Bezoekers uit binnen- en buitenland gaan straks grote ogen opentrekken, profeteerde voormalig premier Willy Claes bij de oplevering van de nieuwe brug tussen Nederland en België bij Vroenhoven. Bijna een jaar later blijkt zijn gelijk, vooral omdat de publiekstrekker, het in een enorme brugpijler ondergebrachte bezoekerscentrum annex amfitheater, nog steeds dicht is. Daar komt verandering in.

Menig voorbijganger moet de wenkbrauwen hebben gefronst toen de nieuwe tuibrug over het Albertkanaal bij Vroenhoven, vooral de brugpijler aan Belgische zijde, vorm kreeg. Een aanpalende oorlogsbunker werd niet opgeblazen, wat de oude brug op 9 januari 2009 overkwam, maar in de nieuwe brug verankerd, ingespannen tussen brug en een gigantisch, uit beton opgetrokken landhoofd.

Wat begin 2009 met behulp van 700 kilo dynamiet weinig moeite kostte, kregen de Belgen in mei 1940 niet voor elkaar. Door het niet opblazen van de brug werd de loper uitgelegd voor de Duitse agressor: bij Vroenhoven begon op 10 mei 1940 voor België de Tweede Wereldoorlog.

Dat de monumentale brug in 2009 wel de lucht invloog, was omdat het kanaal verbreed werd, van 27 tot 86 meter. Ter compensatie werd kunstenaar Joseph Legrand ingehuurd om architect Laurent Ney bij te staan om de historische plek (brug en oorlogsbunker) recht te doen. Ze bouwden in de kanaalwand achter een gigantische, 170 meter tellende betonnen wand een museum en een restaurant. Verder kwam er een klimmuur en ovaal amfitheater voor duizend bezoekers dat vorige zomer door theatergroep de Queeste werd ingewijd met verhalen die in ‘Petit Paris’ waren opgetekend. Petit Paris verwijst naar de bars en discotheken bij de grensovergang aan Nederlandse zijde van de brug, die vooral ’s nachts zeer in trek waren bij uitgangspubliek in beide landen.

Het kon niet anders of de Belgen hadden grootste plannen om het begin van de Tweede Wereldoorlog te gedenken. En het mocht wat kosten: 27 miljoen euro om precies te zijn. Maar toen de klanken van De Queeste waren vervlogen, Willy Claes zijn profetie had uitgesproken en schepen Jan Peumans had geroepen dat de nieuwe plek een Grand Canyon-gevoel bij hem opriep, werd het stil in Vroenhoven. Heel stil.

“We betreuren de stilte”, liet architect Laurent Ney uit Brussel ons enkele weken geleden nog weten. “Als de dienst scheepvaart geen expertise heeft om het museum in te richten, kan ze die beter van buiten halen”, was het advies van de architect wiens opdracht er formeel op zit. Ook kunstenaar Legrand probeerde zijn ideeën om de verhalen van de streekbewoners hier zichtbaar te maken, overal te slijten, maar vergeefs. Eerst was de beheerder van de Vlaamse waterwegen, nv De Scheepvaart, aan zet, om exploitanten te zoeken voor museum, horeca, theater en klimmuur. Maar wisselingen in het bestuur en verschillen van inzichten over de invulling legden het project lam.

Maar de stilte is bedrieglijk, zegt René Thewissen van het Grensschap Albertkanaal.

Naar zijn zeggen is er al heel veel gesproken over de invulling van het bezoekerscentrum. Begin september kwam er eindelijk witte rook: de firma Catch a Client mag starten met de voorbereidingen van de inrichting van het museum. Alle lokale genootschappen, heemkundeverenigingen en instellingen of particulieren die kennis hebben van het regionale verleden mogen meepraten. Paula Palmans, woordvoerder van De Scheepvaart in Hasselt, bevestigt de opdracht maar wil niet zeggen hoeveel geld beschikbaar is of wanneer het museum open gaat. “We zijn een overheidsorganisatie dat betekent dat we de uitvoering eerst openbaar moeten aanbesteden, dat kost tijd.”

Ondanks de tegenslag en vertraging menen Legrand en Ney dat Vroenhoven voor de Tweede Wereldoorlog kan zijn wat Ieper voor de Eerste Wereldoorlog is. In dat West-Vlaamse stadje komen elk jaar 370.000 oorlogstoeristen herinneringen ophalen aan 1914-18. Paula Palmans van De Scheepvaart bevestigt een dergelijke ambitie. Het in juli 1939 in gebruik genomen Albertkanaal gold tijdens de oorlog ook als verdedigingslinie. De brug bij Vroenhoven werd in het voorjaar van 1940 gebombardeerd door Franse, Britse en Belgische piloten maar hield stand. Zeven Belgische piloten werden uit de lucht geschoten door Duits afweergeschut. Hun namen prijken op een maquette bij de brug. Het onneembaar geachte fort in Eben Emael viel dezelfde dag, volgens geruchten omdat de Wehrmacht tekeningen in bezit had van bij de bouw van het fort betrokken Duitse bedrijven.

Een van de Vlaamse soldaten die de Duitsers een stuk verderop, bij Veldwezelt, opwachtte, was Louis Paul Boon. Na de oorlog verwerkte hij zijn belevenissen in het boek Mijn kleine Oorlog. Guido Kuppens, die namens Catch a Client informatie verzamelt over de historie van de brug bij Vroenhoven, wil niet veel kwijt over het concept dat een dezer dagen op de burelen van De Scheepvaart belandt, “maar om Louis Paul Boon kunnen we niet heen.”