Orhan Pamuk heeft een historische roman geschreven over de pest. De Nederlandse vertaling verschijnt deze zomer. ADAM SOBOCZYNSKI zocht de Nobelprijswinnaar op in Istanbul, waar hij andermaal in conflict is geraakt met nationalisten. ‘De beschuldigingen kwamen van mensen die mijn boek niet eens hadden gelezen.’  

Het regende ineens hevig, en er waaide een koude wind. In Istanbul zochten voorbijgangers hun toevlucht in de deuropeningen van de huizen. Zelfs de gewoonlijk zo brutale buurtkatten in hadden zich teruggetrokken in onzichtbare hoeken. En waar enkele minuten geleden nog mensen voor winkels stonden te kletsen, waar geknuffeld werd en getierd, waarschijnlijk over de krankzinnige inflatie, daar klonk het nu nog zoals bij het einde van de wereld. 

Een paar dagen geleden liep ik door de centraal gelegen wijk Cihangir met zijn steile, kronkelige straatjes, vlak bij de Bosporus in het Europese deel van de stad. Hier woont Orhan Pamuk, de wereldberoemde schrijver en Nobelprijswinnaar voor literatuur, een wereldburger die regelmatig in conflict komt met Turkse nationalisten en Islamisten en daardoor op persoonlijke bescherming is aangewezen, en wiens nieuwe roman De nachten van de pest na de zomer in Nederlandse vertaling zal verschijnen. 

Van buitenaf gezien woont Orhan Pamuk (Istandbul, 1952) in een eenvoudig, nogal verweerd klassiek modernistisch huis in een smalle straat. Eenmaal uit de lift sta ik in de mooiste, zich over twee verdiepingen uitstrekkende woning ter wereld met een verbluffend uitzicht over de hele stad. Pamuk, groot, aangenaam luid, zelfverzekerd en vrolijk van toon wijst vanachter de brede glazen pui in zijn woonkamer naar de enorme Cihangir Moskee, recht voor onze voeten, met zijn delicate torens, dan naar de Aziatische kant van de stad met haar doolhof van huizen, naar de brede Bosporus die zich een majestueuze weg baant naar de Middellandse Zee.   

Daarachter, vandaag helaas niet zichtbaar in de mist en regen, liggen de Prinseneilanden, waar Pamuk vele dagen van zijn jeugd doorbracht. En deze woning, nou ja, sommige bezoekers zeggen dat dit is hoe een beroemde auteur in Istanbul leeft. Hij moet ze dan altijd corrigeren: Zo leef je als je moeder je zo’n appartement koopt als je nog jong en onsuccesvol bent. Hij woont hier al tientallen jaren. 

De levendige, jongensachtige schrijver die zich zijn bijna 70 jaar niet laat aanzien, dirigeert mij met speelse strengheid naar een sofa bij het raam, brengt zwarte thee en gaat tegenover mij zitten. We praten over zijn nieuwe roman De nachten van de pest die ruim een jaar geleden uitkwam in Turkije en over de merkwaardige juridische problemen die hij sindsdien heeft gehad. In het bijna 700 pagina’s dikke boek over een pestepidemie op een fictief Turks eiland in de Middellandse Zee in 1901 laten enkele hoofdpersonen minutieus zien hoe het multiculturele Ottomaanse Rijk gedurende deze crisis elke vorm van acceptatie verliest. In plaats daarvan wordt er een kleine, onafhankelijke eilandstaat gesticht: de Republiek Minger met haar leider Kâmil. Sommigen identificeerden de figuur van Kâmil, die vol ironie maar zeker niet negatief wordt afgeschilderd, met de stichter van de Turkse staat Mustafa Kemal Atatürk. Ze beweerden dat Atatürk in de roman werd beledigd, hetgeen in Turkije verboden is, waarna een nationalistische advocaat een rechtszaak aanspande. De zaak is sinds november in behandeling. 

