Als oorlogsveteraan trok Shinkichi Tajiri vanuit de VS naar Europa, waar hij via Parijs en Amsterdam in Baarlo belandde. Hoe resoneert die rusteloosheid in het oeuvre dat hij achterliet, vraagt WIDO SMEETS zich af? ‘Zet een knoop in het midden van de jungle, en iedereen begrijpt de betekenis ervan.’

Bij mooi weer werkte hij buiten
en ik weet niet waarom, maar die
zomer van 1950 (of voorjaar)
was vol zon en de straten
van parijs die grijze mammoet
geurden naar voorjaarslucht
die alle andere luchtjes makkelijk verdreef

en daar zat shinkichi tajiri
dan te buigen te
bouwen en te
lassen meestal buiten in de zon
met het gezicht op
station montparnasse
nieuwe bouwsels
iets wat je nooit eerder gezien had
(fragment)

In trefzekere bewoordingen beschreef Bert Schierbeek in een ongedateerd en titelloos gedicht het begin van de kunstenaarsloopbaan van Shinkichi Tajiri. Hoe hij begin jaren vijftig in Parijs op het terrein van een oud-ijzerhandelaar aan de Seine stond ‘te buigen en te bouwen en te lassen’ aan zijn junk-sculpturen. Die hij aan het eind van de dag ontmantelde. De onderdelen gooide hij terug op de schroothoop waar ze vandaan kwamen. 

Het gedicht van Schierbeek kreeg een podium, meer dan manshoog, op een wand in het museum, in door de twee kleinkinderen van de kunstenaar samengestelde tentoonstelling Shinkichi Tajiri – The restless wanderer in het Bonnefanten in Maastricht. Twee jaar lang deden Tanéa en Shakuru Tajiri onderzoek naar leven en werk van hun opa – die ze, tijdens een gesprek over hun bevindingen, steevast Shinkichi noemen, als een broer. Hun voornaamste werkterrein was Kasteel Scheres in Baarlo, waar de kunstenaar de tweede helft van zijn leven woonde en werkte, en waar hij na zijn dood zijn archief, zijn artistieke nalatenschap en zijn geest achterliet. 

Shinkichi Tajiri, werkend aan Nagasaki in Amsterdam, 1957.

Daar, in het Limburgse Baarlo, was Shinkichi Tajiri (1923-2009) na een lange zoektocht door Nederland in 1962 neergestreken, samen met zijn vrouw Ferdi en hun dochters Giotta en Rya. In en rond het kasteel, niet ver van de Napoleonsweg tussen Venlo en Maaseik, zouden ze opgroeien, net als zijn kleinkinderen Tanéa en Shakuru. Ze speelden tussen Tajiri’s harde, vaak hoekige beelden en de subtiele, aaibare Hortisculpturen van de al in 1969 gestorven Ferdi. 

‘We leefden er samen als drie generaties’, roept kleindochter Tanéa haar kindertijd op. ‘Kasteel Scheres was een van creativiteit bruisende plek. Shinkichi had er zijn deelcollecties, hij verzamelde allerlei objecten, er was een constante stroom van informatie. Terwijl hij aan het werk was, stonden twee of drie televisies aan, tegelijkertijd luisterde hij naar muziek. Hij wilde een constante weergave van een gevoel van thuis – waar hij zijn leven lang naar heeft gezocht. Hij was in Nederland, maar hield zich permanent bezig met wat er in zijn geboorteland Amerika gebeurde.’ Kleinzoon Shakuru: ‘Er zijn honderden interieurfoto’s van Kasteel Scheres uit die tijd. Eigenlijk was het kasteel zijn grootste kunstwerk.’ Tanéa: ‘Het was een magische plek.’

Lopend door de tentoonstelling wijst Tanéa op foto’s van de Ronin-sculpturen, de laatste beelden waar Tajiri vanaf de jaren negentig aan werkte. Uit de genealogie van de familie, die teruggaat tot het jaar 168, blijkt dat Tajiri afstamde van een geslacht van samoerai. Een ronin is een samoerai zonder meester, naar een legende die Shinkichi hoorde toen hij negen was, over een groep van 47 samoerai die wraak namen voor de dood van hun meester. Tanéa: ‘We zijn opgegroeid tussen die beelden. Hij maakte ze uit piepschuim, dat maakte het voor hem prettiger om mee te werken, hij was al in de zeventig. Daarna liet hij de beelden gieten bij ijzergieterij Geraedts in Baarlo. De ronins dragen loyaliteit uit en zelfopoffering, heel anders dan de agressieve warriors die hij aan het begin van zijn loopbaan maakte. De ronins hebben veel meer een waakzame en beschermende houding.’

