Ooit moest hij kiezen tussen de Toneelacademie en een bestaan als professioneel pooler. Inmiddels maakt hij als ‘stenenfluisteraar’ in heel Europa furore met zijn sculpturen van balancerende stenen. “Ik probeer het zo intiem mogelijk te maken.”

Het was in het laatste jaar van zijn opleiding performance aan de Toneelacademie. Nick Steur nam een break. De voortreffelijke chaos van de opleiding en de overdaad aan mogelijkheden vertroebelden zijn blik. Welke kant moest hij op? Hij kwam pas tot zichzelf toen hij over een strand slenterde aan de Franse kust. Hij raapte stenen die hem terugbrachten naar zijn jeugd, toen hij thuis op zolder stenen naar kleur sorteerde die hij geraapt had langs de Waal.

Nick Steur (Nijmegen, 1982) was een typische einzelgänger, communiceren met de buitenwereld ging hem lastig af. Als tiener ontdekte hij dat het makkelijker werd wanneer hij een skateboard onder de arm had, ergens stond te rappen of zich op het toneel bevond – hij had met vrienden een theatergroepje.

Op dat Franse strand voelde hij de drang om de stenen te stapelen. Steeds hoger werden de torens, steeds mooier. En er was altijd de spanning dat de boel in elkaar zou donderen.

Hij ontdekte dat het hem goed afging, zolang hij maar de tijd nam en zich concentreerde. Na drie dagen had hij een diepe concentratie te pakken. Zeker tien minuten gebruikte hij om de laatste steen op een toren van andere stenen te laten balanceren. “Toen dat lukte, bleek er een publiek om me heen te staan dat applaudisseerde.”

Opeens viel het kwartje, dit zou zijn manier worden om met publiek te communiceren.

Dat bouwen met stenen, er komt geen lijm of cement aan te pas, is volgens Nick Steur een kwestie van concentratie en sensitiviteit. Hij kan stenen taxeren. Voelen welke mogelijkheden er in zitten. “Je kunt het leren, het is een kwestie van de mind. Als je er maar genoeg tijd voor neemt, kan iedereen stenen balanceren, alleen heeft niemand daar zin in.” Heel af toe komt hij ze wel eens tegen, op het strand of in de natuur, andere stenenstapelaars. Maar nooit met publiek. Nieuw is het natuurlijk ook niet. “De kunst van het stapelen van stenen is misschien nog wel ouder dan het oudste beroep.”

We zitten in het restaurant van de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Hij heeft er sinds een kort een atelier, de komende twee jaar gaat hij er onderzoeken hoe hij zijn werk verder kan ontwikkelen en aanscherpen. Dat is opmerkelijk als je kijkt naar zijn agenda van 2015. Zijn voorstellingen A piece of Time (met pendules en metronomen) en Freeze! (met stenen) speelde hij zo’n zestig keer in Europa. Volgend jaar gaat hij op tournee naar de Verenigde Staten en Australië. Als het even kan, reist hij solitair in een busje. Gaat hij met het vliegtuig, dan moet hij ter plekke stenen zoeken voor zijn show.

“Ik heb, nu het goed gaat, heel erg de behoefte om mezelf scherper te maken. Om inspiratie op te doen. Ik wil andere media onderzoeken, momenteel stapel ik hier in mijn atelier stenen op losstaande stalen profielen die als sokkel fungeren. Ik fotografeer met een technische camera. Geen idee of het wat wordt, maar voor mij geldt altijd dat ík de eerste moet zijn die geraakt wordt. Daarna pas denk ik aan eventueel publiek. Bij spelen komt veel organisatie kijken, voordat je het weet kom je aan het echte werk niet toe. Ik miste het ontwikkelen, het onderzoek. Vandaar.”

In zo’n ontwikkelingsfase probeert Steur volledige controle over zijn materialen te krijgen. Als hij met een performance naar buiten komt, laat hij juist weer onzekerheid toe en factoren die hij niet in de hand heeft. Hij improviseert altijd. “Ik moet reageren op de omgeving, op het publiek.” Laatst was hij in Oostende. Het licht viel prachtig binnen in de ruimte. “Op de vloer ontstond door de lichtinval een supermooi lijnenspel. Die lijnen ben ik gaan overtrekken met krijt, het silhouet van het publiek tekende ik uit, in het midden maakte ik een zonnewijzer. Zo ontstond binnen de voorstelling een heel nieuw spel van licht en tijd.” Door zulke factoren toe te laten wordt elke voorstelling anders en behoudt Steur de concentratie.

