ZL-medewerker en free lance journalist Robin van der Kloor verhuisde enkele maanden geleden van Utrecht naar Maastricht. Een voormalige Randstedeling over hoe de buitenwacht tegen Limburg aankijkt en vice versa. “Mijn vrienden komen hier graag een rondje fietsen of een biertje drinken op het Vrijthof. Maar wonen? Nou nee.”

“Hoe ver is Zuid-Limburg met de aanleg van het glasvezelnetwerk?” vraagt Trouw-journalist Wilma van Meteren tijdens het door Zuiderlucht georganiseerde krimp-seminar, begin mei. De onschuldig bedoelde vraag blijkt een knuppel in het hoenderhok: “Dat is typisch zo’n randstedelijke vraag. Het is hier geen Zimbabwe”, bijt haar buurman, de geboren en getogen Limburgse journalist Jos van Wersch, haar toe.

Haar vraag voelt kennelijk stigmatiserend, gezien de implicatie dat Limburg in technologische ontwikkeling achterloopt. In het centrum van Heerlen is voor iedereen draadloos internet beschikbaar, terwijl steden als Maastricht en Sittard-Geleen, maar ook Utrecht en Amsterdam daar nog niet aan toe zijn.

Het ‘Zimbabwe-incident’ is precies waarover Wim Ortjens, directeur Regiobranding Zuid-Limburg, zich druk maakt. De negatieve beeldvorming is in zijn ogen niet terecht. En die is er kennelijk ook als het om krimp gaat. Volgens Ortjens is die er amper in ‘zijn’ regio, en waar die er wel is, verschilt de krimp niets of weinig met andere gebieden in Nederland. De Randstedelijke media richten dus ten onrechte hun pijlen telkens weer op vergrijzende gebieden als Heerlen en Kerkrade.

Zijn verdediging zet me aan het denken. Welk beeld had ik eigenlijk van Limburg voordat ik hier vier maanden geleden naartoe verhuisde? Wat dacht ik aan te treffen toen ik besloot mijn vriendin, die na haar studie in Maastricht een baan als psycholoog kreeg, achterna te gaan? Nog voordat ik iets kon bedenken, gaf een van de aanwezigen op het seminar het antwoord. “Vrienden komen graag een rondje fietsen in het heuvelland, of een biertje drinken op het Vrijthof. Maar wonen? Nou nee. Er is gewoon te weinig werk.”

Dit is precies hoe ikzelf Limburg altijd zag. Als fervent wielrenner was het Heuvelland mijn favoriete fietsgebied. Als student reisde ik vaak met de trein van Utrecht naar Maastricht, trainde een paar uur in de heuvels, pikte een terrasje mee op de Markt of het Vrijthof en nam dan de trein weer terug. Op zulke dagen was Zuid-Limburg voor mij ideaal. Maar dat mijn verblijf tijdelijk was, stond vast: de banen liggen hier niet voor het oprapen, daarvoor moest ik toch echt in de Randstad zijn. Als journalist heb ik dat idyllische beeld van Zuid-Limburg moeten bijstellen. De afgelopen vijf jaar werkte ik als journalist bij weekblad Elsevier, waar goed nieuws meestal geen nieuws is. En dus schreef ik over drugsrunners in Maastricht, leegstand en drugsoverlast in Heerlen, bevolkingskrimp in Limburg en Venlo als de bakermat van de PVV.

Is negatief altijd slecht? Wanneer er over je wordt geschreven, doe je ertoe, luidt het cliché. Neem Zeeland. Als daar de Hedwigepolder niet lag, zouden we over die hele provincie geen letter lezen in de kranten. De (negatieve) aandacht voor Limburg komt volgens mij mede door de dynamiek, er gebeurt hier van alles. En dat is niet vreemd: op een gebied van 25 bij 25 kilometer (Zuid-Limburg) wonen ruim 600.000 mensen, het is het dichtstbevolkte gebied van Nederland na de Randstad. Dan heb je eigenlijk van doen met een grote stad, met alle spanningen en hectiek die daarbij horen. Politie en bestuurders moeten er misschien wat meer hun best doen, maar in een breder perspectief is er niet veel mis met enige wrijving: het mag best een beetje rauw, niet heel Nederland hoeft een brave Vinex-wijk te zijn.

