Nu de versoepeling op een kier staat, kijkt WIDO SMEETS terug op een jaar lang leven  in lockdown en gaat op zoek naar de contouren van een post-covidium. ‘Is het je ook opgevallen dat er nog amper wordt gelachen?

Maandenlang mochten de 179 bewoners van zorgcentrum Hemelrijck in het Belgische Mol geen bezoek ontvangen. Het Sinterklaasfeestje op 4 december moest voor een oppepper zorgen in hun eenzame bestaan. Sint kwam, en bleef de hele middag, hij bezocht ook bewoners op hun kamer. Hij droeg een mondkapje, de bewoners niet. Dat hoefde niet, ze zat immers in isolatie. 

De herinnering aan de gezellige middag in Hemelrijck verbleekte snel. Een paar dagen later testte de Sint, in burger intussen, positief. Hij had 88 bewoners besmet, bij 27 van hen met fatale gevolgen.

Vroeger zat de beschrijving van zo’n superspread in een show van pakweg Freek de Jonge of Hans Teeuwen, maar dat was vroeger. De werkelijkheid is dat de theaters al tijden dicht zijn, en de pandemie nog steeds ons leven bepaalt. Meer dan een jaar leven we in een gesloten samenleving – en het valt ons steeds zwaarder. 

‘Is het je ook opgevallen’, zei een vriendin laatst, ‘dat er nog amper wordt gelachen? Wanneer heb je voor het laatst een mop gehoord?’ 

Nu is de klassieke mop al een tijdje uit mijn leven verdwenen, maar ze had een punt: er wordt minder gelachen dan vóór corona. De enige die het afgelopen jaar, uitgezonderd het Paasweekeinde, gewoon is blijven lachten, is Mark Rutte. Maar hij kan er, geloof ik, niets aan doen.

Toen Hugo de Jonge begin april meldde dat in juli iedereen gevaccineerd kan zijn, bleven mijn ogen hangen bij het woordje ‘kan’.

Een jaar geleden schreef ik hier een stuk over onze eerste ervaringen met de lockdown. Onder de omineuze titel Onzeker, ja, maar saai zal ’t niet worden probeerde ik de ongemakken van het tot dan ondenkbare, leven in een gesloten samenleving, te relativeren. Om de boodschap helder te krijgen verwees ik naar de Griekse vluchtelingenkampen: zo te moeten leven, zonder verleden, zonder heden, zonder toekomst, dát is pas zwaar. Vergeleken met hun situatie, schreef ik, hebben wij nog volop perspectief. ‘Nog een paar maanden onze adem inhouden, en dan mogen we weer.’

‘Nog een paar maanden onze adem inhouden’ – als velen met mij ging ik er van uit dat het in de zomer wel voorbij zou zijn. 

Intussen zijn we een jaar verder en zitten we nog steeds onze adem in te houden. Terwijl het virus nog steeds te keer gaat, proberen we een modus te vinden om het leven weer op gang te brengen. Het alweer achterhaalde stappenplan van Rutte & De Jonge laat zien hoe lastig dat is. De vijfde stap is gepland op 7 juli, bij de zesde en laatste stap (‘einde maatregelen’) staat geen datum. Gezien de eerder gedane en gebroken beloftes van het duo wekken die vastgepinde data de indruk dat ze het volk zekerheid willen bieden. Die is er niet, en dat snapt het volk best.

Toen Hugo de Jonge begin april meldde dat in juli iedereen gevaccineerd kan zijn, bleven mijn ogen hangen bij het woordje ‘kan’. Bij het huidige vaccinatietempo komt mijn zakjapanner op een heel andere datum uit. Na bijna vier maanden prikken staat de teller op vier miljoen (enkelvoudige) vaccinaties. Om in de drie resterende maanden de rest van de bevolking te prikken, is een exponentiële toename van het vaccinatietempo nodig. 

Wat we het afgelopen jaar hoe dan ook hebben geleerd, is dat we niet in zo’n ‘gaaf land’ wonen als Mark Rutte ons wil laten geloven. Het vertrouwen in de overheid heeft een flinke opdoffer gehad, en niet alleen door het warrige coronabeleid. Klimaat, zorg, onderwijs, belastingstelsel, openbaar bestuur, volkshuisvesting, arbeidsmarkt; overal is het crisis – slechts op deelgebieden wordt er beleid geformuleerd om uit de problemen te raken. 

Wél wordt er met zakken geld geschoven – als de coronacrisis íets duidelijk heeft gemaakt, is het dat Nederland rijker is dan gedacht. Het onderwijs, bijvoorbeeld, mag na de zoveelste onheilsboodschap ineens 8,5 miljard euro komen ophalen. Zonder visie, zonder beleid, gebruiksaanwijzing. De sector mag het geld zelf besteden, waardoor, zoals UM-hoogleraar Inge de Wolff meteen waarschuwde, ‘verkeerde keuzes op de loer liggen.’ Ze kent haar pappenheimers.