“Waar ik stiekem naar streef”, zegt hij, “is om samen met het publiek in een andere state of mind te komen, een andere concentratie, een ander waarnemingsvermogen. Ik probeer het zo intiem mogelijk te maken zodat mensen zowel fysiek als mentaal heel aanwezig zijn. En elkaar ook kunnen zien. Het is geen theatervoorstelling, geen inrichtingsverkeer. Ze moeten zich verantwoordelijk voelen voor wat er op zo’n avond kan gebeuren.”

Steur komt niet uit een cultuurminnende familie, zijn ouders gingen niet naar concerten of het theater. Zijn belangstelling voor stenen noemt hij eerder dwangmatig dan dat er een intellectueel idee achter schuilt. Eventuele symboliek laat hij graag voor rekening van zijn publiek. De fascinatie voor fysieke en cognitieve controle heeft hij altijd al gehad. Voor sporten als tafeltennis, judo, darten, poolen. Sterker nog, hij poolde semiprofessioneel en stond in de Nederlandse top-100. Er kwam een moment dat hij zelfs moest kiezen tussen poolen of de toneelacademie.

“Als alles klopt, kom je in een flow terecht. Ik poolde vanaf mijn zesde en ik heb altijd geprobeerd om dat moment van opperste controle, van flow, waarin alles zo perfect en dus magisch is, na te streven. Dat je compleet in het hier en nu bent, dat je weet wat je lichaam doet. Dat je vertrouwen hebt. Ik noem het ego-loos zijn. Oké, dat klinkt boeddhistisch, maar ik streef er niet naar om mezelf te verlichten; ik wil het delen met anderen.”

Om klaar te zijn voor een performance moet Steur zichzelf eerst op temperatuur brengen. De ruimte waar hij speelt, wil hij door en door kennen; alle hoekjes, alle bordjes, alle uitgangen. Dat maniakale schuilt ook in het creatieve proces. Repetitieve handelingen werken meditatief. “Ik hou wel van monnikenwerk,” lacht hij. “In zulke fases zorg ik er voor dat ik duizend stenen de trap af moet tillen, of met de hand tienduizend visitekaartjes moet drukken.”

De performance Freeze! is in de loop der jaren doorontwikkeld. Steur ziet nog altijd nieuwe mogelijkheden. De spiegels waarop hij de stenen stapelt, vindt hij zelf niet meer zo spannend – in tegenstelling tot het publiek overigens. Hij zoekt vernieuwing in materiaal of context. In het voorjaar gaat hij op het Utrechtse Springfestival rotsen op elkaar laten balanceren die hij in beweging krijgt door een piramide met takels.

Minder spelen, meer onderzoeken. Dat is de nabije toekomst. “Ik ben eigenlijk met niks anders bezig, heb verder geen afleiding van familie of sociale verplichtingen. Dat is een redelijk solitair bestaan, maar daar kies ik ook wel voor. Aan veel kanten is dat prettig, bijvoorbeeld qua organisatie, financiën en energie. Maar als ik twee weken in een hotelletje heb doorgebracht, mis ik ook gezelschap hoor.”

Nick Steur relativeert graag zijn eigen rol. Zegt dat hij een doorgeefluik is. Hij is in zijn performances in elk geval geen acteur die een verhaal vertelt of een personage speelt waarin het publiek zich kan herkennen. Maar hoe is hij er zelf aan toe, na een geslaagde voorstelling?

“Ik doe dit omdat ik al jong ontdekte dat het moeilijk voor me is om mezelf te uiten, of mijn binnenwereld vorm te geven. Na een geslaagde voorstelling kan ik dat wel. Dan voel ik me superscherp. Als ik dan de foyer in loop, kan ik met iedereen praten, zeg ik de juiste dingen, voel ik aan dat er dertig meter verderop iemand staat te aarzelen om me aan te spreken. Na een geslaagde voorstelling klopt alles. Het lijkt op de flow die ik soms bij het poolen had. Het voelt als drugs, of nog beter zelfs. Hier doe ik het eigenlijk om. Dit is voor mij de essentie. Haha, het is een lange en ingewikkelde weg om te kunnen functioneren met andere mensen. Maar het mooie is: het klopt steeds vaker.”

