Na een slepende rechtsgang gaat het derde deel van de Gerard Reve-biografie van Nop Maas er nu toch komen. De kroniek van een schuldig leven schetst het beeld van een onmogelijke man. “Zodra het gezellig dreigde te worden, wist hij altijd iets te bedenken om de sfeer kapot te maken.”

Ruim 2300 bladzijden over een schrijver die geobsedeerd was door “bouwen, schrijven en rukken”. Als ik mijn bewondering uitspreek over die enorme productie relativeert literair-historicus Nop Maas onmiddellijk. “Veel is, zeg ik altijd maar, overgeschreven. Ik maak uitbundig gebruik van citaten van Reve. Het is natuurlijk toch zo dat één citaat meer zegt dan 23 pagina’s van iemand die dat citaat probeert uit te leggen.”

U moet dag en nacht met die man bezig zijn geweest.

“Je merkt dat het ingrijpt. Ik had een vaste dagindeling. ’s Ochtends schreef ik. Daarna ging ik naar de sportschool om de geest te reinigen. In de middag deed ik andere werkzaamheden of bereidde dingen voor de volgende dag voor. Vaak schrok ik om vier uur ‘s nachts wakker: ik ben dát vergeten, of dít hangt samen met dát.”

Als je zo monomaan met Reve bezig bent, ga je dan op hem lijken in woord en daad?

“Dat valt wel mee, hoewel zijn stijl zeer besmettelijk is. Bij alles wat je voor de voeten komt, denk je: wat zou Reve daarvan gevonden hebben? Maar ik ben Reve niet. Er zijn ook aspecten van Reve waar ik geen affiniteit mee heb. Zoals zijn sadisme bijvoorbeeld.”

Hij wilde toch niks weten van gewroet in zijn persoonlijke levensgeschiedenis?

“Dat zie je verkeerd. Reve was bang dat als zijn werk zo diepgaand werd geanalyseerd dat het duidelijk was hoe hij psychologisch in elkaar zat, hij dan niet meer zou kunnen schrijven. Zoals Freud zei: ‘Als de neurose zichtbaar wordt gemaakt, is ie over’.”

Maar hij wist dat er ooit een biografie zou verschijnen?

“Zeker. Er zijn een paar biografen in beeld geweest. Reve had met Richard Huijing, de Engelse vertaler van Bezorgde Ouders, afgesproken dat die zijn biografie zou maken. Huijing verzuimde alleen om Joop Schafthuizen in te lichten. Dus toen die jongen opbelde met de vraag hoe hij het archief kon raadplegen, was het gauw afgelopen.”

Nop Maas komt uit een eenvoudig, katholiek milieu. Zijn vader was boer, later bovengronds mijnwerker. Zijn eerste leeservaring dankt Maas (Hoensbroek, 1949) aan zijn moeder die in de jaren vijftig een boekenkastje met inhoud overnam van een gezin dat ging emigreren. “Dat stond vol met van die Margriet-boeken en romans van A.J. Cronin en Pearl Buck. Het meest literaire – in rode bandjes – was Een zwerver verliefd en Een zwerver verdwaald van Arthur van Schendel. In één zomer heb ik die hele boekenkast uitgelezen.”

Omdat Nop Maas uitblonk op de lagere school mocht hij als misdienaar fungeren bij huwelijks- en begrafenismissen. “En als meneer pastoor met de regelmaat van de klok komt informeren of je al roeping voelt, dan komt die roeping vanzelf.” Hij ging naar het klein-seminarie in Schimmert, van de paters Montfortanen. “Daar kwam een echte krant: De Tijd. En in de recreatiezaal was een pick-up met grammofoonplaten, dat was bij ons thuis allemaal niet. Ik kwam dus met cultuur in aanraking. Ik herinner me dat de leraar Nederlands me Max Havelaar van Multatuli en Lijmen/Het Been van Willem Elsschot liet lezen. Weliswaar ingekorte versies, maar toch.”

U heeft het klein-seminarie niet afgemaakt.

“Er was geen roeping. Afgevallen, meneer. Afgevallen.”

Na de middelbare school ging Maas, als eerste in de familie, studeren. Nederlands, in Nijmegen. De pastoor moest er aan te pas komen om zijn vader ervan te overtuigen dat zijn zoon niet meteen verloren was voor God en vaderland. “Ik ging op kamers wonen en moest het in mijn eentje zien te redden. Dat was niet altijd makkelijk. Ik kwam in een volkomen vreemde wereld terecht. Ik had nog nooit in een restaurant gegeten bijvoorbeeld. Die culturele verschillen maakten me uitermate onzeker.”

Eind jaren zestig brak de revolutie uit. Maas was ‘linksig’, maar lang niet zo radicaal als de actievoerende studenten die nachtenlang discussieerden over het marxisme-leninisme, en boeken van Mandel en Marcuse lazen. ”Ik las die geschriften ook, maar na een paar pagina’s vol vraagtekens in de kantlijn legde ik ze weg. In die jaren heb ik troost ontleend aan Het geloof der kameraden van Karel van het Reve en Het avondrood der magiërs van Rudy Kousbroek, boeken die door links werden verketterd.”

