‘Krimp’ en ‘vergrijzing’ zijn met vooroordelen omhangen containerbegrippen die veelal negatieve associaties oproepen. “De mensen die het hardst roepen dat het dorpshuis niet mag verdwijnen, blijven ’s avonds liever achter hun tv of computer zitten.”

Reclamespotjes zetten kijkers en luisteraars graag even op het verkeerde been. Met teksten als Je zal maar dolgelukkig in een dal zitten. Of met de slogan die als vlag voor de lading van een hele campagne geldt: Je zal er maar wonen. Het zijn teksten die laten zien hoe en organisatie kan spelen met bestaande beelden en vooroordelen.

De wetenschap dat beelden en vooroordelen, als ze eenmaal in onze hoofde zitten, lastig zijn uit te roeien, leidt tot merkwaardige toestanden. Zo zijn er bestuurders die zich gedragen als hotelhouder Basil Fawlty in de tv-serie Fawlty Towers als er Duitse gasten in de buurt zijn: “Don’t mention the war.” Ze wringen zich in de meest onmogelijke bochten om het woord ‘krimp’ maar niet te hoeven noemen. Alsof het gaat om een terminale aandoening, spreken ze van het K-woord. Of ze hebben het ineens over ‘demografische voorsprong’, alsof het de grootst denkbare zegening is waar ze het over hebben.

In samenwerking met Regiobranding Zuid-Limburg (die van de slogan: ‘…je zal er maar wonen…’) organiseerde Zuiderlucht begin mei een seminar waar de krimp-deskundigen Wim Derks (Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en Beleid), Frank Cörvers (Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt van de UM), Hans Kasper, hoogleraar consumentengedrag en directeur van onderzoeksbureau E’til, en Gert-Jan Hospers, hoogleraar economische geografie en regiomarketing hun licht lieten schijnen over verleden, heden en toekomst van (Zuid-)Limburg, en hoe bestaande beelden een juiste perceptie van de werkelijkheid in de weg kunnen zitten. Vijf van die beelden op een rij:

Beeld 1: Krimp is een teken van armoede

“De neiging is groot om regio’s als Zuid-Limburg te vergelijken met het leeglopende Franse platteland of de wegtrekkende bevolking in Detroit als gevolg van de malaise in de auto-industrie”, signaleert Wim Derks. “Maar dat is onterecht. Echte problemen heb je pas als de welvaart per hoofd van de bevolking gaat afnemen.” Hans Kasper valt hem bij: “Natuurlijke aanwas maakt hier plaats voor natuurlijke ‘afwas’. Er gaan meer mensen dood dan er geboren worden. Dat is een luxe verschijnsel: kennelijk kunnen mensen het zich permitteren om minder kinderen te krijgen. Ze hadden ze ook niet meer nodig voor hun oude dag. Daar waren de pensioenen voor. Nu blijken die minder waardevast dan gedacht. Misschien zorgt dat voor een verandering in de geboortecijfers.”

Beeld 2: Vergrijzing is erg

Hans Kasper, relativerend: “Zonder vergrijzing zou de krimp pas een probleem zijn. Dat zou betekenen dat mensen eerder doodgaan in plaats van later.” Laat vooral ook niet het beeld ontstaan, dat Zuid-Limburg met een bijzonder fenomeen te maken heeft, waarschuwt hij. Het beeld is algemeen in dit deel van West-Europa. De Randstad is eerder een uitzondering, hoewel ook daar de vergrijzing toeslaat en de beroepsbevolking al begint te krimpen.

Het verbaast Kasper dat ondernemers de potentie van de markt voor ouderen vaak onderschatten: “Ze hebben veel te besteden. En op heel veel terreinen liggen mogelijkheden voor innovatie: van hogere toiletpotten tot makkelijkere doordrukstrips voor medicijnen.”

Overigens: in Duitsland werden vorig jaar al meer incontinentieslips verkocht dan babyluiers.

Beeld 3: Er blijven te weinig mensen over voor de banen in Zuid-Limburg

Arbeidsmarktdeskundige Frank Cörvers schetst liever een gedifferentieerder beeld. Dat Regiobranding Zuid-Limburg probeert hoger opgeleiden te enthousiasmeren voor wonen en werken in de regio, vindt hij begrijpelijk. Juist op dit niveau zijn op den duur meer en meer mensen uit de rest van Nederland en het buitenland nodig. “Bij de middelbaar opgeleiden sluiten de opleidingen slecht aan op de vraag vanuit de markt. Dat leidt tot tekorten in onder meer de zorg en de techniek. Bij de lager opgeleiden is de arbeidsparticipatie in Zuid-Limburg in vergelijking met andere delen van Nederland erg laag: minder dan 45 procent van de mensen, die kunnen werken, doen dat ook.”

