Kunst en geschiedenis, daar kun je mee thuis komen. Dat was de gedachte achter het romantisch nationalisme van de negentiende eeuw. Dat was ook het fundament onder talrijke nationale, regionale en stedelijke musea. Geoliede machines voor een gezamenlijke identiteit.

In deze eeuw is die basis vernieuwd en versterkt. Een paar voorbeelden van recente aankopen: Jheronimus Bosch – Visioenen van een genie (Het Noordbrabants Museum, 2016), Alma-Tadema, klassieke verleiding (Fries Museum, 2017), Pieter de Hooch in Delft. Uit de schaduw van Vermeer (Museum Prinsenhof Delft, 2019), Allart van Everdingen – Het ruige landschap (Stedelijk Museum Alkmaar, 2021) en In het licht van Cuyp (Dordrechts Museum, 2021). Allemaal kunstenaars die geboren werden of werkten in de stad en omgeving van het genoemde museum. 

Het Amsterdamse Rijksmuseum is vanaf de opening in 1894 een monumentaal vehikel voor nationale trots. Maar ondanks een prestigieuze renovatie is Nederland niet langer ‘het land van Rembrandt’ – als het dat al ooit is geweest. Een recent WRR-rapport over de identiteit van Nederland stelt twee centrale vragen. Wat verbindt de burgers met elkaar? En: waaraan moeten nieuwkomers (kinderen en immigranten) zich aanpassen om erbij te horen? De WRR adviseert om de last van het verleden af te schudden en te kijken naar wie we in de toekomst willen zijn.

Misschien zijn we verward door de coronacrisis. Maar in weerwil van het WRR-advies bedachten het Rijk & het Rijks dat het romantisch nationalisme een booster nodig heeft. Ze hadden daarvoor het schilderij De Vaandeldrager van Rembrandt op het oog. In haar verzoek aan het parlement om een bijdrage van 150 miljoen euro (in de wereld van het grote geld rekent men in ronde bedragen) noemt de minister van cultuur het een ‘bijzonder’ schilderij. Niet alleen binnen het oeuvre van Rembrandt, maar ook omdat het ‘een belangrijk historisch onderdeel van de geboorte van Nederland als onafhankelijke staat’ laat zien.

Laten we liever investeren in de kunstenaars van vandaag en morgen

Eerlijk gezegd, daar hebben we De Vaandeldrager niet voor nodig. Laten we liever beide vragen van de WRR serieus nemen, bijvoorbeeld door te investeren in de beeldende kunstenaars van vandaag en morgen. Stop honderd miljoen in een aankoopfonds voor eigentijdse beeldende kunst die door Nederlanders of in Nederland is gemaakt. En verdeel die overige vijftig miljoen over musea die bereid zijn om hun negentiende-eeuwse fundament te vernieuwen.

DINGEMAN KUILMAN


Dit artikel is onderdeel van &PAPER en valt buiten de verantwoordelijkheid van de ZOUT hoofdredactie.