Het was in het laatste jaar van zijn opleiding performance aan de Toneelacademie. Nick Steur nam een break. De voortreffelijke chaos van de opleiding en de overdaad aan mogelijkheden vertroebelden zijn blik. Welke kant moest hij op? Hij kwam pas tot zichzelf toen hij over een strand slenterde aan de Franse kust. Hij raapte stenen die hem terugbrachten naar zijn jeugd, toen hij thuis op zolder stenen naar kleur sorteerde die hij geraapt had langs de Waal.

Nick Steur (Nijmegen, 1982) was een typische einzelgänger, communiceren met de buitenwereld ging hem lastig af. Als tiener ontdekte hij dat het makkelijker werd wanneer hij een skateboard onder de arm had, ergens stond te rappen of zich op het toneel bevond – hij had met vrienden een theatergroepje.

Op dat Franse strand voelde hij de drang om de stenen te stapelen. Steeds hoger werden de torens, steeds mooier. En er was altijd de spanning dat de boel in elkaar zou donderen.

Hij ontdekte dat het hem goed afging, zolang hij maar de tijd nam en zich concentreerde. Na drie dagen had hij een diepe concentratie te pakken. Zeker tien minuten gebruikte hij om de laatste steen op een toren van andere stenen te laten balanceren. “Toen dat lukte, bleek er een publiek om me heen te staan dat applaudisseerde.”

Opeens viel het kwartje, dit zou zijn manier worden om met publiek te communiceren.

Dat bouwen met stenen, er komt geen lijm of cement aan te pas, is volgens Nick Steur een kwestie van concentratie en sensitiviteit. Hij kan stenen taxeren. Voelen welke mogelijkheden er in zitten. “Je kunt het leren, het is een kwestie van de mind. Als je er maar genoeg tijd voor neemt, kan iedereen stenen balanceren, alleen heeft niemand daar zin in.” Heel af toe komt hij ze wel eens tegen, op het strand of in de natuur, andere stenenstapelaars. Maar nooit met publiek. Nieuw is het natuurlijk ook niet. “De kunst van het stapelen van stenen is misschien nog wel ouder dan het oudste beroep.”

We zitten in het restaurant van de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Hij heeft er sinds een kort een atelier, de komende twee jaar gaat hij er onderzoeken hoe hij zijn werk verder kan ontwikkelen en aanscherpen. Dat is opmerkelijk als je kijkt naar zijn agenda van 2015. Zijn voorstellingen A piece of Time (met pendules en metronomen) en Freeze! (met stenen) speelde hij zo’n zestig keer in Europa. Volgend jaar gaat hij op tournee naar de Verenigde Staten en Australië. Als het even kan, reist hij solitair in een busje. Gaat hij met het vliegtuig, dan moet hij ter plekke stenen zoeken voor zijn show.

Ik heb, nu het goed gaat, heel erg de behoefte om mezelf scherper te maken. Om inspiratie op te doen. Ik wil andere media onderzoeken, momenteel stapel ik hier in mijn atelier stenen op losstaande stalen profielen die als sokkel fungeren. Ik fotografeer met een technische camera. Geen idee of het wat wordt, maar voor mij geldt altijd dat ík de eerste moet zijn die geraakt wordt. Daarna pas denk ik aan eventueel publiek. Bij spelen komt veel organisatie kijken, voordat je het weet kom je aan het echte werk niet toe. Ik miste het ontwikkelen, het onderzoek. Vandaar.”

In zo’n ontwikkelingsfase probeert Steur volledige controle over zijn materialen te krijgen. Als hij met een performance naar buiten komt, laat hij juist weer onzekerheid toe en factoren die hij niet in de hand heeft. Hij improviseert altijd. “Ik moet reageren op de omgeving, op het publiek.” Laatst was hij in Oostende. Het licht viel prachtig binnen in de ruimte. “Op de vloer ontstond door de lichtinval een supermooi lijnenspel. Die lijnen ben ik gaan overtrekken met krijt, het silhouet van het publiek tekende ik uit, in het midden maakte ik een zonnewijzer. Zo ontstond binnen de voorstelling een heel nieuw spel van licht en tijd.” Door zulke factoren toe te laten wordt elke voorstelling anders en behoudt Steur de concentratie.