Pas twintig jaar later, u was bijna veertig, promoveerde u op een proefschrift over Marcellus Emants.

“Eind jaren zestig was het voor de babyboomgeneratie not done om te promoveren. Dat werd als square beschouwd. Overigens zijn die principiële weigeraars laten wel allemaal gepromoveerd, omdat dat zogenaamd beter was voor hun carrière.”

Na zijn studie stortte Maas zich op de Nederlandse literatuur uit de 19e eeuw, kreeg een baan aan universiteit en promoveerde op Marcellus Emants. Later werd hij zelfstandig publicist. In 2006 publiceerde hij Seks!…in de 19e eeuw. “Mijn hele huis staat vol boeken uit dat tijdvak. Soms denk ik erover om alles weg te doen. Ik ben er niet meer mee bezig. Mijn tijd gaat op aan modernere schrijvers: Gerard Reve, Karel van het Reve, Hanny Michaelis.”

Wat kunt u zeggen over de houdbaarheid van het oeuvre van de Volksschrijver?

“De ervaring leert dat van een schrijver meestal één boek overblijft. Van Multatuli is dat Max Havelaar, van Couperus Eline Vere. Ik vrees dat Reve met De Avonden zal overleven. Plus een paar gedichten. Hoe dat over twintig jaar is, weet niemand. Vestdijk is volkomen vergeten en ook de belangstelling voor W.F. Hermans holt achteruit.”

Als literair-historicus werd Nop Maas benaderd door uitgeverij Veen. Of hij de reeks Amstel-klassiekers wilde upgraden. Maar hij had geen zin om nawoorden maken bij stoffige romans van Heijermans en Bosboom-Toussaint. Toen hij werd gevraagd voor de annotaties bij Reves Brieven aan Wim B. (1983) hapte hij meteen toe. “Dat vond ik een prachtig aanbod. Ik bewonderde Reve en volgde zijn oeuvre. Van het een kwam het ander.” Maas is ook nauw betrokken bij het Verzameld Werk van Gerards oudere broer, slavist/essayist Karel van het Reve.

Wat hadden de broers gemeen?

“Intelligentie, gevoel voor humor en ironie. Hun stemgeluid. Je hoort het accent van hun oude vader uit Enschede. Het zijn ongelooflijk goed stylisten en onverbeterlijke provocateurs. Ze schiepen er genoegen in om mensen te vernachelen. Het zijn altijd kwajongens gebleven. Er zijn ook duidelijke verschillen. Karel keek met plezier terug op zijn jeugdjaren in Betondorp, voor Gerard was die periode het vagevuur en de hel. Karel was intellectualistisch, Gerard de gevoelsmatige, de mythische. Dat komt terug in de verwerking van hun communistische opvoeding: Karel is gaan analyseren en kwam tot de conclusie dat die leer helemaal niks is. Gerard reageerde vanuit een soort inwendige, bozige afkeer.”

Gerard was niet bij de begrafenis van zijn broer.

“Dat had ook met zijn fysieke toestand te maken, de ondergang van zijn geest was al in gang gezet. In die periode heeft hij ongelofelijk op Karel gevit en gescholden. Het trauma, opgelopen als jonger broertje dat niet serieus werd genomen, werd steeds erger. Hij heeft schandelijke dingen geroepen. In een interview met Het Parool loofde hij duizend gulden uit voor degene die hem als eerste het overlijdensbericht van Karel kwam brengen. Ik heb daar ook last van gehad. Sommige personen, die met beiden bevriend waren, vonden het zo schandelijk dat ze niks meer met Gerard te maken wilden hebben, en met mij ook niet over hem wilden praten.”

Hij debuteerde op zijn 23e met De Avonden. Het boek sloeg in als een bom. Was schrijven therapie?

“Reve heeft altijd beweerd dat zijn psychiater Schuurman hem aan het schrijven heeft gezet. Het is voor hem altijd een therapie gebleven. Anders was hij in een gesticht terecht gekomen. Schrijven was voor hem de manier om orde te scheppen in de chaos die hij in de werkelijkheid ervoer. En om accceptabel te maken wat er allemaal in hem woelde. Hij werd gekweld door angsten, dwangmatigheden, paranoia en depressies. Het schrijven heeft hem gered. Het is een merkwaardige paradox dat Reve, die van zichzelf vond dat hij niet kon communiceren, als schrijver zoveel mensen troost en begrip heeft geschonken.”

Uit de biografie rijst het beeld op van een onmogelijke man. Zijn directe omgeving moet heel wat met hem te stellen hebben gehad.

“Je moet er ook bij zeggen: een zeer groot schrijver. Waarmee ik niet wil zeggen dat je je als groot schrijver nare dingen kunt permitteren. Hij kon niet tegen harmonie. Zodra het gezellig dreigde te worden, wist hij altijd iets te bedenken om de sfeer kapot te maken. Het was een moeilijk levend mens. Iemand als Tijger moet een ongelofelijk incasseringsvermogen hebben gehad. Maar degene die er het meeste onder geleden heeft, was hij zelf.”

Nop Maas, Gerard Reve. De kroniek van een schuldig leven. Uitgeverij G.A. van Oorschot, deel 3, 49,50 euro.