Een jaar na het aftreden van Theo Bovens als bestuursvoorzitter van het Limburgs Symfonie Orkest treedt Wim Weijnen aan als zijn opvolger. Is het orkest na jaren van verpeste sfeer, onderling wantrouwen en financieel wanbeleid weer boven Jan? “Ik was verwonderd in welk tempo bij het LSO dingen zijn veranderd.”
Een jaar voordat een nieuwe voorzitter aantreedt, is dat niet wat lang?
Wim Weijnen: “In december ben ik benaderd, ik heb geen idee waarom er zo’n periode tussen lag. Het voortraject heb ik niet gevolgd, maar mijn inschatting is dat men eerst de aanbevelingen van het rapport van bureau Berenschot heeft willen uitvoeren.” Lachend: “Misschien is het wel goed dat ze me niet eerder hebben gevraagd. Dan had ik het niet gedaan, omdat ik net in functie was als directeur van de Limburgse Werkgevers Vereniging.”

Door bureau Berenschot heet de raad van bestuur van het LSO nu raad van toezicht. Wat is het verschil?
Weijnen: “Voorheen was de voorzitter een bestuurder in de letterlijke zin van het woord, dus ook juridisch als zodanig verantwoordelijk. Nu zitten er toezichthouders die vanuit een aantal kernindicatoren moeten bepalen wat het beste is voor de continuïteit van het LSO. Ik ben redelijk snel in het doorgronden van cijfers, maar reageer ook altijd intuïtief en emotioneel. Daar bleek ik een goede klik te hebben met Henri Broeren, de nieuwe directeur.”

Het LSO, ’s lands oudste symfonieorkest, belandde in 2007 in een crisis door een verziekte sfeer, een cultuur van angst en wantrouwen en een bestuur dat amper zicht had op de zaak. Een van de stenen des aanstoots was het declaratiegedrag van toenmalig directeur John Floore. Een handvol onderzoeken door accountants en externe bureaus, met als laatste een vernietigend rapport van bureau Berenschot, kwam eraan te pas voordat het roer omging. Als klap op de vuurpijl bleek ruim een jaar geleden dat het jubileumjaar 2008 een verlies van 750.000 euro had opgeleverd zonder dat het bestuur daar kennis van had. Twee dagen later trad bestuursvoorzitter en CDA-prominent Theo Bovens, die de problemen bij het LSO jarenlang had gebagatelliseerd, af.

Bovens zei in augustus 2008 dat het LSO geen traditie heeft in het controleren van declaraties.
Weijnen: “Daar zit ik anders in. Inmiddels is het LSO daar een stuk alerter op. Maar we moeten dat verhaal van die declaraties niet groter maken dan het was. De verziekte sfeer in het bedrijf was een veel groter probleem. Daar heeft Broeren nu in doorgepakt. Wat er veranderd is? Na een interne reorganisatie zijn er vijf mensen vertrokken, daar waren geen muzikanten bij. Tegelijkertijd heeft Broeren enkele belangrijke subsidiënten ervan weten te overtuigen van het belang om geld te steken in het LSO. Eerst de gemeente Maastricht, met een structurele bijdrage van 200.000 euro per jaar. En nu dan de provincie met een verhoging van twee ton bovenop de bestaande ondersteuning van 110.000 euro. De provincie heeft ook de 340.000 euro voor de reorganisatiekosten betaald.”

Was het plotse vertrek van Bovens niet een schoolvoorbeeld van vaandelvlucht?
“Ik heb daar indertijd met enige verbazing van kennisgenomen. Nu zit ik er om vooral vooruit te kijken.”

Is het LSO met de extra ondersteuning van de provincie financieel weer boven Jan?
Weijnen: “Ja. Een orkest van de omvang van het LSO moet voortdurend tijdelijke krachten inhuren. Dat is niet goed voor de kwaliteit, om nationaal en internationaal mee te kunnen doen moet het orkest groter worden. Daar is de aanvullende bijdrage van de provincie voor bedoeld. Dat dirigent Ed Spanjaard weer voor een periode van twee jaar heeft bijgetekend is ook goed voor het imago van het orkest. Het is toch een grote naam die je aan je weet te binden.”
De Raad voor Cultuur wil dat symfonieorkesten snel gaan vernieuwen. Anders staat de landelijke subsidie op het spel. Wat gaat het LSO doen?
Weijnen: “De orkesten zitten met een volstrekt verstarde cao waar maximale flexibiliteit wordt gevraagd van de muzikanten, en het ‘uurtje-factuurtje denken’
een echte vernieuwing onmogelijk maakt. Toch is het muzikaal niveau nooit echt een probleem geweest. Over die landelijke subsidie maak ik me niet zo’n zorgen. We hebben altijd de samenwerking gezocht, onder meer met Opera Zuid.
En in het kader van de kandidatuur van Maastricht als Culturele Hoofdstad zijn er nu ook lijnen met de Opéra Royal de Wallonie in Luik en het Aachen Symphony Orchestra.”
Ik vermoed dat de raad ook doelt op een andere vernieuwing. De vergrijzing van het publiek bijvoorbeeld.
Weijnen: “Met directeur Henri Broeren gaan we ons nadrukkelijker ‘Limburgser’ opstellen, met optredens in de buitenlucht, met theaterconcerten in Roermond en Venlo en op het gebied van educatie. Ook over de grenzen valt nog veel te winnen. Bij de opera in Luik kunnen twee volwassenen met een kaartje gratis twee kinderen meenemen. Ik heb daar eens een zaal vol kinderen uit heel Wallonië gezien, met zakken chips en alles wat erbij hoort. In Italië, waar de opera eveneens met een vergrijzend publiek kampt, wordt ook van alles gedaan om jongeren weer geïnteresseerd te krijgen.”
“Als er een vacature is in het bestuur, gaan we nadrukkelijk over de grenzen kijken. Toen ik de eerste keer werd benaderd voor deze post, heb ik nee gezegd. Ik kende het dossier, ik kende het rapport Berenschot. In tweede termijn was ik verwonderd in welk tempo bij het LSO dingen zijn veranderd. Daarom ben ik erin gestapt.”