Met de onverstoorbaarheid van een middeleeuwse monnik werkt Jeroen van Bergen aan een modelwereld, gebaseerd op de afmetingen van een toilet. Met hout en karton bouwt hij een virtuele wereld – en deconstrueert hij de echte. Genadeloos, maar ook met empathie en humor. Al eens een model van een snackbarfrituurkapel gezien?
Je ziet ze wel eens in krantenartikelen, in een rijtje naast elkaar, oplopend in grootte, zoals de gebroeders Dalton in de Lucky Luke-strip: de hoogste gebouwen ter wereld. Het rijtje wordt regelmatig aangepast, want ze reiken steeds hoger, die torens. Op dit moment gaat de Burj Kalifa in Dubai met 828 meter aan kop.
De Burj Kalifa heeft niet de hoekigheid van de torens van Jeroen van Bergen, maar de contouren zijn vergelijkbaar. Net als het concept. In beide gevallen willen de bedenkers het onbereikbare bereiken: hoe hoog kun je gaan? Een andere overeenkomst is dat er een verticale stad in het bouwwerk schuilgaat. Hier kan een mens een leven lang wonen zonder buiten te komen. Net als in de film Metropolis (1927) van Fritz Lang, waarvoor het decor van wolkenkrabbers werd ontworpen door Erich Kettelhut. De man moet, bijna honderd jaar geleden, Van Bergen-achtige visioenen hebben gehad.
Om misverstanden te voorkomen: Jeroen van Bergen is geen architect. Hij heeft er wel voor doorgeleerd, maar werd op het moment suprême toch liever kunstenaar. Dat kunstenaarschap heeft een tamelijk precies begin: februari 2002. Als bij een christelijke annunciatie schrok hij wakker van het dwingende idee zijn oeuvre te baseren op een module met de afmetingen van een toilet, de kleinst leefbare ruimte in een woning. Met de onverstoorbaarheid van een middeleeuwse monnik vervaardigt hij sindsdien modellen van hout en karton. In de verte doen ze denken aan maquettes, maar dat zijn ze niet. De kunstenaar is immers geen architect.
Een van zijn modellen, toren compositie 003 kruispunt (2011), een kleine drie meter hoog, is momenteel te zien op de groepsexpositie van de in januari door Van Bergen gewonnen Parkstad Limburg Prijs in Heerlen. Als we de modellen geen maquettes mogen noemen, wat zijn ze dan wel? Bij de opening van die expositie had Van Bergen het over “architectonische sculpturen”, een omschrijving die hij een zin later alweer verwierp. Dat was een mooi moment. Net als de kijker is de kunstenaar in dubio over het benoemen van wat hij ziet, van wat hij heeft gemaakt. Dat is niet echt alarmerend. Zoals Edward Hopper al: “Als ik het in woorden kon zeggen, zou er geen reden zijn te schilderen.”
Net zo min als de Metropolis-tekeningen van Erich Kettelhut zijn de ontwerpen van Jeroen van Bergen (Heythuysen, 1979) bedoeld als model van de werkelijkheid. Maar verleidelijk is het als vanouds, dit lied van schijn en wezen. Met als ‘special effect’ de wetenschap dat elk model is gebaseerd op die toiletmodule, zoals vastgelegd in het (Nederlands) Bouwbesluit. Niet het leven bepaalt wat leefbaar is, maar de wet.
Die beperking ligt ten grondslag aan Van Bergens streven naar maximale vrijheid. Het bijna dwangmatig ‘stapelen’ en combineren van modules, zowel verticaal als horizontaal, levert een letterlijk onmetelijk scala aan mogelijkheden op. Structuur biedt ruimte aan creativiteit. Dat is allesbehalve een paradox, en misschien is het dat wat Goethe in 1802 bedoelde, met de beroemde regels
Wer Grosses will, muss sich zusammenraffen
In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister
Dat ze meestal verkeerd geïnterpreteerd worden, komt door het ontbreken van de cruciale derde regel:
Und das Gesetz nur kann uns Freiheit geben.
Wat Goethe (behalve dichter ook politicus en diplomaat) maar wilde zeggen: vrijheid is geen kwestie van grenzeloosheid.
Om in het jargon van Goethe te blijven: vrijheid vergt een strenge meester. En Jeroen van Bergen is er een. Hij is toegewijd en consciëntieus, met een Mondriaans gevoel voor ritme, harmonie en verhoudingen. Compromisloos is ‘ie, maar nergens dogmatisch. Geen drammer, maar een estheet. Zijn repeterende eenstemmigheid leidt tot verdieping, verfijning, én suspense. De suspense van de fuga, van de minimale variaties op het alsmaar terugkerende thema. Ik moet dan denken aan Jan Dibbets, vooral aan zijn glas-in-lood ramen, in Blois, of, dichter bij huis, in Wijlre en Ransdaal. Of aan de abstracte kleurenfilms van Oskar Fischinger, zoals het onvergetelijke Motion Picture No. 1 uit 1947, op muziek van, hoe kan het anders, Bach.
