De herwaardering van de Limburgse taal mag geprofiteerd hebben van de dialectmuziek, Veldeke Limburg, in 2016 negentig jaar, claimt ook een deel van dat succes. In sms’en en apps vervalt veel schrijfschroom, stellen ze daar vergenoegd vast. “Maar bij de rechtbank de eed in het Limburgs afleggen, gaat ons echt te ver.”
Toen Lei Heijenrath (78), vicevoorzitter van Veldeke, naar de kleuterschool ging, had hij alleen nog maar het dialect van zijn geboorteplaats Kerkrade gehoord. Nederlands, de taal waarin hij later les zou gaan geven, leerde hij pas vanaf dat moment. Bij Luc Wolters (45), historicus en schrijver van de deze maand te verschijnen verenigingsgeschiedenis 1926 Veldeke Limburg 2016, was het precies andersom. Zijn ouders, onderwijzers, spraken bewust geen dialect met hem. “Want het overheersende idee was destijds dat dit een nadelige invloed zou hebben op kinderen.” Wolters had het zich eigenlijk nooit zo gerealiseerd tot mensen hem op een reünie van zijn lagere school vrijwel allemaal aanspraken in het Nederlands. “Dat waren ze van vroeger uit ook gewend. Helemaal zuiver is mijn Simpelvelds ook nooit geworden. Mijn dialect is meer een mengvorm, ook beïnvloed door de plaatsen waar ik heb gewerkt en in verenigingen heb gezeten.”
Wolters ging naar de basisschool in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen net de eerste barstjes kwamen in de vooroordelen over dialect sprekende kinderen. Heijenrath herinnert zich een onderzoek waaruit bleek dat Kerkraadse leerlingen door hun eigen leraren voor opstellen onbewust lager werden gewaardeerd als ze dialect spraken. De resultaten werden vergeleken met die van een controlegroep met docenten uit de regio Nijmegen, die de leerlingen niet kenden. Hoe anders is de situatie nu. “Dialect is salonfähiger geworden. Na baanbrekend werk vanuit Canada heeft wetenschappelijk onderzoek in diverse plekken in de wereld inmiddels aangetoond dat kinderen baat hebben bij een tweetalige opvoeding. Prominente Limburgers tot aan de gouverneur laten duidelijk blijken wat het Limburgs voor hen betekent. Er is een Raod veur ’t Limburgs, een streektaalfunctionaris bij het Huis voor de Kunsten en een bijzondere leerstoel Taalcultuur in Limburg aan de Universiteit Maastricht.”
Tal van factoren, neem bijvoorbeeld de voortrekkerstol van dialectmuziek, hebben bijgedragen aan die gestage herwaardering. Maar volgens Heijenrath is het voor een belangrijk deel ook de verdienste van Veldeke Limburg, de vereniging die dit jaar haar negentigjarige bestaan viert. Reden om met tevredenheid feest te vieren en de geschiedenis te boek te laten stellen door historicus Luc Wolters. “Bij lustra is het traditie geworden om iets dergelijks in gang te zetten. Bij het vijfenzeventigjarig bestaan is er bijvoorbeeld een wetenschappelijk congres georganiseerd. Alleen al om te laten zien dat Veldeke er niet alleen voor carnaval en dat soort zaken is.”
Bezorgde notabelen waren negentig jaar geleden verantwoordelijk voor de oprichting van Veldeke. Wolters: “De eerste besturen bestonden uit juristen, geestelijken en een enkele bankier. Ze waren bezorgd over de teloorgang van de Limburgse dialecten door de industrialisatie en de komst van mensen van buiten als personeel voor de mijnen. Ze zagen ook hoe het in gegoede kringen bon ton werd om Nederlands of, zoals in Maastricht, Frans te spreken. Die ontwikkeling wilden ze keren.”
Heijenrath was meelezer tijdens de totstandkoming van het boek en zegt veel passages “met ogen op steeltjes te hebben gelezen”. Hij raakte vooral onder de indruk van de onvermoeibaarheid waarmee bestuurders in het verleden stad en land door trokken. “Tot in Amsterdam, Den Haag en Antwerpen toe werden middagen en avonden in het Limburgs georganiseerd. Hun kinderen zullen zich echt hebben afgevraagd wie die man was die op zondag het vlees bij hen sneed.”
Het jubileumjaar zet behalve tot terugkijken en vieren ook aan tot vooruitblikken. Er blijft voor Veldeke nog genoeg te wensen over. Het ledenaantal van de vereniging van de huidige 2500 naar 3000 of meer tillen bijvoorbeeld, liefst met meer inbreng van jongeren. Het incorporeren van dialect in onderwijs. Heijenrath: “Dat betekent niet dat er lessen in het dialect hoeven te worden gegeven. Maar alleen al het wijzen op het profijt dat leerlingen kunnen hebben van hun dialect bij het bepalen van het geslacht van een woord in het Nederlands of andere talen is winst. Als ze er nooit op worden gewezen, zijn ze er zichzelf niet van bewust.”
De vicevoorzitter wijst ook op wetenschappelijk nog onontgonnen gebied. Waar schriftelijke uitingen in Limburgse dialecten tot voor kort waren voorbehouden aan een redelijk select gezelschap, zorgen de social media ervoor dat steeds meer mensen hun schrijfschroom laten vallen. “Ze sms’en en appen in het dialect en gaan daarbij heel creatief om met de taal. Dat is een waanzinnig interessante ontwikkeling waar we eigenlijk een vinger achter zouden moeten krijgen. Wat gebeurt daar?”
Sommige zaken vindt Heijenrath te ver gaan. “We hebben als Veldeke wel eens met bewondering gekeken naar wat ze in Friesland allemaal voor elkaar boksten, zoals de woordenboeken. Maar bij de rechtbank de mogelijkheid scheppen om de eed ook in het Limburgs af te leggen, gaat ons echt te ver.”