Al zegt hij het zelf, het was een schitterend plan. Jammer dat het nooit is uitgevoerd. Architect Jo Coenen blikt terug op zijn jaren op Domein Oud-Rekem en zijn samenwerking daar met gangmaker Leon Hermans. “In de architectuur gaat het uiteindelijk om mensen met visie, lef en geld.”

Op een dag in 1993 werd een pakketje bezorgd bij het architectenbureau van Jo Coenen in Maastricht. De architect wijst door het raam van café Tribunal naar de overkant van de straat. Daar, in de Bouillonstraat, hield hij indertijd kantoor. Daarnaast was hij hoogleraar aan de universiteit van Karlsruhe, zijn bureau in Maastricht draaide grotendeels op een team “ambitieuze en superfitte” studenten uit Tilburg, Eindhoven en Karlsruhe. In dat gewoel kwam een man binnen met een pak papier onder de arm dat hij bij de secretaresse afleverde met de woorden: “Geef dit aan Coenen. Laat hem dit bestuderen.”

Via dat pak papier maakte Jo Coenen kennis met Oud-Rekem, een Belgisch dorp ten noorden van Maastricht waar hij tot dan toe vooral aan voorbij was gereden. Zijn ogen geleden over foto’s van verlaten panden van een voormalig gesticht, en de uitnodiging om het gebied, 12 hectare groot inclusief kasteel, te ontwikkelen tot woon-werkgebied. Coenen: “Ik was wel wat gewend als het gaat om het maken van masterplannen voor grote gebieden. Maar hier ging het om een dorp met een rijke historie, en de niet te onderschatten complexiteit van België. Het was tamelijk vaag maar er werd wel een gebaar neergezet.”

Het pakket kwam van Leon Hermans, entrepreneur in ruste, voormalige eigenaar van de Eerste Nederlandse Ballen Industrie (ENBI) in Nuth. Coenen typeert hem met een anekdote. “Later kwam hij bij ons op kantoor om de zaak te bespreken, en moest even wachten. ‘Coenen’, zei hij toen ik eraan kwam, ‘ik zit hier nu een kwartier te kijken naar die mensen van je. Ze gaan de trap op, ze gaan de trap af, steken de binnenplaats over en weer terug, weet je wat je dat allemaal kost?’”

Ze bezochten het domein Oud-Rekem dat Hermans net had verworven. Nadat hij ENBI had verkocht was hij verhuisd naar Colorado naar “een enorme ranch met een zee van natuur” kocht. Hij hield het er niet lang uit, verkocht de boel en stak zijn geld bij terugkeer in het domein. Opnieuw zoekt Coenen naar een typering van Hermans. “Hij was zeer bij de les, een ongedurige geest. Tot op zekere hoogte ging hij sjofel gekleed. Zijn manier van spreken was alledaags en sympathiek.”

Samen met Hermans bestudeerde hij alle uithoeken van het terrein. “Ik vond de foto’s al huiveringwekkend, maar toen we door de gebouwen liepen, waande ik me in een film. Die getraliede kamers, die betegelde ruimtes. Met een beetje fantasie kon je die mensen in afzondering voor de geest halen. Ik vond het angstaanjagend.”

Wat hij niet wist: er was nog geen bestemmingsplan. Dat was zijn eerste opdracht: maak een plan dat zo goed is dat de bestuurlijke afhandeling een formaliteit is. Het tegendeel was het geval, zo bleek. Wat volgde was een uiterst moeizaam, geldverslindend proces tot aan diverse Brusselse burelen; het ging per slot van rekening om historisch erfgoed. Intussen verdiepte hij zich in de historie van dorp en domein en dook met Hermans de kroegen in om naar de verhalen van de bewoners te luisteren.

Na een paar jaar kregen ze groen licht. “Ik ben dus de vader van het bestemmingsplan Oud-Rekem”, grinnikt Coenen. In Maastricht werden de eerste maquettes gebouwd, maar na verloop van tijd vestigde Jo Coenen met zijn assistenten zich op de bovenverdieping van Hermans’ villa naast het kasteel.

In zijn Plan van Aanleg voorzag Coenen allereerst woningen om Oud-Rekem als dorp de ‘rug’ te geven die tot dan toe door muur en gebouwen van kasteel en gesticht werd verschaft. In het kasteel zou een museum voor hedendaagse kunst komen, in het poortgebouw een café-restaurant, in het minderbroedersklooster ateliers en woningen. Het terrein zelf was bestemd als park met veel publieke ruimte en plek voor luxe villa’s en huizen. “Maar het zou pas werkelijkheid worden als Leon Hermans het zag zitten. Hij bleef de regisseur en broeder in de strijd. Voor mij is hij een held, nog steeds. In de architectuur gaat het uiteindelijk toch om mensen met visie, lef en geld.”

Coenen en Hermans beloofden elkaar dat het plan nooit zou worden verknipt. Het zou als één geheel worden uitgevoerd, of het zou niet worden uitgevoerd. De architect haalde gerenommeerde collega’s als Francesco Venezia en Luigi Snozzi naar Oud-Rekem om onderdelen van het plan voor hun rekening te nemen. Coenen zelf ontwierp aan de kant van het kanaal een voor Hermans bestemde villa, een eerbetoon aan Mies van der Rohe, die hij – nog steeds – liefkozend ‘mijn Mies’ noemt. Christian Kieckens nam de renovatie van drukkerij Salto, gevestigd in de voormalige wasserij van het gesticht, voor zijn rekening. Het is het enige onderdeel van het plan-Coenen dat daadwerkelijk is uitgevoerd.

In 1996 hadden Coenen en zijn medewerkers er zo’n drie jaar van plannen maken, ontwerpen en tekenen opzitten. Hermans bleef twijfelen, durfde de beslissende stap maar niet te nemen. Coenen: “Hij had enorm veel geld gespendeerd aan de ontwikkeling van de plannen. De kogel moest door de kerk, op enig moment moet je gewoon beginnen. Maar er kwam geen groen licht. Toen zijn we ermee gestopt.”

Coenen houdt zich groot. Zegt dingen als: “Mijn bureau is altijd een school geweest.” Tegelijkertijd weet hij hoe groot deze gemiste kans was. “Het was erg jammer, het was een schitterend plan. Het deed me pijn, ik was erg teleurgesteld.” Maar: no hard feelings. “Oud-Rekem heeft echt geluk gehad met Leon Hermans, anders was het altijd een gehucht gebleven.”