote publiek. En de sfeer is erg verschillend. Een filmhuis vergt een mooie foyer, terwijl een bioscoop voldoende heeft aan een popcorn- en drankbalie.”