Goed, hier ben ik nu, inwoner van Zuid-Limburg, Maastrichtenaar. En vind mezelf terug op een seminar over krimp naast de eerder genoemde Wim Ortjens, motor achter de Zuid-Limburg promotiecampagne Bright Site of Life. Ik hoorde tot zijn doelgroep en hij heeft me bereikt, want ik ben naar Zuid-Limburg verhuisd, en woon hier nu ruim vier maanden. Heeft die campagne (Je zult er maar wonen…) invloed op mij gehad? Niet echt. Wat mij heeft doen besluiten naar hier heeft doen komen is 1. mijn vriendin (die eigenlijk altijd genoeg reden is), en 2. een van tevoren gemaakte inschatting van hoe het hier zou zijn.

Mijn beeld staat na vier maanden nog zo goed als overeind. Zuid-Limburg is geen brave Vinex-wijk, de regio heeft iets autonooms. Een klein, maar voor mij treffend voorbeeld is een verkeerssituatie aan de Tongerseweg in Maastricht. Kort voor de grens staat een huis pontificaal op het fietspad. Geen markering, geen waarschuwingsbord, niks. Er is gewoon even geen fietspad. In het Nederland zoals ik het tot voor kort kende, was dit niet mogelijk. Dan was er een fietstunnel gekomen, of het huis was verplaatst. In Limburg kan het nog, deze kleine overwinning op de ‘vinexering’ van Nederland.

Dat on-Nederlandse heeft ook een keerzijde. Het maakt mij tot een nieuwkomer, een allochtoon, een buitenstaander. De positie waarin de Trouw-journaliste zich manoeuvreerde met haar waarschijnlijk goedbedoelde vraag, herken ik wel. Voor mijn eerste artikel voor maandblad Zuiderlucht, over de Limburgse bibliotheken, interviewde ik een bibliothecaris in Roermond. Ik dacht een compliment te maken over zijn bieb, die huist in een prachtig gebouw in het centrum: “U heeft het hier goed voor elkaar, beter dan de buitenwijk in Den Haag, waar ik ben opgegroeid”. Het pakte anders uit: “Ja, jullie denken zeker dat wij hier achterlijk zijn”, luidde zijn antwoord. Zo’n defensieve reactie had ik niet zien aankomen. Toch is dit een uitzondering op de regel. Ik voel me op mijn gemak hier, mag schrijven voor Zuiderlucht en de MGL-kranten en heb vrijwel nergens het onbehaaglijke gevoel niet welkom te zijn. Misschien dat de snackbareigenaar me wel eens wat onvriendelijk heeft benaderd, maar daar kan ik mee leven.

Tijdens het krimp-seminar is er volop discussie over de interpretatie van cijfers en statistieken. “De Randstad mag ons dan als een rariteitenkabinetje zien hier, maar Limburg doet het helemaal niet slechter dan de rest,” vindt Ortjens. Na afloop vraag ik hem waarom hij anderen zo graag wil overtuigen van het ‘Limburgse gelijk’? Als de krimpcijfers werkelijk meevallen ten opzichte van anderen, laat die Randstedelijke media dan toch gaar stoven in hun eigen waanbeelden. Ortjens is het niet met me eens. “Veel berichten in de media kloppen gewoon niet. Ik laat het er niet bij zitten. En trouwens, het kan wel: laatst stond er in NRC een goed stuk over de positieve ontwikkelingen in Heerlen van de afgelopen jaren. Met de juiste cijfers. Daar hebben wij aan hebben meegewerkt.”

De cijfers. Tja. Voor me ligt een factsheet van Regiobranding Zuid-Limburg, die ik daags na het seminar doorneem. Een opsomming van alle pluspunten die Limburg te bieden heeft: relatief lage werkloosheid, acht vliegvelden op een uur reisafstand, acht restaurants met een Michelin-ster. Het ziet er schitterend en veelbelovend uit allemaal. Naast de sheet liggen de resultaten van een onlangs verschenen ANP-onderzoek naar het aantal langdurige werklozen in Nederland, waaruit blijkt dat in de top-10 vijf Limburgse gemeenten staan en dat Maastricht zelfs de lijst aanvoert. Van de 4255 werklozen in deze stad zitten er 1161 al meer dan vijf jaar zonder werk. Dat is 27,3 procent. De bestuurders van Maastricht laten in een reactie weten de oorzaak niet te kennen. “We hadden het ook niet op ons netvlies staan”, beweert wethouder André Willems, die de cijfers kennelijk niet eens kende. Die cijfers en de reactie van de wethouder lijken me schadelijker dan welke (onterechte) Limburg-bash dan ook.