In 1778 vertrokken de graven definitief uit Rekem om neer te strijken in het huidige Hongarije. Alles van waarde namen ze mee. Maar de contouren en de oude grenzen van het graafschap in de hoofden van de mensen bestaan.

Groot is Rekem misschien niet. Toch wonen er meer ‘mensen van de wereld’ dan in de omliggende plaatsen, vindt amateurhistoricus Mathieu Maesen, zelf – uiteraard – van Rekem geboortig. Volgens hem is het erfenis van de geschiedenis, die vrijwel doorlopend volk van buiten naar Rekem bracht. “De laatste jaren waren de mensen die ontdekken dat het hier goed wonen is. In de tijd van het gesticht waren het de doktoren en het andere personeel.”

Misschien wel het meest uiteenlopend van samenstelling was de toeloop tijdens de bijna tweehonderd jaar dat Rekem een zelfstandig gebied was, tussen 1590 en 1778, als hoofdstad van een vanuit het plaatselijke kasteel bestuurde baronie, later graafschap. De graaf was alleen verantwoording verschuldigd aan de Habsburgse keizer. Het tijdperk begon in 1590 met de komst van Herman van Lynden, telg uit een Gelders adellijk geslacht die tijdens de Nederlandse opstand tegen Filips II aan de zijde van de Spanjaarden vocht. Toen hij naar Rekem kwam, volgden in zijn voetspoor raadsgevers, ambtenaren en ambachtslieden uit zuidelijker en oostelijker gelegen delen van Europa.

In de streek langs de Maas was in de zestiende eeuw veel sympathie te vinden voor het protestantisme en de Nederlandse Opstand. Deels vanuit overtuiging, maar ook uit berekening: minder afhankelijkheid van grootmachten ver weg betekende meer vrijheid voor de lokale edelen. Maar de regio betaalde een hoge prijs: de Spanjaarden moordden, staken dijken door, brandschatten en plunderden. De bestaande burcht werd verwoest.

Tussen 1595 en 1597 bouwde de voorbeeldig katholieke baron Van Lynden een nieuw kasteel. Van daaruit bestuurde hij een gebiedje dat behalve Rekem ook Uikhoven en Boorsem omvatte. Namens hem werd tol geheven en rechtgesproken volgens eigen regels.

Vanaf 1628 maakte zijn zoon Ernest in Rekem werk van een heuse stadsplanning. Van de stadsmuren en –poorten is nog maar een deel terug te vinden, het destijds geïntroduceerde geometrische stratenpatroon, typisch voor de renaissance, is tot op de dag van vandaag te herkennen.

In 1623 verhief keizer Ferdinand II de baronie tot graafschap, als dank voor de trouwe diensten van de Van Lyndens. Rekem werd er niet heel veel anders van. Het stadje kwam nooit tot volle wasdom. Wat niet hielp, was dat langstrekkende vreemde troepen, bijvoorbeeld bij belegeringen van Maastricht, regelmatig voorbijkwamen en huishielden. In 1800 lagen in het bijna twee eeuwen eerder bedachte, niet eens zo erg grote stratenplan, nog steeds stukken braak.

De Van Lyndens zelf maakten wél maximaal gebruik van hun promotie tot graaf. Generatie na generatie bleken ze meesters in het oppoetsen van hun adellijke status. De familienaam zwol aan tot D’Aspremont-Lynden-Reckheim. Het familiewapen kreeg meer en meer velden. Bij het geven van namen aan kinderen werden hogergeplaatsten gepaaid, tot aan de keizer toe gepaaid. Huwelijkspartners van naam en faam plaveiden de weg verder omhoog: Herman van Lynden trouwde een vrouw uit de buurt van Tongeren, zoon Ernest huwde een adellijke dame uit Noord-Frankrijk, kleinzoon Ferdinand sloeg een echte Von Fürstenberg aan de haak. De graven van Rekem waren toen al opgeklommen tot kamerheer/raadgever van de keizer. Hun ambitie was tomeloos. Mathieu Maesen vertelt hoe een van de dochters van Ferdinand abdis werd van het klooster in Munsterbilzen. “Dat was haar niet genoeg. Ze noemde zichzelf prinses-abdis, wat haar meteen naar een heel ander niveau tilde.”

Rond hun 25e kregen opeenvolgende graven nog wel traditioneel hun blijde intrede in Rekem. Maar als ze elders gewichtiger zaken (politiek, oorlog, vrouwen) te doen hadden, kon dat best een paar jaar later zijn. Rekem bleef een bron van inkomsten. Het kasteel werd voor hen steeds meer een soort buitenverblijf. Door huwelijken en vererving ontstond een lappendeken van bezittingen in grote delen van Europa, met een totale oppervlakte meer dan honderd keer groter dan het oorspronkelijke graafschap.

Uiteindelijk, in 1778, vertrokken de graven definitief uit Rekem om neer te strijken in het huidige Hongarije. Spullen van grote waarde namen ze mee. Wat overbleef werd via een veiling omgezet in geld. In Rekem fungeerden intussen drossaards als zaakwaarnemers van de graaf.

Met de inbeslagname van het kasteel door de Fransen in 1795 kwam een einde aan de geschiedenis van het graafschap. De oude grenzen bleven wel bestaan in de hoofden van mensen, zegt Mathieu Maesen. Toen in Belgisch-Limburg midden jaren zeventig van de vorige eeuw een gemeentelijke herindeling op til stond, wilde een groep inwoners van Rekem het oude graafschap in de vorm van een nieuwe gemeente te laten herleven. Er werd zelfs een politieke partij voor opgericht. Op hoger niveau werd anders beslist: Boorsem en Uikhoven gingen naar Maasmechelen, Rekem werd onderdeel van Lanaken. Het schrijnt nog altijd. Maesen: “De laatste jaren wordt het iets beter, maar het belang van Lanaken heeft binnen de gemeente lange tijd hoger gestaan dan dat van Rekem.”