Pamuk is al eerder berecht door fervente nationalisten en kreeg toen een geldstraf. Dat was in 2005, nadat hij in een interview de moord op miljoenen Armeniërs in 1915/16 ter sprake had gebracht. ‘De beschuldigingen kwamen van mensen die mijn boek niet eens hadden gelezen’, zegt Pamuk over het huidige proces. ‘Natuurlijk respecteer ik Atatürk als een historische figuur. Ik ben geen politiek schrijver in de zin dat ik politiek gemotiveerde, allegorische commentaren op politici in mijn romans wil stoppen. Het was niet mijn bedoeling Atatürk te beledigen. Dat is niet hoe ik werk als schrijver.’

Dat de zaak hem dwars zit, is duidelijk – maar al minder dan bij het begin van de zaak. ‘Tijdens een hoorzitting konden de aanklagers niet eens de bladzijden noemen waarop ik Atatürk zou hebben beledigd. Omdat die pagina’s er niet zijn. Dit proces gaat helemaal niet over mijn roman, maar over ideologie.’

Orhan Pamuk: ‘Iedereen, ook mijn familie en vrienden, vergaten het voorval onmiddellijk, wat mij enigszins verbaasde.’ foto Ozan Kose / AFP / ANP

Voor buitenstaanders is het niet altijd gemakkelijk om de politieke verhoudingen in Turkije te begrijpen, zegt Pamuk. Het is een veel voorkomend misverstand te veronderstellen dat er alleen een conflict bestaat tussen Islamisten en pro-Europese krachten. ‘Veel fanatieke aanhangers van Atatürk zijn tegelijkertijd antiwesters en seculier, in het Westen wordt dit niet altijd begrepen. De seculiere anti-Westerlingen willen zich voordoen als slachtoffers van de EU en Amerika. Door hun haat tegen het Westen, hun haat tegen de Koerden en hun hang naar autoritarisme hebben zij een nauwe band ontwikkeld met Erdoğan en hij met hen.’ Dat zich onder de seculiere anti-Westerlingen ook nationalistisch gezinde linksen bevinden die ver afstaan van een liberale kosmopoliet als Pamuk maakt de situatie bijzonder verwarrend. 

Pamuks roman De nachten van de pest is een echte pageturner. Het boek neemt ons mee naar de late fase van het Ottomaanse Rijk, naar personages, riten en culturen die ons vreemd zijn geworden. Je moet naar de klassiekers van de historische roman grijpen om iets vergelijkbaars te vinden, Umberto Eco’s De naam van de roos, Tolstojs Oorlog en vrede of Alessandro Manzoni’s De bruid en de bruidegom. Met deze laatste deelt Pamuks roman het pestthema, de literair bekende epidemische opeenvolging van ontkenning en bijgelovige verdediging, paniek en vlucht, marteling en moord, isolement en quarantaine. 

De strijd om het voortbestaan van het eiland Minger wordt gepresenteerd vanuit het gezichtspunt van politici en artsen. De verteller die Pamuk gebruikt, op postmoderne wijze onbetrouwbaar en speels, beroept zich bij de reconstructie van de gebeurtenissen op historische bronnen, zogenaamd authentieke brieven en verslagen uit die tijd, hetgeen de roman de schijn geeft van waarheidsgetrouwheid en objectiviteit. Het eiland Minger noch de republiek heeft ooit bestaan, maar de enorme pestepidemie die uit Azië kwam en miljoenen doden eiste, bestond wel; dat men zich dat vandaag de dag in het Westen niet herinnert, is omdat men grotendeels gespaard bleef. 

