Gitarist Johan Smeets (Maasbracht, 1968) en zangeres Digna Janssen (Eindhoven, 1969) staan als Jodymoon in de finale van de Grote Prijs van Nederland. ,,Als het ooit mis gaat, dan gaat het ook goed mis.”
Het klinkt eng, maar het voelt fijn
Ooit was Digna Janssen een prijswinnende jazz-zangeres. In 1998 sleepte ze alle prijzen van het International Jazz Contest in Breda in de wacht, inclusief The Singer of the Year Award. Ze maakte een theatertour met Corneille 7 en nam met de later verongelukte pianist een cd op. Haar jazzkwartet ‘Digna’ haalde mooie recensies maar toen ze in 2001 gitarist Johan Smeets ontmoette, ontdekte ze dat haar hart vooral klopte voor pop en rock. En voor Johan zelf. Van een voorbeeldige jazz zangeres veranderde ze in de ‘rockbitch’ van de alternatieve band Rosenfeld. Na vijf jaar werd de groep ontbonden en belandde het stel in rustiger vaarwater: Jodymoon.
Geen muzikale paplepels destijds, thuis bij Digna Janssen in Eindhoven. In de kast stonden hooguit platen van het type ‘Alle Dertien Goed’. Haar stem gebruikte ze vooral om haar moeder en kletsgrage zusters te overstemmen. Geen idee verder waarom ze door de drie broertjes aan de overkant werd uitgenodigd voor hun band. “Misschien hadden ze me op de fiets horen zingen.”
Johan: “Bij ons thuis kwam muziek voornamelijk binnen via Radio Manolito en de zendpiraten in de straat. Als mijn vader de radio aanzette, hoorde je de stem van de buurman! Op de lagere school kregen we allemaal blokfluitles en als dat een beetje klonk, drukte de fanfare je meteen een tröt in de handen. Ik baalde enorm dat ik een bugel kreeg. Niemand weet toch wat een bugel is, het is ook geen standaard orkestinstrument. Zo’n fanfare is een hechte sociale gemeenschap, een soort familie, zoiets als de TROS. Ik had bijna elke dag wel les of repetitie en de fanfare luisterde ook alle feesten en begrafenissen op. Uiteindelijk ontdekte ik dat rock ‘n roll gewoon cooler is dan met een tröt de Last Post spelen bij een graf.”
Digna zong in verschillende bandjes. In een groep genaamd Zipcode ontdekte ze een tekortkoming van haar stem. “Als ik drie nummers had gezongen, was ik hees. Ik zong veel te hard.” Haar lerares Mirjam Snoek liet haar muziek van Sarah Vaughan horen. “Erg tof, het was mijn eerste kennismaking met jazz. Maar eigenlijk ben ik pas echt met jazz begonnen op het conservatorium.”
Johan Smeets liet zich imponeren door gitaristen als Brian May, David Gilmour en Mark Knopfler. De solo’s van de gitaargoden probeerde hij na te spelen. Popmuziek was iets dat je zelf moest uitzoeken. Een gitaarleraar was bijna standaard klassiek ingesteld; als je vroeg naar pop, rolde er bij wijze van compromis jazz uit. “In de fanfare werd wel over jazz gesproken. Maar een fanfare loopt altijd een jaar of tien achter. Toen we Stan Getz ontdekten, bleek die al tien jaar bezig. Ik heb eigenlijk niet de gangbare standaardgeschiedenis van bandjes. Zelfs het kampvuurgebeuren is aan me voorbij gegaan. Er zitten gaten in mijn ontwikkeling als gitarist. Ik speelde altijd heel veel solo’s. Ik was gewoon slecht in het spelen van akkoorden.”
Digna: “Ik wilde tolkvertaler worden. Tot ik een vrij heftig verkeersongeluk kreeg. Ik heb veel geluk gehad. Ik dacht: het kan dus zo maar over zijn, je moet doen wat je het liefste doet. Dus heb ik me flink op zelfstudie geworpen en toelatingsexamen gedaan aan het conservatorium. Niet met het idee om docent te worden of om op het podium te staan, ik wilde gewoon zingen. Ik begon met les geven en tegelijk wilde ik de allerbeste van de wereld worden. Zo rolde ik de jazz binnen. Zelf stukken schrijven werd al gauw heel belangrijk voor me. In de jazz speel je veel standards die je naar je toetrekt door ze van arrangementen te voorzien. Maar ik wilde liever mijn eigen composities zingen.” Johan: “Ze zingt haar eigen composities het beste.”
Inmiddels zong ze in een jazzkwartet met haar eigen naam. Met begaafde mannen als Jo Didderen, Geert Roelofs, Egbert Derix en later Dirk Balthaus. ,,Er was een goeie chemie maar door de drukke bezigheden van de vier heren was het moeilijk een repetitie of optreden te plannen. En als ik het niet regelde, gebeurde er niets…. maar het was toch míjn band. Wat ik schreef werd steeds poppier, de chemie veranderde. Ik had wel al die prijzen gewonnen, maar op de een of andere manier paste de jazz niet meer. Ik moest een nieuwe identiteit zien te vinden.”
