Van stilgevallen provincieplaats tot hippe tech- en designstad. Eindhoven wordt met de dag leuker. Toch? Tijdens een stadswandeling tekent THOMAS SNOEIJS de gevoelens over het nieuwe Eindhoven op. “We komen van ver, maar halen razendsnel in.”

“Ach, schei toch uit”, roept Louis Croonen vanachter de bar bij Calypso, hartje Stratumseind nadat de naam van ‘Amsterdam’ was gevallen in een gesprek met stadsmarketeer Erik van Gerwen. Reden voor de uitbater om zijn theedoek in de hoek te slingeren en zich over de toog te buigen. “Kom op jongens, dat vergelijken met de Randstad hebben we wel gehad nu. Eindhoven heeft zijn eigen verhaal te vertellen.”

Dat is weleens anders geweest, weet ook Croonen. “Bij een van de eerste edities van de Dutch Design Week had citymarketing een lichtkrant neergezet met de slogan ‘Eindhoven, Leading in Technology’, maar de helft van de letters viel weg door haperende ledlampjes. Typisch.” Van Gerwen, hoofdschuddend boven zijn biertje: “Ja, we komen van ver. Maar de achterstand is wel razendsnel ingelopen hè.” Geen mens in Calypso die dat ontkent.

Eindhoven – ooit één grote arbeiderswijk ­– is in recordtempo opgekrabbeld na de massaontslagen bij DAF en Philips in de jaren negentig. De resterende economische krachten stimuleerden een groeispurt die nu nog aan het hikken is. Kijk naar de High Tech Campus, waar dagelijks 11.000 hoogopgeleide onderzoekers aan innovatieve producten werken, van superbatterij tot anti-incontinentie-onderbroek. Het leverde Eindhoven titels als ‘de slimste’ en ‘de meest innovatieve’ stad ter wereld op. Leading in Technology? Yes, very much.

Maar techniek is hier niet het enige toverwoord. Dat wordt snel duidelijk als je een middag met Erik van Gerwen door de stad loopt. “Kijk, een ontwerp van Maarten Baas!”, roept hij als we een reclamezuil met bronzen stoeltjes passeren. “En hier, een gaaf kunstwerk van Tessa Koot!”, bij de hartvormige lantaarnpalen op de Markt. “Kom, we gaan ook nog even naar het John Körmeling-huisje bij het Van Abbemuseum!”

Wie er oog voor heeft, ziet in Eindhoven overal design, de culturele troef van de stad. Er is een gerenommeerde ontwerpersopleiding (Design Academy), een toonaangevend festival (Dutch Design Week), een lichtkunstfestival dat alsmaar groeit (Glow) en er hebben zich talloze designstudio’s gevestigd, van de jonkies in steegjes tot het Strijp-R van Piet Hein Eek.

Annemoon Geurts: “Straks is het in het centrum alleen nog maar Primark.” foto John van Hamond

Verder wandelend door de stad komen we uit bij De Kazerne, zo’n beetje de hotste culturele hotspot van de binnenstad. Een restaurant/bar/designgalerie waar de werken op de expositievloer net zoveel aandacht krijgen als de coquilles op het bord. Stap er binnen en je botst meteen tegen de speels krioelende stoelruggen van sterontwerper Nacho Carbonell. Elk jaar zijn er drie exposities. “We brengen design naar mensen die niet zo snel naar een museum gaan”, zegt initiator Annemoon Geurts. “Het gesprek aan tafel is anders bij ons, mensen praten over wat er te zien is, ze worden gestimuleerd om over creativiteit en kunst te praten in plaats van wat op het werk is gebeurd.” Waarom ze het concept in Eindhoven heeft uitgerold? “De vibe is hier beter. Amsterdam is een museum, Utrecht is stoffig, hier is de blik naar voren gericht, net als in de designwereld. De wisselwerking tussen techniek en design is ook een uniek trademark voor Eindhoven. Dat zie je niet eens in Silicon Valley.”

De link met design was er altijd al, leren we in het Philips Museum. “Dit is een héél grote meneer”, zegt Van Gerwen, wijzend naar het portret van Louis Kalff, vormgever bij Philips en verantwoordelijk voor zo’n beetje alle beeldende uitingen: van het beroemde merklogo (drie golfjes, vier sterretjes) tot de vorm van het eerste scheerapparaat (de Philishave). In zijn tijd, van 1925 tot 1960, ging hij door het leven als een eenvoudige arbeider, iemand die ‘mooie spullekes’ ontwierp, Inmiddels dient zijn naam met even veel ontzag te worden uitgesproken als die van, pakweg, PSV-held Luc Nilis.

Met deze achtergrond is het volkomen logisch dat Eindhoven al zijn kaarten inzet op design, toch? Zo pompte wethouder Mary-Ann Schreurs vorig jaar nog eens een miljoen in de designindustrie, met het oog op “creatieve oplossingen voor een duurzame samenleving”.

Strijp-S, een hippe buurt in een oude industriële omgeving. foto Sjoerd Eickmans

Aan de bar bij Calypso wordt instemmend geknikt. “Als stad kun je je geld maar één keer uitgeven”, redeneert stadsmarketeer Van Gerwen. “Dan investeer je het beste in cultuur die al sterk ontwikkeld is.” Dat bijna de helft van de inwoners een kijkje kwam nemen tijdens de laatste Dutch Design Week (met een recordaantal van 335.000 bezoekers), sterkt hem in die gedachte. Eindhoven loves design. Kastelein Croonen, vanachter de toog: “Wij zijn daar makkelijk in hè. Zo van: oh, nu zijn we opeens een designstad? Prima. Zoals we vroeger braaf inklokten bij Philips, zo gaan we nu mee in heel dat designverhaal.”

