De achtste editie van de Jazz Masters Maastricht is het muzikale sluitstuk van de Tefaf-week. Toch onderhouden jazz en Maastricht een wat moeizame relatie. Hangen wel de juiste vibes in de stad om er een jazz-mecca van te maken? Kenners twijfelen. “Amerikanen zeggen niet voor niets: ‘If you want to stay poor, open a jazzclub’.”

Andrew Henrotte is trots. De eigenaar van Café Thembi en programmeur van de Stichting Muzieklab Limburg (SMULL) heeft op 28 maart altsaxofonist Lee Konitz op het podium staan. Konitz speelde in 1949 al met Miles Davis op Birth of the Cool. De 82-jarige Konitz, onlangs door het Amerikaanse muziekblad Downbeat gekozen tot beste altsaxofonist van het jaar, zal goed zijn voor een volle bak.
Henrotte heeft het in zijn café in de Maastrichtse wijk Randwijck anders meegemaakt. “Achttien jaar geleden ben ik met jazzmuziek begonnen. Dat was te vroeg voor Maastricht: het liep slecht en ik moest er mee stoppen.” Vier jaar geleden pikte hij de draad weer op. Hij begon met één concert per maand, en het sloeg aan. “Dit seizoen zitten we op 45 concerten.”
“Een beetje ‘n jazzfreak”, noemt Henrotte zichzelf. Dat moet hij wel zijn, want rijk wordt je niet van jazzconcerten. “Het begint zichzelf nu een beetje te bedruipen, maar zonder sponsoring kan het niet. Het is echt een kwestie van volhouden.” Gemiddeld 90 mensen bezoeken de zondagmiddagse concerten; een aantal dat groeit. Thembi is een klein jazzpodium in Limburg, het publiek komt vaak van ver, gelokt door de programmering die zich richt op de (inter)nationale jazztop. “Ik krijg mensen uit Brabant, België, zelfs uit Hillegom.”
Wat hij geleerd heeft, is dat je met een jazz-aanbod wel verder moet kijken dan Maastricht. “Een basis voor jazz, of voor om het even welke andere muziek, is er hier niet. Maastricht heeft geen muziekcultuur; die is in de jaren tachtig wegbezuinigd. Studenten wonen door gebrek aan woonruimte niet in de stad. En zij horen niet alleen bij mijn publiek; als ze zelf op een trompetje willen blazen, zijn er geen repetitieruimtes. Geen talentontwikkeling dus. Er zal flink wat moeten gebeuren als we hier een muziekscene willen krijgen.”
Het probleem zit hem in het DNA van de stad, meent John Kampstra, die in de jaren negentig jazzcafé Marks en Kampstra runde. Dertig jaar is hij nu al ‘in de jazz’; of Maastricht inmiddels een jazzstad is? Niet echt: “Een stad krijgt over het algemeen wat zij verdient.” Maastrichtenaren voldoen graag aan hun eigen cliché van het Bourgondisch leven, zegt Kampstra, “en daar is ook niks mis mee”. “Maar als een wereldartiest als Paul Weller in Paradiso optreedt, zijn de 1500 kaarten binnen een half uur uitverkocht, terwijl we hier in Maastricht amper 400 mensen bij elkaar krijgen.”
Kampstra heeft grote waardering voor de inspanningen van Andrew Henrotte met SMULL, en apprecieert ook het werk van de stichting Jazz Maastricht. Maar het is vechten tegen de bierkaai, zegt hij. 60.000 bezoekers tijdens de Jazzpromenade in het najaar – Kampstra zet er vraagtekens bij. “Dat is wel een héél groot aantal…Los daarvan: mij gaat het vooral om de kwaliteit. Hans Dulfer: geweldig dat daar veel mensen op af komen. Maar zaaltjes waar echt hele goede muzikanten spelen, zijn gewoon leeg.” Anderzijds: programmeren voor “de coltruidragende, pijprokende, dwarsgestreepte panfluitadepten” is het andere uiterste. “Amerikanen zeggen niet voor niets: ‘If you want to stay poor, open a jazzclub’.” Desalniettemin: het mag van Kampstra “allemaal wel wat spannender, actueler, funky-er, vernieuwender”.
De Stichting Jazz Maastricht zoekt het in een programmatisch compromis. De stichting organiseert de op een groot publiek gerichte Jazz Promenade in november (de voorzetting van het vroegere Jeker Jazz), in combinatie met de meer op grote namen gerichte Jazz Masters in maart. En door het jaar heen concerten “voor de muzikaal wat meer onderlegden”, in de woorden van voorzitter Jean Haesen. Maar Jazz in Maastricht is vooral hard werken. Websites, jazzbladen, radioprogramma’s – iedere kans wordt benut om mensen naar concerten te krijgen, zegt pr- en organisatiemedewerkster Sarah Malschaert: “En dat lukt toch heel aardig.”
Hoewel hij zijn woorden diplomatiek kiest, zegt Haesen hetzelfde als Henrotte en Kampstra: Maastricht hoort nog niet thuis in het rijtje Amsterdam, Rotterdam, Den Haag. “De Maastrichtenaar is een gelukkig en vrolijk mens, gebonden aan een sterke volkscultuur; in principe iemand die weinig nodig heeft om het naar zijn zin te hebben, en die het niet per se nodig vindt om naar een jazzconcert te gaan.”
In een poging het draagvlak voor jazz structureel te vergroten, zoekt de stichting daarom samenwerking in de euregio. Haesen praat daar met collega’s in Heerlen, Genk, Aken, Luik en Verviers over. De inspanning kent een gemeenschappelijke drive: in het licht van Maastrichts kandidatuur voor Culturele Hoofdstad 2018 willen de jazzorganisatoren een grensoverschrijdend project optuigen, dat zo overtuigend is dat niemand er meer omheen kan.
Ga er maar aanstaan, in een euregio die geen rijke geschiedenis van geslaagde samenwerkingsprojecten kent. Jean Haesen countert met het optimisme van de Maastrichtenaar: “Deze samenwerking komt echt van onderop. Wij gaan ervoor: onze ambitie is om samen jazz-hoofdstad van Europa te worden!”
Jazz Masters, 18/19 maart: www.jazzmaastricht.com SMULL-programma: www.thembi.nl
Lee Konitz (alt sax), Florian Weber (piano), Jeff Denson (double bass) en Ziv Ravitz (drums) treden wanneer en waar op in Maastricht? tijdens een optreden in 2009 in Muziekgebouw aan het IJ in Amsterdam.

Lee Kornitz, foto Jos L. Knaepen/Jazz Maastricht