Waar ik stiekem naar streef”, zegt hij, “is om samen met het publiek in een andere state of mind te komen, een andere concentratie, een ander waarnemingsvermogen. Ik probeer het zo intiem mogelijk te maken zodat mensen zowel fysiek als mentaal heel aanwezig zijn. En elkaar ook kunnen zien. Het is geen theatervoorstelling, geen inrichtingsverkeer. Ze moeten zich verantwoordelijk voelen voor wat er op zo’n avond kan gebeuren.”

Steur komt niet uit een cultuurminnende familie, zijn ouders gingen niet naar concerten of het theater. Zijn belangstelling voor stenen noemt hij eerder dwangmatig dan dat er een intellectueel idee achter schuilt. Eventuele symboliek laat hij graag voor rekening van zijn publiek. De fascinatie voor fysieke en cognitieve controle heeft hij altijd al gehad. Voor sporten als tafeltennis, judo, darten, poolen. Sterker nog, hij poolde semiprofessioneel en stond in de Nederlandse top-100. Er kwam een moment dat hij zelfs moest kiezen tussen poolen of de toneelacademie.

Als alles klopt, kom je in een flow terecht. Ik poolde vanaf mijn zesde en ik heb altijd geprobeerd om dat moment van opperste controle, van flow, waarin alles zo perfect en dus magisch is, na te streven. Dat je compleet in het hier en nu bent, dat je weet wat je lichaam doet. Dat je vertrouwen hebt. Ik noem het ego-loos zijn. Oké, dat klinkt boeddhistisch, maar ik streef er niet naar om mezelf te verlichten; ik wil het delen met anderen.”

Om klaar te zijn voor een performance moet Steur zichzelf eerst op temperatuur brengen. De ruimte waar hij speelt, wil hij door en door kennen; alle hoekjes, alle bordjes, alle uitgangen. Dat maniakale schuilt ook in het creatieve proces. Repetitieve handelingen werken meditatief. “Ik hou wel van monnikenwerk,” lacht hij. “In zulke fases zorg ik er voor dat ik duizend stenen de trap af moet tillen, of met de hand tienduizend visitekaartjes moet drukken.”

De performance Freeze! is in de loop der jaren doorontwikkeld. Steur ziet nog altijd nieuwe mogelijkheden. De spiegels waarop hij de stenen stapelt, vindt hij zelf niet meer zo spannend – in tegenstelling tot het publiek overigens. Hij zoekt vernieuwing in materiaal of context. In het voorjaar gaat hij op het Utrechtse Springfestival rotsen op elkaar laten balanceren die hij in beweging krijgt door een piramide met takels.

Minder spelen, meer onderzoeken. Dat is de nabije toekomst. “Ik ben eigenlijk met niks anders bezig, heb verder geen afleiding van familie of sociale verplichtingen. Dat is een redelijk solitair bestaan, maar daar kies ik ook wel voor. Aan veel kanten is dat prettig, bijvoorbeeld qua organisatie, financiën en energie. Maar als ik twee weken in een hotelletje heb doorgebracht, mis ik ook gezelschap hoor.”

Nick Steur relativeert graag zijn eigen rol. Zegt dat hij een doorgeefluik is. Hij is in zijn performances in elk geval geen acteur die een verhaal vertelt of een personage speelt waarin het publiek zich kan herkennen. Maar hoe is hij er zelf aan toe, na een geslaagde voorstelling?

Ik doe dit omdat ik al jong ontdekte dat het moeilijk voor me is om mezelf te uiten, of mijn binnenwereld vorm te geven. Na een geslaagde voorstelling kan ik dat wel. Dan voel ik me superscherp. Als ik dan de foyer in loop, kan ik met iedereen praten, zeg ik de juiste dingen, voel ik aan dat er dertig meter verderop iemand staat te aarzelen om me aan te spreken. Na een geslaagde voorstelling klopt alles. Het lijkt op de flow die ik soms bij het poolen had. Het voelt als drugs, of nog beter zelfs. Hier doe ik het eigenlijk om. Dit is voor mij de essentie. Haha, het is een lange en ingewikkelde weg om te kunnen functioneren met andere mensen. Maar het mooie is: het klopt steeds vaker.”

Foto: Edith Eussen