Een Oscar voor de beste scène, dat lijkt me een mooie nieuwe categorie voor de uitreiking van de Academy Awards op 12 maart. Terwijl scènes altijd aan diepte en gewicht winnen door de context waarin ze zich bevinden – het verhaal, de spanningsboog, de overkoepelende thematiek – kunnen ze ook min of meer op zichzelf staande, afgeronde meesterstukjes zijn die de rest van de film niet nodig hebben om een onuitwisbare indruk achter te laten. Misschien wel de indruk die je het meest bijblijft van een film, alsof de essentie ervan in dat handjevol minuten zit samengebald. 

Dat laatste kan vaak best kloppen, aangezien veel films uit een enkel beeld of idee ontspruiten. Ik weet niet of dat het geval is bij Lukas Dhonts Close, de Belgische nominatie in de categorie Beste internationale film. Maar als ik nu aan die film denk, dan zie ik meteen de scène voor me waarin de twee jonge hoofdpersonages samen keihard door een zomers bloemenveld rennen. De zon staat laag, er ligt een warme gloed op hun armen en lachende gezichten, en hoe hard ze ook rennen, hoeveel mensen er ook om hun heen staan te werken in het veld, de jongens zijn en blijven met elkaar in hun eigen bubbel. 

De eerste Oscar voor Beste scène gaat naar de vlucht door het bloemenveld in Close

Het is een moment dat ze zich als volwassenen nog zullen herinneren, kan je op dat moment denken, en het is ook een moment waarop ik als toeschouwer weer even besefte hoe het is om de jeugd tot in je botten te voelen, om te rennen alsof je leven ervan afhangt terwijl je nog je hele leven vóór je hebt liggen. Hoe het is om los te schieten van de grond zonder buiten adem te raken. Hoe het is om jong te zijn. Terwijl Close me gaandeweg ging tegenstaan vanwege zijn steeds grotere dramatiek, blijf ik Dhont en de film dankbaar om deze diepe, zinnelijke en bijna metafysische ervaring. Daarom gaat de eerste Oscar voor Beste scène naar de vlucht door het bloemenveld in Close.

En nu we dan toch bezig zijn met fictieve categorieën, waarom dan niet ook die voor Beste wenkbrauwen? Wie Martin McDonaghs The Banshees of Inisherin heeft gezien, over de voorbije vriendschap tussen eilandbewoners Colm (Brendan Gleeson) en Pádraic (Colin Farrell), weet dat de impact van die film in grote mate van Farrells wenkbrauwen afhangt. 

Scene uit The Banshees of Inisherin.

Pádraic kan het maar niet verkroppen dat Colm hun jarenlange kameraadschap van de ene dag op de andere heeft opgezegd, en Pádraics zielenpijn lees je feilloos af aan de zwarte, uiterst beweeglijke borstels van Colin Farrell. ‘Zijn wenkbrauwen vormen een apart hoofdstuk,’ schreef Pauline Kleijer treffend in de Volkskrant, ‘die omlijsten het verdriet niet alleen, ze geven het vleugels.’ 

Geen idee wie ik dan verder nog voor zijn, haar of hun wenkbrauwen zou kunnen nomineren. Dit jaar zouden er dan wel liefst twee kandidaten zijn voor de Oscar voor Beste filmezel: de ongelooflijk schattige Jenny uit The Banshees of Inisherin, en haar rondreizende circus-soortgenoot uit Jerzy Skolimowski’s EO (‘i-a’). Twee feilloze, even innemende als expressieve vertolkingen, dus de uiteindelijke keuze zou erg lastig worden. 

Sowieso is de Beste filmezel een nogal complexe Oscar-categorie, aangezien zowel Jenny als Eo door meerdere ezel-acteurs werden vertolkt. In EO zijn het er liefst zes: Ettore, Hola, Marietta, Mela, Rocco en Tak. Waarschijnlijk moet je een ezelboer of -trainer zijn om als mens de verschillen tussen deze acteurs waar te nemen, ook omdat regisseur Skolimowski een grote voorkeur heeft voor indringende close-ups: in wiens ogen kijken we dan eigenlijk?

Mocht u ooit iemand zoeken voor het bedenken van de Onzinnigste filmprijsuitreiking, dan weet u me in elk geval te vinden.