Op 10 december kreeg de Amerikaanse dichteres Louise Glück de Nobelprijs voor Literatuur. Klinkt haar werk somber en gedeprimeerd? WIDO SMEETS bespeurt ook hoop en relativering, ‘in het volste vertrouwen dat jullie me niet meer nodig hebben.’
In de onvergetelijke God’s Song van de onvergelijkbare Randy Newman richt een universele God zich tot de mensen. Ze hebben er zó’n janboel van gemaakt dat hij ze de rug heeft toegekeerd. Zoek het maar uit daar beneden, denkt hij, jullie weten toch alles beter.
Dan stuurt de mensheid een delegatie van vier priesters (een christen, een jood, een boeddhist en een hindoe) erop uit om God aan te spreken op zijn gedrag. ‘Plagen teisteren de wereld, vrijheden worden beknot, de tempels die we voor u bouwden, zakken in elkaar. Als u niet langer voor ons zorgt, wilt u ons dan in elk geval met rust laten?’
God moet een beetje lachen om die domme mensen, zijn antwoord druipt van sarcasme: ‘Ik vernietig jullie steden, hoe blind kun je zijn? Ik neem je je kinderen af, jullie danken me daarvoor. Hoe gestoord moet je zijn om in mij te geloven?’ En dan: ‘De reden dat ik van jullie hou, is dat jullie niet zonder me kunnen.’
Hoewel zijn teksten zeker niet minder zijn dan die van Bob Dylan, zal Newman nooit de Nobelprijs voor de literatuur winnen. De rol van poète maudit is hem vreemd, noch heeft hij zich omgeven met een waas van mysterie. Hij is minder poëtisch, zullen Dylan-fans wel zeggen.
Ja, laten we het over poëzie hebben. Op 10 december kreeg Louise Glück (New York, 1943) in Stockholm de Nobelprijs voor de Literatuur. Buiten de VS hadden weinigen van de Amerikaanse dichteres gehoord, ze stond 25e bij de bookmakers. Hoewel ze een kast vol (Amerikaanse) poëzieprijzen heeft, was er in Nederland geen uitgever die haar werk wilde vertalen.
Toch bleef Glück bij ons niet helemaal onvertaald. Erik Menkveld vertaalde haar gedicht Retreating Light in 2004 voor literair tijdschrift Raster, en hij deed er een even welluidende open brief bij. ‘Dichters die stem trachten te geven aan iets buiten henzelf hebben me altijd gefascineerd’, schreef Menkveld aan Glück. ‘De poging je te identificeren met iets dat je niet kunt kennen of doorgronden, er met je inlevingsvermogen in door te dringen, jezelf als het ware in dat buitenmenselijke te veranderen in de hoop er iets van te gaan begrijpen – het is wat mij betreft een van de mooiste en belangrijkste vormen van verbeelding.’
Menkveld vulde die gedachte aan met een fraai beeld. Hij vertelde over zijn zesjarige dochter die, toen ze iemand hoorde zingen, zei: ‘Ik wou dat ik dat liedje was.’
Desondanks had Menkveld aanvankelijk zijn twijfels bij de poëzie van Glück. Ze schrijft vaak vanuit het perspectief van anderen, van historische figuren bijvoorbeeld, maar ook vanuit voorwerpen en planten, zoals in The Wild Iris. De reden daarvoor is, zo lijkt het, een zekere mate van onbegrip. Wie iets echt wil begrijpen, doet er goed aan verschillende standpunten in te nemen. Een houding die vandaag de dag niet meer vanzelfsprekend is.
Glücks werk wordt wel eens beschreven als deprimerend en troosteloos. Toch is ze op zoek naar openingen, naar licht aan het eind van de tunnel, zoals in Retreating Light. Om de mens te kunnen begrijpen, kijkt ze hier door de ogen van de schepper – zoals Randy Newman doet in God’s Song. Menkveld noemde het, bij Glück dus, een vorm van psychische zelfhulp. In het Raster-stuk uit 2004 weet hij niet of hij The Wild Iris nu grote poëzie vindt of niet. De opbouw en het spel met diverse stemmen bevalt hem wel, maar ‘wat taal en vorm betreft is het allemaal nogal gewoontjes, al zijn er prachtige details, en met de klanken heeft u nauwelijks iets gedaan.’
Omdat hij zijn eigen oordeel niet vertrouwde, besloot Menkveld twaalf gedichten uit The Wild Iris te vertalen, ‘altijd een goede manier om meer greep te krijgen op poëzie die je niet goed snapt.’ En nu komt het. Bij Wijkend licht, zijn vertaling van Retreating Light, constateerde hij dat er allerlei (binnen)rijmen opdoken. Zelfs toen hij die had weggewerkt, bleef hij het idee houden dat zijn vertaling beter liep dan Glücks origineel.