In die tijd was ook Johan zoekende naar een eigen geluid. “Het frustreerde me dat ik maar geen eigen sfeer of sound kon vinden. Je klinkt als jazz-gitarist al heel snel óf als Pat Metheny óf als John Scofield. Ik wist dat ik die eigen sound alleen kon vinden door zelf nummers te schrijven. Ik wilde een platencontract en beroemd worden met mijn eigen ding.“
Op de Maastrichtse muziekschool Kumulus nam hij zangles bij Digna Janssen. Digna: “Toen zei het klik. Het helpt wel als je elkaar elke week een half uur ziet. Het groeide en bleef groeien.”
Johan: “Ik heb trouwens nog negen lessen tegoed… Het was natuurlijk raar om vanuit bed elkaar als leraar en leerling weer tegen te komen op de muziekschool. Toen ben ik maar met die zanglessen gestopt.”
In 2001 richtten ze samen de rockband Rosenfeld op, in het jaar dat Digna nog een prijs wint voor haar jazzcompositie ‘Change is gonna come’. Door de inbreng van de Heerlense fotograaf en filmer Perry Schrijvers kreeg Rosenfeld een rockimago aangemeten. Vooral Digna onderging een metamorfose. “Ik was altijd one of the guys. Qua looks was ik niet zo interessant. Ik hoefde ook geen tjakka! Die metamorfose is niet zonder slag of stoot gegaan. Ik heb me er aanvankelijk zeer tegen verzet en dat is niet zonder tranen gegaan. Ik had het idee dat er aan mijn persoonlijkheid werd getornd. Dat is trouwens niet gebleken.”
Johan: “Er wordt zo vaak gezegd dat ze in de jazz niet aan imago doen. Mensen als Duke en Miles dachten ook goed na over hun imago hoor, dat wordt nogal eens vergeten. Het gaat om een andere romantiek, kleiner, maar er wordt wel degelijk over nagedacht.”
Digna: “Het is niet anders: mensen luisteren met hun ogen. Eerst zien ze je en dan pas gaan ze zich bekommeren om de inhoud. Dus moet de verpakking goed zijn. Aanvankelijk dacht ik: bekijk het maar, ik sta hier gewoon in mijn broekpak en als je niet mooi vindt wat ik zing, dan maar niet.”
Johan: “Ach, al dat imago-gedoe is ook part of the fun.” Tongue in cheek: “Bovendien was het nodig, want van ons zelf zien we er niet uit.”
Opmerkelijk genoeg spelen ze thuis nooit samen. Johan: “Alleen als het écht moet. Hooguit tien minuten, voorafgaand aan een concert. Niet te lang, want je wil ook de spanning vasthouden.”
Digna: ”Ik schrijf vooral op de piano. Vaak als er op de muziekschool een leerling uitvalt. Meestal begin ik aan een nieuw nummer door wat fonetisch te brabbelen. Dat biedt vaak een aanknopingspunt, een klank of een woord. ‘Round and round’ van onze laatste cd ontstond in Sardinië. Het begint met een lijntje muziek in mijn hoofd op een mooie plek onder een boom. Ik begin het te zingen en Johan laat zijn vingers over de snaren schuiven. Zo kleeft er meteen een sfeer aan het nummer.”
Johan: “Voor mij werkt het om weg te zijn. Op de Veluwe, Sardinië of in Londen waar we laatst hebben gespeeld. Dat is sowieso erg leuk maar het werkt ook echt. Ik moet een knop omzetten om te kunnen componeren. Dat kan niet als de vuilniszak buiten moet worden gezet of als de badkamer nog moet worden gepoetst.”
Johan: “Een goede song? Altijd lastig. Die moet in ieder geval bij je passen.
We zijn het er gek genoeg altijd meteen over eens of een song oké is. Die moet in ieder geval niet te plat zijn, niet kitscherig, niet grotesk en niet te catchy. De tekst en de melodie moeten goed zijn.”
Johan pakt zijn gitaar erbij. “Wat is het toch verschrikkelijk om over muziek te moeten praten.”
Digna: “Wat ik in elk geval nooit meer wil, is compromissen te sluiten. Bij Rosenfeld was er voortdurend discussie over de koers. Drummer Geert Roelofs en bassist Richard Ritterbeeks (ex-Volumia) voegen zich nu alleen live bij ons. Weet je, ik heb het gevoel thuis te zijn gekomen. Jodymoon is ons ei. Het is compleet. Het klinkt eng, maar het voelt fijn.”
Johan: “Het is gewoon freaky hoe we elkaar aanvoelen. Ik denk wel eens: dit is niet normaal. Zouden we niet wat ruzie moeten maken? We kunnen volledig onszelf zijn en dat komt over bij het publiek. Ik heb altijd gedacht dat het vreselijk moest zijn om een vriendin te hebben met dezelfde baan. Maar het is fijn om samen te zijn als je naar Groningen moet om voor een habbekrats op te treden. Maar als het mis gaat, dan gaat het denk ik ook goed mis.”
Digna: “Tijdens het spelen heb ik wel eens gedacht: wat is ie goed! En hij hoort bij mij.”
Johan: “Ik ben niet zo’n romanticus. Ik ben meer van de harde porno.”
Begin december staat Jodymoon in de finale van de Grote Prijs van Nederland. Digna: “Het is niet zo dat als je niet wint, je dan verliest. Muziek kost zoveel tijd en energie, dat gaat niet meer over succes of geld. Het enige dat telt is: vind ik het de volgende dag nog leuk?”
Jodymoon speelt op 8 december tijdens de Grote Prijs van Nederland in de Melkweg in Amsterdam.
www.jodymoon.com