Het idee is even eenvoudig als ambitieus. Als Europese centrum- en regionale steden in het nabije verleden aanspraak konden maken op de gegeerde titel van Culturele Hoofdstad, waarom zou Maastricht dat dan ook niet mogen ambiëren?

Meer nog: uitgerekend Maastricht mag zich op en top Europees noemen. Maakt deel uit van een regio die aan de grondslag lag van de pan-Europese gedachte (Benelux), bevindt zich in het epicentrum van westelijk Europa (op hooguit enkele honderden kilometers van klassieke grootsteden zoals Keulen, Luik, Antwerpen, Straatsburg en Rotterdam), én kan bogen op een bij uitstek polyglotte periferie: op een gemiddelde marktdag hoor je in de stad zowel Nederlands, Limburgs, Duits en Frans spreken. Om over het Japans nog te zwijgen.

Kortom, hier met die titel.

Uiteraard is het niet zo eenvoudig.  Om effectief een jaar lang de titel van Culturele Hoofdstad in de vlag te mogen voeren, is meer nodig. Vervelende dingen soms. Zo dient er fors gelobbyd te worden bij allerlei instanties en moet de rest van (politiek) Nederland ook voor het idee gewonnen zijn. Er moet ook geïnvesteerd worden om de verwachtingen waar te maken. Bovendien is de concurrentie bikkelhard. Nagenoeg elke stad met een beetje uitstraling droomt er van om te kunnen meesurfen op de uitstraling en de dynamiek van deze culturele wisselbeker. Vaak blijkt immers – zoals bijvoorbeeld het Franse Rijsel/Lille uitvoerig heeft gedemonstreerd – dat een stad ferm de wind onder de vleugels krijgt wanneer de culturele (en bij uitbreiding ook toeristische en dus economische) focus twaalf maanden lang op haar ligt. Architectonische en urbanistische projecten krijgen plots meer Schwung en momentum, om maar iets te zeggen. In die zin is de titel van Culturele Hoofdstad geen detail of louter een kwestie van enkele high brow recepties op het stadhuis.

De hele stad profiteert er van.

Ideaal is er als er bovendien een soort je ne sais quoi mee gemoeid is. Een extraatje, een bonus die van de kandidatuur iets maakt dat de andere deelnemers mankeren. In het geval van Maastricht is dat: de Euregio. Het hele grensoverschrijdende gebied met Maastricht als epicentrum lijkt op het eerste zicht en voor oningewijden een onsamenhangend amalgaam van regios die an sich weinig met elkaar te maken hebben. Wij weten inmiddels beter. De Euregio is een vrij duidelijk afgebakend gebied, waar weliswaar meerdere talen gebezigd worden, maar waar ook een bepaald ‘gevoel’ heerst. Het begrip ‘gevoel’ is in deze een vaag concept, net zoals het ‘Limburggevoel’ dat voor velen is. En toch. Het idee om de kandidatuur voor 2018 uit te breiden van enkel Maastricht naar een soort vijfkoppige regio (Aken, Luik, Hasselt, Eupen en Maastricht, met als partnersteden Sittard/Geleen en Heerlen) is een sterk en ambitieus initiatief. Het verzet bakens, en is tegelijkertijd even organisch als evident. Per slot van rekening vormt de regio een historisch verbonden entiteit.

STIJN MEURIS