Wie wel eens buitengaats verblijft tijdens een EK of WK weet dat het Nederlandse voetbal ergens voor staat. Pratend met belangeloze buitenlanders vallen begrippen als spelvreugde, creativiteit en lef. (Waarna op licht besmuikte toon de constatering volgt “dat jullie altijd verliezen als het erop aankomt.”)
Zou je vanuit het perspectief van een buitenlander iets kunnen zeggen over het begrip Limburgse kunst? Ik word altijd een beetje giechelig van dat thema. Het discours over identiteit duidt de tijdgeest, maar is tegelijkertijd nogal oudbakken. Want die identiteit bestaat – in enkelvoudige zin, Maxima had gelijk! – natuurlijk niet. Net zomin als er een Limburgse kunst bestaat.
Op de (cultuurpolitieke) achtergronden van de expositie Glocal Affairs – Where are you hoef ik hier niet in te gaan, dat doet Duncan Liefferink verderop in deze Zuiderlucht-bijlage. Ik wil me beperken tot het parafraseren van de fameuze eerste twee zinnen van de klassieker The World of Art van E.H. Gombrich: “Eigenlijk is er geen kunst. Er zijn alleen kunstenaars.”
Zo is het. Er bestaat geen Limburgse kunst, noch bestaat er niet-Limburgse kunst. Er zijn alleen kunstenaars. Goede kunstenaars, middelmatige kunstenaars en slechte kunstenaars. Ze zijn van alle tijden. En hun herkomst zegt niets over de kwaliteit van hun werk.
Voorwaar geen wereldschokkende mededeling, een mens zou er giechelig van worden, maar op dit moment en op deze plaats wellicht toch de moeite van het herhalen waard.