De modus vivendi van bestuurlijk en ambtelijk Nederland lijkt vooral te bestaan uit het vooruitschuiven van problemen. Bij elk wissewasje in de vaccinatie drukken Rutte & De Jonge op de stop-knop, zoals bij de bijwerkingen van AstraZenica en van het Janssen-vaccin. Bij Janssen was de aanleiding zes fatale trombosegevallen in de VS – op een totaal van zeven miljoen geprikte mensen die eindelijk verder konden met hun leven. Het risico en een trombose in een vliegtuig is groter – maar het duo ging voor risico nul.   

En zo werd het imago van het vaccin belangrijker dan het effect. Rutte & De Jonge zijn  roergangers in een kabinet dat zich drukker maakt over beeldvorming en draagvlak dan over het gevoerde beleid en de gevolgen ervan, zo bleek uit de afgelopen week gepubliceerde kabinetsnotulen. Tegen die achtergrond moeten ook de 1,1 miljard euro worden gezien die werden klaargelegd voor de experimenten van de Stichting Open Nederland. Half juli, zegt Tom Middendorp, de baas van het spul, zit de klus erop. Het maakt benieuwd naar hoe je dat doet, in twaalf weken tijd 1,1 miljard euro erdoor jassen? En: in welke diepe, deels onbekende zakken komt dat strooigeld eigenlijk terecht? 

Hoe realistisch zijn die experimenten trouwens? Hoe zit het met de wetenschappelijke onderbouwing? Je zou met dat bedrag 55 miljoen Pfizer-vaccins kunnen bestellen, en wat je daarvan overhoudt aan een land kunnen schenken dat minder rijk is, suggereerde wiskundige/columniste Ionica Smeets in De Volkskrant. Nee dus. Het geld werd liever besteed om tijde te kopen en het volk rustig te houden.  

Met een lange en moeizame kabinetsformatie in het vooruitzicht is de Haagse daadkracht in de ander dossiers intussen zo goed als verdampt. Wat een contrast met de tomeloze energie die ‘sleepy’ Joe Biden in de VS tentoonspreidt. In zijn eerste honderd dagen als president kreeg Biden meer voor elkaar dan drie kabinetten Rutte bij elkaar. Zijn plannen om ongelijkheid, welvaartskloof, klimaat, zorg, infrastructuur en belastingontduiking bij multinationals – ja, hij wel –  aan te pakken, liggen bij het Congres of zijn in uitvoering. Het aantal corona-besmettingen in de VS is gezakt tot onder het Nederlands gemiddelde; het vaccinatietempo is er zes keer zo hoog als bij ons.

Hoe vreemd is het dan dat Nederlandse artsen en GGD’s, zoals in Noord-Limburg, hoorndol van de ambtenarij, hun hart volgen door overgebleven vaccins te laten eindigen waar ze thuishoren: in de bovenarm van de meest kwetsbaren? Hoe gek is het dat ziekenhuis Zuyderland, het getalm van De Jonge moe, het personeel uit de reservevaccins wil gaan vaccineren?

‘Het beleid kan kiezen voor een zero virus risk’, schreef de Vlaamse epidemioloog Luc Bonneux in De Standaard. ‘We houden alles toe tot het maximaal virusveilig is. Maar dat komt met een prijs: meer wanhoop, meer bedrijven over kop, meer eenzaamheid, meer jongeren die we jonge levensjaren ontnemen. Of we voeren een volksgezondheidsbeleid op basis van kennis. Onder de beperkende voorwaarde van voldoende afstand gaan de terrassen open, want die hadden nooit dicht gemoeten. De scholen, universiteiten en schouwburgen gaan open, want dat hadden we voordien ook veilig kunnen organiseren. Vanaf mei gaat de maatschappij open. Ja, dat vormt een zeker risico. Dat risico nemen we, omdat volksgezondheid geen godsdienst is in dienst van een virus, maar een geheel van menselijke activiteiten gericht op een zo goed mogelijke gezondheidstoestand van zo veel mogelijk mensen.’

Een gisse spindoctor moet ze hebben ingefluisterd dat een hamer geen voor de hand liggend gereedschap is om een nano-monster ter grootte van 0,0002 millimeter uit de weg te ruimen.

Onzeker, ja, maar saai zal ’t niet worden, kopte ik een jaar geleden. Héél anders dan ik toen bedoelde zijn die woorden bewaarheid. Dit stuk had eigenlijk moeten gaan over het post-covidium dat zich rond deze tijd voor ons zou openen: een tijd waarin vaccins het virus onder controle houden, en we ons leven weer kunnen oppakken. Een tijd ook waarin we, nu we onder ogen hebben gehad wat een virus kan aanrichten, zouden participeren op de komst van nieuwe pandemieën.  

