Depressie, misbruik, travestie, een overleden broer en zoete sekszonden, charmezanger Guido Belcanto maakte van zijn levensverhaal een musical. DIETER VAN DEN BERGH zocht de romantische ravijnzanger op.,,Ik heb potdomme de kans laten liggen om jong te sterven.”
Een chalet, midden in de Kempense bossen tussen Turnhout en Antwerpen. ‘Mijn heiligdom’ staat er in sierlijke schrijfletters op de poort. In de schaduw van de naaldbomen staat een oude Mercedes 240. Binnen, aan een leestafeltje, drukt de enige bewoner zijn sigaret uit in een Ricard-asbak: Guido Belcanto. Lange grijze manen, bakkebaarden, begenadigd liedjesschrijver en gezegend met een van de warmste stemmen van Vlaanderen.
Het chalet is volgestouwd met vintage parafernalia, instrumenten, boeken en vinyl. Op tafel brandt een kaars met daarop een afbeelding van de zanger zelf, als heilige. Daaronder Liefde en Devotie, tevens de titel van zijn laatste plaat. In dit knusse heiligdom geen smartphone, stromend water, regulier toilet of badkamer. Belcanto doucht zich elke dag bij het zwembad een dorp verderop. “Ik heb dit nodig”, zegt hij met zachte, breekbare stem. “Deze stilte, deze ascese.” Een kunstenaar moet lijden om creatief te kunnen zijn, vindt hij, net als de Christussen die her en der in zijn huisje in het kruis hangen. “Christus offerde zijn leven op voor zijn roeping: de ultieme romantische kunstenaar.”
Guido Belcanto woonde dertig jaar in Antwerpen, stad van verleidingen, waar hij bij de zeemanscafés en madammen in het Schipperskwartier graag vertier zocht. Maar ook de stad waar hij claustrofobisch van werd. “Ik schreef mijn liedjes jarenlang in de kroeg, waar ik op mijn gemak kon observeren. Maar ik werd bekender en bekender, kon geen voet meer verzetten zonder dat mensen me met rust lieten. De eenzaamheid hier is soms beklemmend, maar ook heilzaam.”
Eerder dit jaar werd hij 65: Guido Versmissen in Turnhout, opgegroeid in Wortel, waar zijn ouders een café hadden naast de kerk, ‘In de verzekering tegen de dorst’. Eind jaren vijftig verhuist het gezin naar Turnhout. Vader vindt emplooi op de papierfabriek, Guido wordt bij de Jezuïeten op college gestopt. Perfecte voedingsbodem voor een artiest, zegt hij. “Ik had een enorme drive om te rebelleren.”
Met zijn broer Dirk, die in 2008 verongelukte, speelt hij in Engelstalige bandjes. Pas rond zijn dertigste waagt hij zich aan Nederlandstalig: Zangeres Zonder Naam, André Hazes. “Het bleek dat ik mensen kon doen laten wenen met mijn liedjes.” Belcanto vindt zijn roeping en wordt charmezanger; “een zanger moet trachten de pijn te verzachten” is zijn credo. Hij maakt veertien albums en groeit uit tot een cultfiguur. Hoewel hij nooit een grote hit scoorde, kent iedere Vlaming wel een van zijn liedjes: Op het zeildoek van de botsauto’s, Plastic rozen verwelken niet, Rosie, Vlammetjes. Songs vol tristesse én levenslust.
In Nederland wordt hij nauwelijks begrepen. “Sommigen noemen het camp, maar het komt recht uit mijn hart. Natuurlijk, een zekere ironie is mij niet vreemd. In het begin schrok ik soms van mijn eigen serieux en somberheid. Daarom stak ik er af en toe een grap in. Mijn eerste single gaat over een zelfmoord, maar aan het einde zit een kwinkslag om het niet te zwaar te maken. Toen ik dat voor het eerst speelde, schoot de zaal in de lach. Dat had ik zo ook weer niet bedoeld, ik ben geen clown.”
Nu is er een musical over zijn leven, De zoete smaak der zonde. Met in de hoofdrol de zanger zelf. En dat bevalt. “Ik wist niet dat ik kon acteren.” Belcanto toont trots een viersterrenrecensie, geknipt uit Het Nieuwsblad. “Die laatste zin, mooier compliment kan niet: ‘Extravaganter zal het niet worden in de Vlaamse theaters’.”
De zoete smaak der zonde is geen hoera-verhaal. “Ik ben niet het zonnetje in huis, het leven is geen lachertje. Dat is deels door genetische aanleg. Van mijn moeders kant komen er zelfmoorden voor en alcoholisme.” Hij heeft veel misère gekend, maar wie het levenslied zingt, moet het ook zelf hebben meegemaakt, vindt hij. “Mijn jeugdjaren waren niet vrolijk. Ik ben misbruikt toen ik zes, zeven jaar oud was. Een pedofiel die gewoon vrij los liep. Dat heeft een schaduw op mijn jeugd geworpen. Pas toen ik bijna twintig was, ben ik daar overheen gekomen. Zo’n trauma…, god, dát heeft wat teweeg gebracht. Ik heb jaren later nog vier jaar in een zware depressie gezeten. Ook niet niks hoor. Het moeilijkste van een depressie is dat je op weinig medeleven hoeft te rekenen. Je zit niet in een rolstoel, dus sommigen geloven het niet. Maar eigenlijk praat ik hier niet graag over.”
