De verruwing is overal, behalve in het kinderlied. Het is allemaal Oya Lélé.
Kinderliedjes zijn stom. Of beter, de kinderliedjes van tegenwoordig zijn stom. Ze hebben geen haak meer, geen stekel, klauw of angel. Het venijn is weg. Het gif is zoek. De verruwing is overal, behalve in het kinderlied. Het is allemaal Oya Lele. K3! Tenzij een kind met cultureel verantwoorde ouders zit opgescheept. Dan wordt het meegesleurd naar Kapitein Winokio, een Antwerpenaar met een baard en liedjes van Hopsafaldera en Koekebakkevlaaien. Een mens krijgt er langs twee kanten hoofdpijn van.
Vergeleken met de rijmelaars van het Googlekind is Annie M.G. Schmidt een hardcore domina. Er is een moord gepleegd. Sebastiaan is opgeveegd! De vrouw met de dikke bril had medelijden met onderwerpen noch toehoorders. Goddank! Compassie is de dood door confituur. Schaf de handel af. Een kind kan maar beter op tijd leren lachen met de teleurstelling. Trouwens, kinderen zijn geen suikerpoppetjes. Ze zijn klein ja, maar voor het behoud van de beschaving is dat een goede zaak. Kleuters van 1,80 meter zouden hun ouders de kop inslaan! Veiliger is het om de kinderdrift op te sluiten in een vrolijk melodietje.
Natuurlijk ben ik een oude taart. Dat ik Annie M.G. Schmidt aanhang is één bewijs. Dat ik Met één been op de stoep uit het hoofd ken is een ander bewijs. Het is een lied van Kinderen voor Kinderen, uitgekomen 1987. ‘Ik loop met één been op de stoep/ en één been in de goot. / En als ik dat niet doe /dan ben ik morgen dood!’ Ik mag neefjes en nichtjes, koters uit de buurt er graag mee verrassen, terwijl ik met mijn hakschoenen op de rand van het trottoir balanceer. Dan moet je ze zien kijken. En hun begeleiders. Kinderen van nu mogen alleen maar in gekamde gazons spelen. Wee de rare tante die van dood en verderf zingt.
Laatst zaten wij met de familie rond de zondagstafel toen de kinderoorlog uitbrak. De groenten waren vies. De sandwiches kwamen niet snel genoeg. In het water zat prikprik, terwijl er water zonder prikprik was gevraagd. Er werd een stop afgekondigd voor chocolade-eieren. En er werd opgeroepen tot peis en geduld. Er kwam alleen maar meer verdriet en woede van. Daarop ben ik opgestaan om een plaatje op te leggen. Kinderen, heb ik gezegd, ik ken een lied, speciaal voor jullie. Sterker nog, het gáát over jullie. En de titel is: Ik heb een heel zwaar leven. Vaders en moeders hielden hun adem in.
Brigitte Kaandorp begon te klagen achter haar piano. ‘Ik heb een heel zwaar leven / Echt heel zwaar / Alles is voor mij ontzettend moeilijk.’ De jengelende lieden staakten hun geraas onmiddellijk. Het oudste jong, amper acht, lachte. Daar was eindelijk het perspectief! Daar was de ironie! Of toch heel even, want daarna waren er toch weer tranen. Omdat niemand stil was en omdat hij het lied niet kon verstaan. Ik heb een heel zwaar leven. Echt heel zwaar. Alles is voor mij ontzettend moeilijk. Het is toch waar zeker.