De spanning in de roman komt niet alleen voort uit de fatale, eschatologische plot en de ontroerende, brekende liefdesrelaties en vriendschappen, maar ook uit politieke drama’s: tussen de autoritaire macht van sultan Abdülhamit in Istanbul en de plaatselijke nationale beweging; tussen de Grieken en de Turken, die vóór de pest in hun parallelle samenlevingen tamelijk tolerant langs elkaar heen hadden geleefd; tussen de geestelijke en wereldlijke leiders die de quarantainemaatregelen alleen met extreme wreedheid kunnen handhaven. Hedendaagse thema’s komen aan bod: de afkeer van met name moslims voor quarantainemaatregelen, hun bereidheid om de pest fatalistisch en religieus te aanvaarden, het cliché in het Westen dat ‘de zieke man aan de Bosporus’ de superverspreider bij uitstek is. 

Uiteindelijk is de epidemie slechts de versneller van conflicten die zich aan het ontvouwen zijn

Uiteindelijk is de epidemie slechts de versneller van conflicten die zich al aan het ontvouwen zijn. Op het eiland Minger wordt de wereldgeschiedenis in het klein uitgespeeld, tot aan de nationale opstand met de daarbij behorende vervolgproblemen als contrarevolutionaire acties, wraakzucht en verdere staatsgrepen die elkaar in hoog tempo opvolgen. De eens Griekse en Ottomaanse volkeren worden gedwongen te versmelten tot één etniciteit: het volk van Minger. Waar eens pluraliteit was, is nu een trotse en bekrompen eensgezindheid. De eenheidstaal is het vóór de nationale revolutie vrijwel uitgestorven Mingerisch.   

De beknopte, nogal naargeestige plot ontvouwt zich aan de hand van geestige beschrijvingen en tot in details doorgevoerde humor. Pamuk heeft een baanbrekend werk geschreven over de natievorming rond 1900, waarin avonturenroman en staatstheorie op gelukkige wijze samengaan. 

Nadat hij de talrijke verwijzingen in zijn roman heeft besproken (Daniel Defoe, Albert Camus, Samuel Pepys), vertelt Pamuk hoe geïrriteerd hij was toen hem, terwijl hij dit pestboek aan het schrijven was, het coronavirus ter ore kwam, en hoe het zich over de hele wereld verspreidde. Hij publiceerde snel een essay en maakte, om niet verkeerd begrepen te worden, duidelijk dat hij al heel lang aan een boek over een plaag schreef en niet over een actuele thesisroman over de strijd tegen Covid 19 – hoewel er natuurlijk parallellen met het heden konden worden geconstrueerd. Die waren echter nooit als zodanig bedoeld. 

Om het te bewijzen leidt hij me naar een grote boekenkast waarin hij historische werken over de pest bewaart. De kast heeft zich in tientallen jaren gevuld, niet pas sinds Corona. Hij overhandigt me verschillende boekdelen met een stelligheid die geen tegenspraak duldt: historische boeken over sultans, Engelse medische rapporten uit India, een boek over Ottomaanse geneeskunde, een over de geschiedenis van Kreta, dan enkele over historische ziekenhuizen en apotheken. Uit een andere vitrine haalt hij een boek van Patricia Highsmith: ‘Ik hou van Patricia Highsmith!’ 

Zo raak ik onverwacht verstrikt in een kleine inspectie. We passeren verschillende van Pamuks schilderijen. Slechts weinigen weten dat hij is begonnen als schilder, en zich pas daarna heeft toegelegd op het schrijven; zijn eerste roman, De heer Cevdet en zijn zonen, is van eind jaren zeventig. Toch heeft het schilderen hem nooit helemaal losgelaten. Hij versiert zijn kleine dagboeken met kleurrijke tekeningen, waarvan er nu honderden zijn. Hij laat me de nieuwste zien met rivierlandschappen en straatgezichten, vergezeld van een heel snel, heel vrolijk, heel luid: ‘Look here! Look here!’ In een gang hangt een sombere foto van een gehavend vliegtuig. Hij kreeg de foto van Anselm Kiefer. Dan vertelt hij dat Günter Grass altijd een beetje heeft geleden onder het feit dat zijn kunst zoveel minder erkenning kreeg dan zijn schrijven. Hij was bevriend met Grass. 

