De helft van de studenten aan de Maastrichtse kunstacademie komt uit Duitsland. Velen vertrekken weer, modeontwerpster Lena Berens bleef. Ze heeft nu een succesvolle studio store. “Pas tijdens een stage in Antwerpen heb ik Nederlands geleerd.”
Nederland, Lena Berens was er eigenlijk nooit zo mee bezig. Ze groeide op in Trier, deed een middelbare mode-opleiding in Keulen en wist toen nog steeds niet waar haar toekomst lag. Door een vriendin belandde zij in Maastricht, op de kunstacademie. Tijdens het propedeusejaar keek ze goed rond – waarna ze toch koos voor modevormgeving.
In vrijwel perfect Nederlands vertelt Lena Berens (Trier, 1980) haar verhaal. Op de academie in Maastricht, waar zowat de helft van de studenten Duits is, mocht ze alles in haar moerstaal doen. “Ik heb pas Nederlands geleerd tijdens een stage in Antwerpen. Ik moest wel, niemand sprak daar Duits.”
Na haar afstuderen wist ze nog steeds niet wat ze wilde. In 2009 maakte ze deel uit van Masterclass, een groepje studenten (Fashion Clash zou eruit voortkomen) dat het Vrijthof bekleedde met een grasmat en wat bankjes. Als sprekend beeld, maar ook wel een beetje als statement: er moet meer groen in de stad, en het Vrijthof is op zijn mooist als er rust heerst.
Eigenlijk is Lene Berens niet zo van de barricades, ze houdt van aanpakken en haar eigen geld verdienen. Een tijdlang werkte ze bij tassenontwerpster Ellen Truijen, waar ze leerde hoe belangrijk een eigen stijl is. Ze maakte T-shirts, en besloot in 2011 de stap te zetten. Na een tijdje anti-kraak begon ze Studio Store LB aan de Maastrichter Heidenstraat.
In Maastricht heeft ze zich niet altijd thuis-thuis gevoeld. Nu wel. “Ik blijf nog wel even hier – maar niet mijn hele leven.” Van Duitsland mist ze vooral de taal; als remedie kijkt ze een avondje naar een Duitse tv-zender. Nederlanders vindt ze positiever dan Duitsers, opener ook. Tegelijkertijd houdt ze van de ‘denkers-kant’ van de Duitser, het zwaarmoedige.
Ze voelt zich helemaal senang in haar zaak aan de Maastrichter Heidenstraat. Niet zo lang geleden dreigde er leegstand, nu is de straat aan het verhippen. Jonge ondernemers lopen over en weer bij elkaar binnen, lekker relaxed is dat. Het zijn geen klassieke retailers, in de koffiezaak worden ook schoenen verkocht, en fietsen. Aan de overkant zit haar vriend Milan met een tassenzaak, hij maakt zijn spullen zelf, net als Lena. Ze zien het als de toekomst. “Mensen weten vakmanschap weer te waarderen.” Zou ze dit ook in Duitsland voor elkaar hebben gekregen? Ze denkt lang na. “Je weet het niet. Als je het niet probeert, kom je er niet achter.”
Inmiddels is haar zaak van dertig vierkante meter alweer te klein. Binnenkort verhuist ze naar een nieuwe zaak, groter, ruimer, haar ogen vlammen wanneer ze erover vertelt. Haar aanloop mag wat lang zijn geweest, ze kan goed leven nu van haar LB-label.
Het liefst maakt ze alles zelf, op een grote tafel achter in de zaak. Geen maatkleding, “daar kun je tegenwoordig niet aan beginnen.” Ze werkt uitsluitend met jersey. “Zoals oma breit, maar dan heel fijn.” Ze snijdt de stoffen volgens patronen, en schuift er dan mee achter de naaimachine.
Haar klanten zijn heel divers, van een mevrouw van over de tachtig, hier om de hoek, tot studenten. In de rekken hangen topjes, T-shirts, broeken, rokken. Haar handelsmerk? “Kleding waar je je goed in voelt: comfortabel, tijdloos, seizoenloos. Ik kom niet twee keer per jaar met voor- en najaarscollecties, ik voeg gewoon nieuwe dingen toe. Zonder schreeuwerige kleuren, zonder dessins, zoals ik het zelf ook draag.”