Daarvan is tot vandaag bitter weinig gebleken. Wel is het besef ingedaald dat we het in Nederland een stuk minder goed voor elkaar hebben dan gedacht. Het gesnoef van Nederland Distributieland mag nu wel een tandje lager. En de arrogantie waarmee we, als efficiënt opererend landje aan de Noordzee, anderen de maat nemen, kan voortaan beter achterwege blijven. Wie goed luistert, hoort dat de toon inderdaad minder schel is geworden. Behalve een enkele vileine commentator heeft niemand het nog over een ‘intelligente lockdown’. En van de veelgebruikte beeldspraak van Rutte & De Jonge, dat we het virus met een hamer gaan verpletteren, wordt evenmin nog iets vernomen. Een gisse spindoctor moet ze hebben ingefluisterd dat een hamer geen voor de hand liggend gereedschap is om een nano-monster ter grootte van 0,0002 millimeter uit de weg te ruimen.

Toch kunnen we Mark Rutte, hoewel hij aan selectief geheugenverlies lijdt en verantwoordelijkheden liever afschuift dan opeist, moeilijk laten opdraaien voor alles wat er mis gaat. Het waren de kiezers die in maart vonden dat hij een vierde termijn moet krijgen.  De toeslagenaffaire, een overheidsfraude van ongekende omvang, speelde bij de verkiezingen geen enkele rol. Nederland is ‘een kneiterrechts land’, schreef Sander Schimmelpenninck in de Volkskrant, ‘waar de meeste mensen helemaal niets met steuntrekkers hebben.’ Een correctie van de groeiende sociale kloof hoeven we van Rutte IV niet te verwachten, ook al stelde CPB-directeur Pieter Hasekamp vast dat die door de pandemie weer een stukje groter is geworden. 

De 51 procent die er de afgelopen jaren op vooruit ging, laat het kennelijk koud hoe de overige 49 het ervan af brengt. Het decennialang op brede schaal uitventen van het (neo)liberale gedachtegoed heeft zijn uitwerking niet gemist. De solidaire samenleving is met de PvdA ten grave gedragen; mensen zijn vooral nog met zichzelf bezig. De wereld draait om me, myself and I. 

De Utrechter die in februari tegen de avondklok protesteerde door elke dag om negen uur vanuit zijn dakraam een paar minuten op potten en pannen te slaan, werd door de politie opgepakt. Aangegeven door buurtgenoten. Gevoelens over collectiviteit en solidariteit zien we vooral terug in de nostalgische hunkering naar een verleden dat er nooit was – een specialiteit van rechts-nationalistische partijen als PVV en FvD.

In Onzeker, ja, maar saai zal ’t niet worden ging ook het over hoe onze vaardigheid om met onzekerheden om te gaan op de proef zou worden gesteld. Die bleek beter dan verwacht. Hoewel de avondklokrellen van eind januari een bewijs lijken van het tegendeel, hebben de Nederlanders zich over het algemeen keurig gehouden aan het onsamenhangend pakket van maatregelen dat nu al meer dan een jaar over hen wordt uitgestrooid. De zelfbeheersing in de ergst getroffen sectoren dwingt bewondering af; het is een wonder dat getroffen ondernemers – horeca, retail, zzp’ers – zo rustig blijven, al helemaal nu Open Nederland erop los experimenteert.

Ik weet zeker dat we, als de terrassen weer open zijn, net zo veel schik zullen hebben als voorheen.

In  welke mate corona de wereld heeft veranderd, zullen we pas over een jaar of tien weten. Van een massaal gedragen mentaliteitsverandering is vooralsnog weinig te zien; de mens is van nature niet gewend (ver) vooruit te kijken. Deskundigen waarschuwen voor de psychische schade die de lockdown voor langere duur heeft aangericht. Ook dat is moeilijk in te schatten; de mens, zo toont de geschiedenis, is veerkrachtiger dan hij denkt. ‘Ik kom nergens, ik zie niemand’, mailde een vriend mij vorige week. ‘Ik werk, ik eet en ik slaap. En af toe een beetje hardlopen.’ Ik las het niet als een noodkreet. Sterker nog, ik weet zeker dat we, als de terrassen weer open zijn, net zo veel schik zullen hebben als voorheen.

De economische doemscenario’s die ons lang zijn voorgehouden, lijken vooralsnog niet uit te komen. Na een krimp van 3,7 procent in 2020 wordt voor dit jaar rekening  gehouden met een groei van 2,2 procent. Volgend jaar zal zelfs nog beter zijn. De bestedingen groeien mee, de miljarden aan overheidssteun hebben hun werk gedaan – althans, bij mensen met een vaste baan. De rekening van ook deze crisis belandt bij de flexwerkers en de zzp’ers, van wie een groot deel hun baan en inkomen is kwijtgeraakt.

Met enige regelmaat denk ik intussen terug aan de goedwillende Sinterklaas in het zorgcentrum Hemelrijck in Mol, die behalve cadeaus ook virusdeeltjes bleek te hebben rondgestrooid. Zijn drang om de mensen verlichting te brengen, leverde veel ellende op – al brengt het landsbestuur het er niet veel beter van af.

WIDO SMEETS

30 april 2021
Dit stuk verschijnt zaterdag 1 mei in De Limburger.