Liever praat hij – fervent fietser – bijvoorbeeld over wielrennen. Belcanto heeft zijn eigen koers, de populaire Belcanto Classic, in het Limburgse heuvelland, eind augustus. “Daar leef ik naar toe, en hang daarna mijn koersfiets aan de paal.” Ooit kreeg hij die – een Bianchi – van zijn jong gestorven held Marco Pantani, in ruil voor een cd en een lied, een loflied. Hij pakt zijn gitaar en zet het romantische Ti amo van Umberto Tozzi in. “Ik heb er een eigen tekst op gemaakt. Een ode van een troubadour die zingt aan het hof van de koning. Ik had met Marco te doen, voelde me verwant, zijn problemen, kwetsbaarheid, gevoeligheid. Pantani was eigenlijk een kunstenaar.”
Echte kunstenaars, die doen geen concessies. Dus ook voor Belcanto geen jolige tv-optredens of reclame, geen liedjes in opdracht. “Daar ben ik verdomd fier op. Ik denk dat ik veel geld heb laten liggen, maar authenticiteit en integriteit zijn mij meer waard. Je bent origineel of je bent het niet, begrijpt u mij? Je kunt niet probéren om origineel te zijn. Ik hoef geen moeite te doen om flamboyant te zijn. Ik wil als artiest de wereld verfraaien. Daarom rij ik niet in een Toyota of Mazda, maar in een oude Mercedes. Ik schep er ook een heimelijk genoegen in om een beetje controversieel te zijn. Het is nooit mijn ambitie geweest om een ideale schoonzoon te zijn, integendeel.”
Van geen van zijn liedjes heeft hij spijt. “Er zit geen shit tussen. Elke song had een gegronde reden om geschreven te worden en is nog steeds verdedigbaar.” Het enige waar zijn tenen soms nog van krommen is het album Plastic rozen verwelken niet. “Henny Vrienten was de producer. Hij vond het niet snel goed. Ik was niet op mijn gemak, dat hoor je.”
Qua thematiek bleef hij zijn eerste plaat trouw. “Gerard Reve zei ooit: elke schrijver heeft maar één thema. Mijn werk borduurt ook al dertig jaar voort op hetzelfde: het gebroken hart. Ik had Reve graag mijn liedjes opgestuurd om te vragen naar zijn mening. Spijt dat ik dat nooit gedaan heb. Er zijn raakvlakken. Hij de grote volksschrijver, ik de grote volkszanger. Vanuit begrijpelijke taal werken, niet vanuit een ivoren toren. Natuurlijk, ik ben óók een intellectueel.”
Terug naar de zoete zonden. Seks, drugs, rock-’n-roll? “Ja, in mijn Antwerpse tijd is dat nogal uit de hand gelopen. Tot mijn veertigste kon ik vanwege plankenkoorts het podium niet op zonder joint, en ik heb een tijdje gesnoven. Maar het was vooral de drank, wow… Bij zonde denk ik trouwens vooral aan onkuisheid. Alle seks was thuis vroeger onkuis. Een enorm taboe. Maar ik heb het ruimschoots ingehaald. Ik ben bijna fundamentalistisch rooms-katholiek opgevoed, met een enorm zondebesef. We gingen constant ter biecht, waren enorm godvrezend. In Wortel had de pastoor het hoogste aanzien. Van Gina Divina had hij een hartverzakking gekregen.”
Gina Divina is zijn vrouwelijke alter ego, de vamp waar hij in 1999 mee naar buiten kwam. “Met Gina heb ik mijn ruiten ingegooid. Mensen begrepen het niet – “D’n Guido, dat was toch juist een macho?”. En de media zagen me na die outing als een freak. Het heeft jaren geduurd voor die schade hersteld was.” Gina zit weer opgesloten in de kast, al komt ze er thuis soms nog eventjes uit. “Ik ben een travestiet, maar heb mijn punt gemaakt.”
“My wild days are over, I´m afraid”, zegt de zanger met gevoel voor ironische pathetiek. Hoewel, soms kan het nog wel ’s tekeer gaan in zijn afgelegen chaletje. “Als er een meisje op bezoek is, en ik een stuk in mijn kraag gezopen heb. Dan gaan we dansen en… Maar nee, als ik op de oude manier – snel leven, jong sterven – was door blijven gaan, was ik er niet meer geweest. Ik heb potdomme de kans laten liggen om jong te sterven. Als je op een gegeven moment vijftig bent, ben je te oud om jong te sterven. Laat me nu maar zo oud mogelijk worden. Wel vraag ik me vaak af of ik relevant ga blijven. Het schrijven gaat me steeds moeilijker af. Gelukkig heb ik me al redelijk onsterfelijk gemaakt.”
Hoe gaat het nu met de liefde? “Ik heb al een tijdje geen lief. Ik kan zo meteen nog een meisje in huis hebben hoor, ik hoef maar te bellen. Maar dat is iets anders dan echte liefde. Het enige dat ik nu nog echt wens, is dat ik nog één keer verliefd word. Tot over mijn oren. En dat ik met zo iemand mijn leven kan delen. Hier? Natuurlijk niet, een latrelatie. Ze moet wel van Elvis houden. Een meisje dat niet van Elvis houdt, komt mijn bed niet in.”
De zoete smaak der zonde, met o.a. Guido Belcanto. Tournee (o.a.): 1/12 in Beveren, 8/12 in Lier, 20/12 in Hasselt, 21/12 in Scherpenheuvel.