Terwijl het oeuvre van Van Bergen gestaag uitdijt, worden zijn projecten steeds ambitieuzer. In Heerlen toont hij de eerste aanzetten van een reconstructie van de Stalinallee in Berlijn. Het is het eerste concrete resultaat van een in 2007 gestart onderzoek naar de structuur van de ruim twee kilometer lange laan. Als hij de complete allee onderhanden zou nemen, zou dat een lint van ruim 23 meter aan modellen opleveren. Een fascinerende gedachte, al is het maar om te onderzoeken hoe lang de eenstemmige herhaling nieuwe gezichtspunten blijft opleveren. Of, eigentijdser geformuleerd: hoe lang blijft het spannend.
Een ander ‘horizontaal’ model is barrio de chabolas 001 uit 2009, zijn versie van een tegen een heuvel gesitueerde Zuid-Amerikaanse krottenwijk. Net als in de steeds hoger reikende torens is het alsof Van Bergen hier speelt met begrippen als utopie en dystopie, en hoe dicht ze elkaar, als droom en nachtmerrie, kunnen naderen. Anders gezegd, met dezelfde woorden: hoe duizenden individuele dromen tot één collectieve nachtmerrie kunnen leiden. Net als in de toren doen modulering en ritmiek in de barrio een zekere ordening en leefbaarheid vermoeden. Het is een schijnordening, eentje die, ook vanwege de bijna steriele presentatie, ongemakkelijk aanvoelt.
Het is de perfectie die je aan het twijfelen brengt. De kunstenaar speelt een spel, een onschuldig spel, het is immers op schaal – hij heeft het zelf trouwens al eens één grote grap genoemd. Misschien speelt hij een spel ná, het spel van de wijze waarop we onze wereld inrichten. Misschien is het een anti-versie van de klassieke imitatio.
Daarin passen ook de torens. Zo is er het ontregelende werk toren compositie 005 sloppen waar hij toren (verticaal) en sloppen (horizontaal) op een wonderlijke wijze bijeen brengt. Inmiddels werkt Van Bergen aan een nieuwe, hogere en complexere versie, een toren waar een wegennet doorheen loopt. Het bouwsel heeft een eigen infrastructuur met alle voorzieningen die een mens nodig heeft. Het leven zonder daglicht, zonder buitenlucht, net als in Metropolis. Het model is een meter hoog, de schaal 1:1000. Uitgevoerd zou de toren een kilometer hoog zijn. Een stuk hoger dan de Burj Kalifa.
Dat zoeken naar het maximum is, in Van Bergens eigen woorden, een menselijke gekte. Hoe ver kunnen we gaan? Ook die vraag maakt deel uit van zijn imitatio. Hoe is de maximale toepasbaarheid van alle technologische verworvenheden nog te rijmen met de menselijke maat? Wat kan de mens nog behappen? Wanneer bereikt de Toren van Babel zijn kritische hoogte?
Hoewel Van Bergen werkt met ingewikkelde rekenmodellen, is zijn werk in wezen ambachtelijk. Hout en karton zijn daarnaast sympathieke, vertrouwenwekkende materialen. We maakten er bruggen mee, spoorlijnen, huizen, meubels, boeken, kranten, het zijn iconen van onze humanistische vooruitgangsidealen. Het is ook de oermaterie van de menselijke maat. De hoogte van de bomen is de afgelopen dertig eeuwen niet significant gestegen, en er is geen mens die vindt dat ze niet hoog genoeg zijn.
Van Bergen relativeert zijn werk niet alleen door schaal en materiaalgebruik. Hij maakt ook kleine, eenduidiger modellen die de gestrengheid van hun grote broers ondermijnen. Na alle referenties, associaties en andere gedachtenspinsels over zijn horizontale en verticale bouwsels en de horror vacuï die ons daarbij overvalt, maken we ruimhartig plaats voor de bevrijdende lach bij modellen als frituur op boot 001, loempiakraam 001, remake snackbarfrituurkapel 001 en keet 002, inclusief luifel, banken en picknicktafel. Bevrijdende uithalen zijn het ook, naar de echte wereld. Die met lucht en licht en aarde en vuur.
Parkstad Limburg Prijs. Groepstentoonstelling met werk van de vijf genomineerden. T/m 7 april in Schunck Heerlen. www.schunck.nl