Shinkichi Tajiri, Ronins (2008) in Museum van Bommel van Dam.
foto ZOUT

Een van de ronin-beelden maakte hij in 1996 in opdracht van het Ministerie van Defensie ter herinnering aan de afschaffing van de dienstplicht. In 2007 onthulde koningin Beatrix vier gietijzeren ronin-beelden als De wachters op de stadsbrug van Venlo, ter herinnering aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.

De wachters op de brug bij Venlo, een stad die in 1944 zwaar te lijden had onder geallieerde beschietingen, waren ook voor Tajiri zelf een symbolische afsluiting van een door de oorlog bepaald verleden. Een soort thuiskomen na een leven van onrust. Na de Japanse aanval op Pearl Harbor in 1942, op zijn achttiende verjaardag, sloot de VS-overheid 120.000 Japanse Amerikanen op in interneringskampen. De regering nam tegen Aziatische immigranten gerichte wetten aan, ook de media en de populaire cultuur discrimineerden op basis van etniciteit.

Samen met zijn moeder, zijn zus en twee broers belandde Tajiri in een concentratiekamp in Arizona. Met het karige materiaal dat hem ter beschikking stond, doodde hij de tijd met tekenen en schilderen. In 1943 had hij er een kleine expositie, in de kampbibliotheek. 

Zentuinen in het Bonnefanten, met werk van Shinkichi Tajiri (r) en Ferdi (l). foto ZOUT

Door zich aan te melden bij het leger wist hij te ontsnappen aan het kamp. Shakuru: ‘In zijn herinneringen omschrijft hij het als een sick joke. Hij was ervan overtuigd dat hij niet zou worden geselecteerd, hij was mager en vaak ziek. Toch werd hij aangenomen en naar Italië verscheept, waar hij meevocht bij de bevrijding van Rome. Kort daarop raakte hij gewond, zo kwam hij zonder ernstige schade uit de oorlog.’

Vol goede hoop keerde hij na zijn revalidatie terug naar de VS. Tanéa: ‘Hij dacht: ik heb mijn loyaliteit bewezen, ik zal met open armen worden ontvangen. Maar dat was niet zo.’ Het meest sprekende voorbeeld van institutioneel racisme was de verdwijning van het ouderlijk huis in San Diego. Toen de familie terugkeerde uit het kamp, was hun huis verdwenen, inclusief inboedel. Het was van de fundering getild en elders opgebouwd. Er is nooit een spoor van teruggevonden. 

Hij meldde zich aan bij het Art Institute in Chicago waar hij een tijdje assistent was van Noguchi. Shakuru: ‘Hij werkte er mee aan diens beeld Avatar dat in de tuin staat van Museum Kröller-Müller. Maar al gauw merkte hij dat hij zich in de VS niet verder kon ontwikkelen.’ 

Hij ging in de leer bij Zadkine en Léger. De eerst vond hij te traditioneel, de tweede toonde weinig betrokkenheid

Met een veteranenbeurs van 75 dollar per maand vertrok hij naar Parijs, waar hij in de leer ging bij Ossip Zadkine en Fernand Léger. De eerste vond hij te traditioneel, de tweede toonde weinig betrokkenheid. Tanéa: ‘Je ziet dat hij op een breekpunt in zijn carrière zit, hij begint te experimenteren met zijn beeldtaal.’ Het is de tijd dat Tajiri dag in dag uit op de kade van de Seine stond te lassen en te smeden.

In Parijs ontmoet Tajiri de Nederlandse kunstenaars die zich zouden verenigen in CoBrA en De vijftigers. Via dichter Simon Vinkenoog, die bij de lessen bij Zadkine model staat, komt hij in contact met de Arnhemse kunstenares Ferdi Jansen. Ze houden zich in leven met de door Ferdi gemaakte insect-geïnspireerde sieraden die werden verkocht door een Japans warenhuis. 

