Joris Van de Moortel is niet tegen verkopen, niet tegen galeries, niet tegen tentoonstellingen. ‘Natuurlijk niet. Maar balans is wel essentieel.’

In een Antwerpse straat vol autogarages en bandencentrales staat een rij auto’s met draaiende motor te wachten op de autokeuring. Een eind verderop staat Joris Van de Moortel voor een anonieme grijze garagepoort. Achter die poort werkt hij momenteel in alle concentratie aan een tentoonstelling voor het S.M.A.K. (Gent), later dit jaar. Een presentatie met zijn werk in De Warande in Turnhout loopt nog tot het einde van deze maand.

Een introductie door het opsommen van de beoefende disciplines zou bij Joris Van de Moortel niet alleen een ellenlange lijst opleveren, het zou ook tot onnodig hokjesdenken leiden. Tal van disciplines lopen bij hem organisch in elkaar over, als verschillende gezichten van eenzelfde verbeelding.

Verbaast het je dat die scheiding tussen disciplines nog steeds zo expliciet wordt benoemd?

‘Het leven bestaat ook uit tal van elementen, waarom zou je dat binnen de kunst dan scheiden? Ik heb nooit echt iets opgedeeld in disciplines. Al toen ik aan het HISK studeerde, begon ik met het bouwen van een ruimte in het atelier. Eerst als muziekstudio en werkstudio, maar op een gegeven moment werd die studio zelf de sculptuur, voortwoekerend door het atelier. Voor de Open Studio’s van het HISK heb ik dan het atelier doormidden gezaagd, voor een eerste solotentoonstelling werd het atelier vermalen en geperst tot vloertegels.’ 

Je woont vlakbij je atelier, het lijkt alsof je leven zich afspeelt op een overzichtelijk oppervlakte.

‘Dat is niet onbewust. Er is al chaos genoeg waarmee ik moet omgaan. Alles wat ik wil doen, de dingen die je leest, zaken waar je mee aan de slag wilt, de werelden die je creëert. Dat is allemaal al zo complex.’

Je hebt niet veel externe prikkels nodig?

‘Nee, behalve de prikkels van af en toe een goede plaat opleggen, werken en kijken.’

Was dat altijd al zo?

‘Je kunt het natuurlijk gaan herleiden als je zelf psycholoog gaat spelen en terugkijkt naar je kindertijd. Ik was iemand die altijd alleen speelde en niet veel andere mensen toeliet. Zelfs toen ik ouder was en op café ging sprak ik het liefst alleen met iemand af. Ook als ik mijn ateliergeschiedenis bekijk: het waren altijd afgesloten ruimtes die ik bouwde, om daarin mijn werelden te laten ontstaan. Vervolgens worden die dan opengetrokken naar tentoonstellingen, en is die wereld niet langer privé.’

In de Warande zaagde je gaten uit in de muur als ingang. Zijn die daarom zo nauw dat er maar één iemand door past?

‘Ha, nu je het zegt. Er zijn vier van die doorgangen tussen de verschillende zalen, er kan inderdaad steeds maar één iemand doorheen. Ik kan me voorstellen dat elke ruimte het beste resoneert als je er alleen bent.’

Daardoor krijgt het ook iets religieus, als een soort kapel.

‘Ja dat soort architectuur en taal is wel omnipresent in mijn werk, het is een van de basispijlers. Bij het maken van een tentoonstelling zit ik vooral met het beeld van een soort kerk in mijn hoofd, niet met dat van een museum.’

En zijn er dan mensen in die kerk?

‘Ik maak altijd vooraf maquettes van een tentoonstelling en daar staan wel figuren in. Maar om eerlijk te zijn, ben ik dat eigenlijk allemaal zelf. Minireplica’s. Kijk, hier heb ik me zelf al neergezet in de zalen van het SMAK.’ 

Je hebt dit jaar in België twee grote tentoonstellingen. Wat wil je daarna gaan doen?

‘Idealiter terug meer in het buitenland gaan doen. Onmiskenbaar heeft Covid daar toch een zware impact gehad, meer dan ik misschien wil toegeven. En omdat ik altijd alles alleen doe, laat ik bepaalde zaken varen…’ 

Zoals je eigen marketing?

‘Ja, dat zou ik meer moeten doen, mijn galerie pakt daar een groot stuk van op zich, maar zelf doe ik daar te weinig aan. Ik publiceer platen en boeken, maar er zit geen verkoopstrategie achter, gelukkig moet ik mijn werk zelf niet verkopen. Er is wel sprake van geweest om iemand in dienst te nemen, maar ik ontzie me daar zelf van. Want, ja. Ik ben hier gewoon veel te graag alleen.’

Het liefst doe je hier alles in je eentje?

‘Ja, dit is de ideale situatie. Als ik dat moet gaan omvormen naar een paar mensen die de hele dag achter een computer zitten en vragen “Wat moeten we doen?” – nee bedankt.’

Omdat ze dan jouw agenda bepalen?

‘Ja, het resultaat is niet anders dan dat. En ze moeten betaald worden! Nog meer werk dat verkocht moet worden. Die keuze is super ingewikkeld, want eigenlijk is doorgroeien, economisch dan, zogezegd de logische evolutie. Niet doorgroeien zou je zelfsabotage kunnen noemen. Maar sabotage op welk vlak? Nu saboteer ik in elk geval niet de vrijheid binnen mijn leven; ik ben immers geen kunstenaar geworden om uiteindelijk manager te zijn van een bedrijf. Stel je voor dat ik mijn eigen werk moet bekijken als toeschouwer, omdat het niet door mij gemaakt is maar door een assistent? Die absurditeit is een realiteit in de kunstwereld waar ik resoluut tegenin ga.’

Zakelijke keuzes zijn dus ook artistieke keuzes?

‘Absoluut, maar als je zo’n dingen zegt, wordt al gauw gevraagd, “Ben je dan tegen de markt?”. Nee, ik ben niet tegen verkopen, ik ben niet tegen galeries, ik ben niet tegen tentoonstellingen. Natuurlijk niet. Maar balans is wel essentieel. Ik vind het belangrijk om te zoeken. Heel diep te duiken in datgene dat ik wil doen en maken. En daar is tijd en ruimte voor nodig.’

Werk van Joris Van de Moortel: t/m 28.04 in de Warande in Turnhout, van 5.10 t/m 3.3 2025 in SMAK Gent, en van vovember tot januari in Galerie Nathalie Obadia in Brussel.