Retreating Light
You were always very young children,
always waiting for a story.
And I’d been through it all too many times;
I was tired of telling stories.
So I gave you the pencil and paper.
I gave you pens made of reeds
I had gathered myself, afternoons in the dense meadows.
I told you, write your own story.
After all those years of listening
I thought you’d know
what a story was.
All you could do was weep.
You wanted everything told to you
and nothing thought through yourselves.
Then I realized you couldn’t think
with any real boldness or passion;
you hadn’t had your own lives yet,
your own tragedies.
So I gave you lives, I gave you tragedies,
because apparently tools alone weren’t enough.
You will never know how deeply
it pleases me to see you sitting there
like independent beings,
to see you dreaming by the open window,
holding the pencils I gave you
until the summer morning disappears into writing.
Creation has brought you
great excitement, as I knew it would,
as it does in the beginning.
And I am free to do as I please now,
to attend to other things, in confidence
you have no need of me anymore.
Wijkend licht
Jullie leken net kleine kinderen,
altijd tuk op een verhaal.
En ik had er al zo veel verteld;
ik had genoeg verzonnen.
Dus gaf ik jullie potlood en papier.
Ik gaf jullie pennen van riet
dat ik zelf sneed, middagenlang in de dampige velden.
Schrijf jullie eigen verhaal maar, zei ik.
Na al die jaren luisteren
zouden jullie wel weten
wat een verhaal was dacht ik.
Zeuren was het enige wat jullie konden.
Alles moest jullie worden uitgelegd,
op eigen kracht doorgrondden jullie niets.
Toen besefte ik dat jullie niet konden denken
met werkelijke lef of passie;
jullie hadden je leven nog niet geleid,
geen eigen rampen doorstaan.
Dus gaf ik jullie levens, gaf ik jullie rampen,
want schrijfgerei alleen bleek niet genoeg.
Jullie zullen nooit weten hoe goed
het me doet jullie daar te zien zitten
als onafhankelijke wezens,
jullie te zien dromen bij het open raam,
potloden die ik jullie gaf in de aanslag
tot de zomerochtend in woorden opgaat.
Het scheppen heeft jullie opgewonden,
ik wist het van tevoren, dat doet het in het begin altijd.
En ik ben vrij om te doen wat ik wil,
me met andere dingen bezig te houden,
in het volste vertrouwen
dat jullie me niet meer nodig hebben.
Vertaling Eric Menkveld
Over de (on)vertaalbaarheid van literatuur is al veel gezegd en geschreven. Toch had Menkveld, zelf dichter, geen ongelijk. Zelfs na zijn zelfcensuur klinkt Wijkend licht soepeler en ritmischer dan het origineel – het is alsof de poëzie van Glück een andere stuwkracht heeft, met een andere frequentie.
Genoeg daarover. Terug naar het origineel. Hoewel ook Glück een teleurgestelde God opvoert, eindigt die niet in sarcasme, zoals bij Newman, maar bij hoop en relativering. Al komen die niet uit de lucht vallen.
In hun kindertijd geeft God de mensen schrijfgerei, zodat ze hun verhalen kunnen opschrijven en doorgeven. Hij doet het uitverantwoordelijkheidsgevoel en liefde, maar zijn inspanningen zijn vergeefs. De mensen snappen er geen biet van, alles moet ze worden uitgelegd. Dan beseft hij dat schrijfgerei en lessen alleen niet genoeg zijn. Het leven leer je alleen door het leven zelf, inclusief de rampspoed en de drama’s die daarbij horen.
Waar de huichelachtige God van Randy Newman zich de liefde van de mensen laat aanleunen (‘You really need me’), constateert Glücks versie van de Schepper dat de mensen echt wel lering trekken uit hun bestaan. Hier is een begripvolle leraar aan het woord die beseft dat mensen moeten rijpen voordat ze zich kunnen manifesteren als onafhankelijke wezens. Aanspraken op de eeuwigheid, laat staan op een laatste oordeel over goed en kwaad, maakt deze laconieke en relativerende God al lang niet meer:
‘And I am free to do as I please now,
to attend to other things, in confidence
you have no need of me anymore.’
Literair tijdschrift Raster werd in 2008 opgeheven. Erik Menkveld overleed, veel te jong, in 2014. De toekenning van de moeder aller prijzen aan Louise Glück is een passend moment om zowel het tijdschrift als de dichter/criticus uit de vergetelheid te halen. Het bereik van de poëzie mag kleiner zijn geworden, haar vitaliteit blijft ongebroken. Dat geldt trouwens ook voor de platen van Randy Newman.
WIDO SMEETS