‘In het kunstenveld mis ik de ruimte voor spontaniteit en het begrip voor de zoektocht’, zegt theatermaker Jordi Möllering. ‘Dat begrip is er alleen voor jonge makers. Alsof je boven de 35 niets meer te onderzoeken hebt.’
De studio van theatermaker Jordi Möllering is tevens de toegangshal naar het Matrastheater van Maison Florida in Hasselt. Het voelt meer als een doorgangsruimte dan een werkplek. Passend, want hij lijkt voortdurend onderweg en op zoek, zowel in zijn dagelijks leven als in zijn theatrale werk: hij werkt in verschillende talen, continenten en culturen, trekt als briefbezorger met de fiets door Europa en ontwikkelt een voorstelling met robotacteurs. Theater is bij Jordi Möllering overal, maar vooral elders.
Hoe werd je theatermaker?
‘Na de middelbare school wilde ik niet meteen gaan studeren. Ik wilde graag Spaans leren, geen idee waarom, dat leek me gewoon een leuke taal. Eigenlijk wilde ik naar Spanje, maar mijn vader zei: “Waarom ga je niet naar Midden-Amerika?”’
Jordi Möllering (Nijmegen, 1985) vertrekt naar Guatemala om er af en aan vijf jaar te blijven. Ter plekke richt hij samen met een vriend een Spaanstalig theatergezelschap op, genaamd Artzénico. ‘Ik had geen toneelachtergrond of opleiding, het was gewoon iets wat ik heel graag wilde doen en die vriend toevallig ook. Ik leerde hem kennen in een internetcafé, hij werkte daar. We hadden steeds meer gesprekken over de dingen des levens, zo kwamen we dus ook over theater te spreken. Uiteindelijk is dat voor ons allebei wel iets heel groots geworden.’
Met Artzénico reizen ze vanuit Guatemala langs de migrantenroutes richting de VS. Onderweg spelen ze voorstellingen en organiseren ze workshops voor migranten. ‘Het idee was dat de voorstelling zelf ook zou migreren, dat we de indrukken en verhalen die we langs de route verzamelden zouden verwerken. In de praktijk bleek dat lastig, de indrukken zijn intens, de verhalen die je hoort heftig. Achteraf gezien hadden we op elke plek wel een week kunnen blijven, nu was dat één of twee dagen, en dan weer door. Wat wel weer representatief is voor het fenomeen migreren.’
Zitten mensen in zo’n situatie wel te wachten op een theaterworkshop?
‘Het was enerzijds een soort verademing tijdens hun migratie, het was vanuit ons ook vooral dienend bedoeld, toch zit er ook een hele grote maar aan dit verhaal. Theater, het spel met fictie en werkelijkheid is voor mij een privilege. Als de situatie mij teveel wordt, kan ík ermee stoppen. Zij niet. Je wil mensen helpen, maar komt daardoor in een spanningsveld waar het niet makkelijk is om goed te doen. Je wilt het liefst dat de situatie helemaal niet bestaat, omdat het oneerlijk is, tegelijkertijd lijd ik er niet direct onder. Achteraf denk ik dat het onmogelijk is om op die manier geëngageerd theater te maken, dus dit zou ik ook nooit meer zo doen.’
In 2021 speelde Jordi drie voorstellingen waarbij hij het publiek vroeg om brieven te schrijven. Die brieven bracht hij vervolgens persoonlijk rond op de fiets, een tocht van 3700 kilometer door heel Europa. In 2023 wil hij dit project verder uitwerken onder de naam Global Unification Tour. Samen met Bonifaz Diaz, zijn theatervriend uit Guatemala, wil hij dan brieven gaan bezorgen tot in Zuid-Afrika en onderweg voorstellingen maken. ‘Een paar jaar geleden ontdekte ik dat ik lange afstandsfietsen erg leuk vind, sindsdien heb ik tochten gemaakt van meer dan duizend kilometer. Het theaterproject begon met een heel eenvoudige gedachte: “Wat als ik het fietsen nu eens met mijn werk kan combineren, zou dat niet een ideale situatie opleveren?” Tijdens de voorstellingen aan het begin van de tocht vertelde ik over reizen, waarbij ik beelden maakte met een grote wereldkaart. Die kaart heb ik de hele reis meegesleept, een super onhandig ding van twee kilo. In welke vorm ik die voorstellingen volgend jaar ga doen is me nog niet helemaal helder. Ik zou willen dat het hele theaterproject echt reizend is, waarbij ik alleen speel met de dingen die ik bij me heb, het liefst ook nog zonder woorden. Ik kom immers door landen waarvan ik de taal niet spreek.’
‘Ik gedij goed onder het nomadische, de verandering van routine en setting, maar ik moet wel een doel hebben.’
Wat is er zo fijn aan fietsen?
‘Ik gedij goed onder het nomadische, de verandering van routine en setting, maar ik moet wel een doel hebben. Dus als ik op bezoek ga bij mijn tante in Eindhoven pak ik de fiets. Maar ik ga niet voor mijn plezier een rondje fietsen door het Heuvelland. Wat ik het leukste vind is het contact met mensen onderweg, tegelijkertijd is het ook iets dat ik ook heel moeilijk vind. Van nature ben ik geneigd om in mezelf gekeerd te zijn. Door die brieven te bezorgen had ik een reden om op al die plekken met mensen te praten.’
Je creëert voor jezelf een rol waardoor je meer durft?
‘Zo voelt het wel. Nu ik er over nadenk was dat tijdens het migratieproject in Mexico misschien wel net zo. Ik noemde mezelf regisseur, waardoor ik vragen kon stellen. Als je mij nu vraagt om hier de stad in te lopen en contact te leggen met mensen dan zou ik dat niet doen. Dan vind ik dat eng. Maar als het voor een voorstelling is dan doe ik het wel.’
Is zo’n nomadische voorstelling ook een manier om onafhankelijk te blijven?
‘Ik werd tijdens corona helemaal gek van het contact met theaters. Het is ongelooflijk hoe hooghartig je soms te woord wordt gestaan. Het liefst organiseer ik alles zelf. Kijk naar dit theatertje hier in Maison Florida. Er zijn veel beperkingen, we werken met weinig middelen, maar hebben de vrijheid om te doen wat we willen. Dat mis ik wel in het kunstenveld, die ruimte voor spontaniteit en het begrip voor de zoektocht. Dat begrip is er wel, maar meestal alleen voor jonge makers. Dat is toch gek? Alsof je boven de 35 niets meer te onderzoeken hebt…’
Dit is het 18de deel in een reeks over kunstenaars en ontwerpers in hun werkomgeving.