Alberto Pasino, Markt in Constantinopel, 1868

Na de rondleiding praten we over het recente cultureel-politieke drama in Turkije. Eind januari leek president Erdoğan de beroemdste Turkse popzangeres Sezen Aksu aan te vallen omdat zij over Adam en Eva had gezongen als onwetenden. Religieuze politici waren woedend omdat de profeet Adam werd beledigd. In een moskee zei Erdoğan: ‘Bij wie zoiets doet, moet de tong worden uitgerukt.’  

De afschuw was groot: in een solidariteitsverklaring protesteerden meer dan 200 kunstenaars, onder hen Orhan Pamuk. Waarna Erdoğan zijn uitlatingen afzwakte, hij had het niet zo bedoeld. ‘Hetzelfde als Sezen Aksu is mij ooit overkomen’, zegt Pamuk. ‘Nadat Peter Handke de Nobelprijs voor literatuur 2019 werd toegekend, kreeg Erdoğan tijdens een optreden op een universiteit de vraag voorgelegd wat hij van die controversiële keuze vond. Hij antwoordde dat het Comité in Stockholm ooit dezelfde prijs had toegekend aan een Turkse terrorist. Ik was toen in de VS, gaf les aan Columbia University. Het semester was voorbij, mijn koffers stonden klaar om terug te keren naar Istanbul. Maar ik wist niet of het veilig was, ik as in de war, ik had geen goed gevoel. Kort daarna verduidelijkte een woordvoerder van Erdoğan dat diens opmerking niet tegen mij was gericht.’

Pamuk vertelt het opgewekt, alsof het om een niet al te belangrijk, vooral merkwaardig incident ging. ‘Hoe dan ook, ik kon terugreizen, en iedereen, ook mijn familie en vrienden, vergaten het voorval onmiddellijk, wat mij enigszins verbaasde.’ 

Hoewel Pamuk zich altijd politiek heeft uitgelaten, of het nu tegen de fatwa tegen Salman Rushdie was, tegen de Koerdische politiek, voor de vrijheid van meningsuiting of voor de nagedachtenis aan de Armeense genocide, wil hij niet worden gezien als een symbool van politiek verzet: ‘Ik had maar één belang bij alle politieke beroering: hoe kan ik overleven als schrijver? Hoe kan ik overleven als iemand die toch succesvol is in het Westen?’ Hij weigert de rol van politiek icoon of martelaar en houdt niet van het activisme. Hij heeft er een hekel aan om als romanschrijver steeds weer over politiek bevraagd te worden. 

Aan het eind van ons gesprek verliezen we ons in zijn herinneringen aan zijn jeugd in Istanbul, toen de wijk waar hij woonde voor bijna de helft werd bevolkt door Grieken, toen hij joden en Armeniërs als klasgenoten had en Turkije nog teerde op de diversiteit van het Ottomaanse Rijk. Pamuk is geen nostalgicus, in zijn romans laat hij een kosmopolitisch, filantropisch perspectief zien. Niets is zo geliefd in Turkije, en niets is zo gehaat daar. 

We werpen een laatste blik over de daken van de stad, en de uitgestrektheid van de zee. Dan nemen we de lift naar beneden, naar de nieuw leven ingeblazen wijk. Weinig is zo geruststellend als de banaliteit van het dagelijkse leven. Brommers razen roekeloos door de steegjes, voorbijgangers haasten zich naar hun vrije avond. Er klinkt getoeter en geklets, het gebruikelijke lawaai van een zuidelijke stad waar het verkeer nog niet tot rust is gekomen.

©Die Zeit 7/2022. Vertaling: Deepl/Wido Smeets

Orhan Pamuk, De nachten van de pest. De Nederlandse vertaling verschijnt in september bij De Bezige Bij.