Ietwat schoorvoetend wil Giel Pastoor wel toegeven dat het weleens wringt, al dat gedweep met design. “Er zijn meer smaken in deze stad”, zegt de directeur van het Parktheater. Hij zag zowel Het Zuidelijk Toneel als de theateropleiding uit Eindhoven vertrekken. En zijn collega’s van Het Muziekgebouw worstelen al jaren met de budgetten. “Het is een gegeven waar we al lang mee te maken hebben. We werken nu eenmaal in een tech- en designstad.” Laatst stuitte hij op een uitspraak van oud-theaterbestuurder Theo van Eupen uit 1964: ‘’Er zijn andere werelden dan uitsluitend de technische. Het is onze taak die te laten zien.” Daar kan Pastoors zich wel in vinden: “Die taak voeren we nog steeds uit, daarin is niets veranderd. Maar het karakter van de stad moet je niet willen veranderen.”

Zonder een stevig doormarcherende gids als Van Gerwen is het een flinke opgave om die hippe tech- en designstad te ontwaren. Want zeg nou zelf, wat moet een willekeurige toerist denken als hij het station uitkomt? “Die draait meteen weer om”, denkt Rob Schoonen, chef van de kunstredactie van het Eindhovens Dagblad. Hetzelfde geldt voor het o zo hippe Strijp-S, waar zijn redactie resideert. “De oude fabrieken zitten vol hippe creatievelingen, maar op een doordeweekse dag kun je er een kanon afschieten.”
Het probleem is bekend op het gemeentehuis. Niet alleen Strijp-S, ook het centrum kent een schaarste aan cultureel leven. Het bruist er als een oude Coca-Cola-fles. Dat er aan de zuidkant van de stad duizenden expats met een hoofd vol frisse ideeën werken, daar merk je hier niets van. Daarom wordt er driftig gewerkt aan stedelijke vernieuwing. Bij het station moeten een paar flinke gebouwen verrijzen, waaronder een woontoren van 158 meter hoog. Iets verderop kreeg Piet Hein Eek de vrijheid om ‘zijn’ Strijp-R om te vormen tot creatief walhalla. En sterarchitect/binnenstadsupervisor Winy Maas (bekend van de Rotterdamse Markthal) onderzoekt hoe het centrum ‘ingedikt’ kan worden van 5.000 naar 20.000 bewoners. Tijdens de Designweek stond hij al driftig met een maquette te zwaaien: “Er is zoveel ruimte!” Wat Maas betreft, pakken ze het Evoluon met voet en schotel op en zetten ze het midden in de stad. “Alles kan!”

Hoe Eindhoven er over tien jaar uitziet, is zo goed als onbekend. Maar er leven genoeg ideeën om de vernieuwing cultureel aan te kleden. “Zorg voor meer toonplekken”, opteert Rob Schoonen. “Laat beter zien wat er in de hallen op Strijp gebeurt.” Annemoon Geurts maakt zich hard voor het centrum: “Zet niet al het creatieve kapitaal op Strijp, straks is het in het centrum alleen nog maar Primark.” En kroegbaas Croonen, zelf betrokken bij de verbetering van het centrum, richt zich op die vervloekte rode steentjes die het centrum bestrijken: “Spuuglelijk toch?”

18 Septemberplein. foto Bart van Overbeeke

Waar ze synchroon hun schouders over ophalen, is het gesteggel over een designmuseum. D66 kreeg onlangs brede steun van Provinciale Staten voor een onderzoek naar een designmuseum in het Evoluon. “Maar dan denk ik: waarom een ouderwets museum? Design vraagt om vooruitstrevende toonplekken”, zegt Annemoon Geurts. Ook Schoonen houdt zijn handen in de zakken: “Als ik design wil zien, rij ik wel naar Cube in Kerkrade, het Stedelijk Museum in Den Bosch of Het Nieuwe Instituut in Rotterdam. Waarom zou je dat dunnetjes overdoen?”

Het blijft nog wel even onrustig in Eindhoven. Wandelend met Erik van Gerwen (“Zie je dat lichtkunstwerk op De Admiraal? Schitterend!”) komen we tot de conclusie dat de hervormingsdrang nog gerust een paar decennia kan aanhouden. Het toerisme is nu al gebaseerd op een stad die voortdurend in beweging is. De eerste vraag die mensen hem altijd stellen – “Wat is hier te zien?” – vindt hij dan ook onjuist. “Je bent in Eindhoven, dus je moet een andere vraag stellen: ‘Waar gaat het héén?’ Deze stad is altijd in verandering. We hebben hier geen Eiffeltoren waarvan je een beeldje kan kopen. Wij hebben innovatie. Bezoek een designstudio, ontwerp zelf iets, print het uit in 3D en neem dát mee als souvenir.”

Na afloop van de wandeling, bij het afrekenen bij bar Calypso, heeft hij nog een tip. “Je moet echt nog even het terras bekijken. Héél innovatief.” De binnenplaats heeft een lego-achtige inrichting vol kleurrijke tafels, stoelen en parasols, ontworpen door Aart van Asseldonk om het afgebladderde Stratumseind op te fleuren. Een voorbeeld van hoe de Eindhovenaren hun stad een beetje beter maken met behulp van design. “Gaaf toch?”

Zijn baas Peter Kentie, directeur Citymarketing, heeft een mooie oneliner bedacht, vindt Van Gerwen: ‘Eindhoven is misschien niet het mooiste meisje van de klas, maar wel het spannendste’. Met een verliefde grijns loopt hij over de vermaledijde rode steentjes richting de Markt.