In 1956 verhuist hij met Ferdi naar Amsterdam, waar hun twee kinderen Giotta en Ryu worden geboren. Nog steeds voelt hij zich, in zijn eigen woorden, ‘a restless wanderer’, een rusteloze zwerver die probeert zijn trauma’s – interneringskamp, de oorlog, de vreemdelingenhaat in de VS – te verwerken in zijn beelden. De van gelast ijzer gemaakte sculpturen Cactus (1954) en Penal Colony (1957) herinneren aan zijn periode in het kamp. Het uit bronzen ‘drippings’ vervaardigde Nagasaki (1957) laat de horror zien van een door de nucleaire oorlog aangetast lichaam; in die stad had een Amerikaanse atoombom een einde gemaakt aan de Tweede Wereldoorlog. Er waren 150.000 slachtoffers, van wie 75.000 meteen de dood vonden. Onder hen de familie van Tajiri’s vader.

Kleinkinderen Tanéa en Shakurur Tajiri. Foto ZOUT magazine

In het teruggetrokken bestaan in Kasteel Scheres begon Tajiri’s helingsproces. Sinds de geboorte van zijn kinderen maakte hij al andere, ‘zachtere’ sculpturen, over thema’s als vruchtbaarheid, ontkieming en natuur. Zijn werk vond steeds meer weerklank; zijn Seeds, grote, in gietijzer gegoten zaadbollen, maakten furore op Documenta in Kassel. In 1962 vertegenwoordigde hij Nederland op de Biënnale van Venetië. 

In dezelfde periode begon hij aan een update van de warriors uit zijn Parijse periode. In een high tech verschijningsvorm maakte hij van auto- en vliegtuigonderdelen in totaal acht Machines. Ze waren bedoeld als protest tegen de groeiende oorlogsindustrie, maar werden vanwege hun elegantie verkeerd begrepen. Sakuru: ‘Critici interpreteerden de Machines als een verheerlijking van militair geweld. Hij besloot ermee te stoppen en ging op zoek naar een universele symboliek. Het was in de tijd van de conceptuele kunst. Hij wilde een statement tegen de mystificatie die er deel van uitmaakte, ging op zoek naar een simpele vorm waarmee hij direct zou kunnen communiceren met het publiek. Zo kwam hij uit bij de knoop.’ 

De knoop zou uitgroeien tot zijn logo. Inmiddels staan, in tal van verschijningsvormen en materialen, in polyester, brons en gietijzer, door heel Nederland Tajiri’s knopen. Een nog niet eerder getoond exemplaar, rechtstreeks uit de nalatenschap in Kasteel Scheres, is nu te zien in het Bonnefanten: Granny’s Knot (1996). Vier verstrengelde knopen, eigenhandig gegutst, geschaafd, geschuurd en gepolitoerd uit verlijmde lagen multiplex. 

Shinkichi Tajiri, Machine No. 2. Te zien in Museum Van Bommel van Dam in Venlo. foto Egon Notermans.

Tajiri en hout? In Museum Van Bommel van Dam in Venlo, in de parallelexpositie A Long Homecoming: een eeuw Shinkichi Tajiri, staan drie houten Ronins. Hij maakte ze in 2008, een jaar voor zijn dood, toen hij ziek was. Ze zijn van triplex, ook met het oog zijn ze van een andere tactiliteit dan de stalen of gietijzeren collega-rodins. Ze vertellen hoe goed Tajiri was met materialen, ja zelfs met hout; de lasser en plaatwerker uit de Parijse jaren had zich ontwikkeld tot een verfijnde houtbewerker. De houten sculpturen, de eyeopeners van de twee tentoonstellingen, vertellen dat hij ook als mens zachter was geworden.

Shinkichi Tajiri, Granny’s Knot (1996), foto ZOUT

Bijna dertig jaar eerder, in 1969, had hij zijn eerste vierknopen-sculptuur gemaakt, voor het graf van Ferdi, zijn grote liefde, zijn muze. Een replica staat in een van de twee zentuinen die Tanéa en Sakuru Tajiri in het Bonnefanten hebben ingericht als eerbetoon aan hun grootouders. Omgeven door een door Sakuru gecomponeerde soundscape vormen de als yin en yang aan elkaar geklonken tuinen het slotakkoord van The Restless Wanderer. In de ene tuin resoneren een Warrior, een Machine, een Seed en een Knot de ontwikkeling en acceptatie van een getormenteerde ziel; in de andere tuin Ferdi’s Hortisculpturen met de zachtheid en de melancholie van een te vroeg geknakte bloem.

Shinkichi Tajiri, The Restless Wanderer. T/m 12.05 in Bonnefanten Maastricht. A Long Homecoming: een eeuw Shinkichi Tajiri. T/m 22.04 in Museum Van Bommel Van Dam. bonnefantenmuseum.nl vanbommelvandam.nl