Beeld 4: Dorpen zijn ten dode opgeschreven als de ene voorziening na de andere wegvalt

“Verzet tegen het wegvallen van voorzieningen is standaard”, vindt Gert-Jan Hospers, hoogleraar regiomarketing. “Maar de mensen die het hardst roepen dat het dorpshuis moet blijven, blijven ’s avonds liever achter hun tv of computer zitten. Het belang van zo’n voorziening is veranderd. Er is een virtuele wereld bijgekomen. Het dorp en the global village lopen door elkaar heen. Iemand die van country muziek houdt, staat in contact met fans in de hele wereld. Zo zijn tal van voorbeelden op andere gebieden te noemen. Wat dat betreft is het platteland echt geëmancipeerd. Sociale cohesie en woonklimaat bepalen de leefkwaliteit, niet of er een paar kilometer meer moet worden gereden voor voorzieningen. Werkelijk nodig zijn alleen ambulancezorg, een plek om elkaar te ontmoeten en wifi verbindingen.”

Hospers pleit ook voor nuchter berekenen en voorrekenen van feitelijke kosten van een voorziening. “Dan kan het uitlenen wel eens duurder blijken te zijn dan het kopen van een nieuw boek. Bestuurders denken bovendien erg in steen. De bibliotheek zelf, het hebben van een gebouw, houdt hen meer bezig dan de boeken en dienstverlening die daarbij komen kijken. Met dat gebouw kunnen ze scoren bij kiezers.”

Derks vindt dat discussies zelden in de volle breedte worden gevoerd. “Gaat een school weg, dan begint iedereen over de leefbaarheid. Het argument kwaliteit van onderwijs komt er bijna nooit aan te pas. Terwijl die met heel weinig leerlingen en volop combinatieklassen om de boel toch maar draaiende te houden vaak niet best zal zijn.”

Beeld 5: Een krimpregio moet zichzelf promoten om nieuwe mensen te trekken

Nederland kent inmiddels een kleine traditie op het gebied van regio’s die zichzelf in de etalage zetten. Sommige gebieden manifesteren zich prominent in de nationale media met slogans als Er gaat niets boven Groningen en Twente jezelf. Andere streken richten zich rechtstreeks op doelgroepen: Zeeuws-Vlaanderen presenteert zich als regio op de emigratiebeurs.

Of de boodschapper in deze commercials gezaghebbend overkomt, blijft de vraag. Het blijft toch een beetje klinken als ‘Wij van WC-Eend adviseren WC-Eend’. Hospers verzet zich tegen grootschalige campagnes. “Krimpende regio’s gaan elkaar beconcurreren. Die paar mensen die er op de ene plek bij komen, gaan er elders weer af. En iedereen prijst zichzelf aan met rust en ruimte.”

Hospers noemt als voorbeeld van De Blauwe Stad, leegte in Oost-Groningen die werd veranderd in een waterrijk gebied waar mensen van buiten (met name uit de Randstad) graag zouden willen wonen. De balans stemt treurig: slechts 150 van de 1500 percelen gingen van de hand. “Daarvan werden er 75 gekocht door mensen uit de buurt, 40 door mensen die al een band hadden met Groningen en slechts 35 door de echte doelgroep, de nieuwkomers.”

De conclusie moet volgens Hospers zijn dat regiocampagnes, als die er al moeten komen, zich dienen te richten op lieden die al wat met de plek in kwestie hebben. Het meest kansrijk zijn dergelijke inspanningen bij spijtoptanten: mensen die ooit wegtrokken naar de Randstad, maar, inmiddels met een gezin, uitkijkend naar meer woonruimte voor hetzelfde geld.”

Andere regio’s hebben al een eigen term voor vertegenwoordigers van deze groepen: de boomerang-Zeeuw, de hunker-Tukker. Wie bedenkt een mooie Limburgse variant?

Directeur Wim Ortjens van Regiobranding Zuid-Limburg beaamt dat campagnes niet bij elke groep dezelfde kans op succes hebben. Maar dat betekent volgens hem niet dat spotjes daarom achterwege kunnen blijven. Ze beogen immers meer dan nieuwkomers naar Zuid-Limburg te lokken. “Het gaat om de breinpositie. Iedereen maakt lijstjes van streken in zijn hoofd. Een lijstje op het gebied van economie, plekken waar men zou willen wonen, plaatsen voor een dagje uit of een korte vakantie enzovoort. Het is zaak om als Zuid-Limburg zo hoog mogelijk in die lijstjes te komen staan. Dat kan door informatie te verstrekken en betere beelden neer te zetten.”

Intussen gruwt Ortjens van de manier waarop Zuid-Limburg continu wordt neergezet als een speciaal gebied op demografisch gebied, een gebied dat gebukt gaat onder krimp en vergrijzing. “Dat beeld versterkt negatieve ontwikkelingen en ontkent positieve cijfers: de bevolking van steden als Maastricht en Heerlen groeit, zij het lichtjes. Zuid-Limburg als geheel heeft – in tegenstelling tot wat altijd wordt aangenomen- te maken met een brain gain in plaats van een brain drain.”