Het is Paastijd, voor de zoveelste keer toert Philippe Herreweghe, 75 intussen, met zijn Collegium Vocale door Europa, nu met de Johannes-Passion. Herreweghe geldt als eminent Bach-vertolker en barokspecialist bij uitstek. Aan EMILE HOLLMAN legt hij uit waarom hij in de hele geschiedenis de barokmuziek het minst interessant vindt. ‘Bach is de uitzondering. Hij is, allez, geniaal.’
Alleen al met Collegium Vocale, dat hij in 1970 oprichtte, gaf Philip Herreweghe vorig jaar bijna honderd concerten. En nog steeds vindt hij het fantastisch om Bach te spelen – diens Passies in het bijzonder.
Al zijn er verschillen met vroeger. Het publiek, zegt hij, is minder en minder muzikaal opgeleid. In het Concertgebouw voelt hij, wanneer hij de Matthäus-Passion dirigeert, een publiek in de rug ‘waarvan tachtig procent Bach heeft gespeeld of gezongen, en dat voor meer dan de helft gelovig is.’ Dat is lang niet overal het geval. Parijs noemt hij in dat opzicht een vloek. ‘De mensen hebben geen idee van de tekst en kennen de cultuur niet. Ik heb er het gevoel dat je er een speech afsteekt voor mensen die uw taal niet spreken.’
Net als zijn vader werd Philippe Herreweghe (Gent, 1947) opgeleid door Jezuïeten. ‘Het voordeel was meteen het nadeel: het was elitair, er waren enkel jongens van gegoede families en een paar jongens waren uitzonderlijk slim – zoals mijn vader. De Jezuïeten waren hooggeleerd, al waren er ook totale gekken bij, en pedofielen, maar vaak waren het zeer interessante mensen. De focus lag op literatuur, en er was een schoolkoor met een zekere kwaliteit, we zongen Palestrina, dat was fantastisch. Al die honderden jongetjes die in dat koor hebben meegezongen, kenden de muziek diep van binnen.’
75 is hij intussen. Hoe dat voelt? Herreweghe antwoordt met een anekdote. ‘Toen ik nog een jongetje was, brachten we mijn oom die in Congo werkte naar het vliegveld. We reden met de auto over de landingsbaan tot aan de trap hé. Nu is het op die luchthavens een ware nachtmerrie met al die drukte en controles.’
Hij voelt zich gezond, al begint het vele reizen te wegen. Hij slaapt net zo vaak in een hotelbed als thuis in Elsene, een gemeente in Brussel, waar hij vandaag in zijn prachtige herenhuis ontvangt. ‘Toen ik 25 was vond ik het geweldig om naar Milaan of Madrid te gaan, nu zie ik vooral taxi’s, luchthavens en concertzalen. Maar goed, we moeten dat zo doen omdat, nou ja, als we de beste musici willen hebben in de bezetting, moeten we die ook kunnen betalen. En voor iedereen is het natuurlijk interessanter om acht concerten te doen dan één. Ach, dit is maar één aspect van de zaak.’
De leeftijd brengt nog iets met zich mee. Hij wil alleen nog maar hoge kwaliteit tot zich nemen. Of het nu om muziek gaat of om literatuur. ‘Als kind las ik de streekromans van Ernest Claes. Veel barokmuziek is van het niveau Ernest Claes. In de hele muziekgeschiedenis vind ik barokmuziek grosso modo het minst interessant.’
Zegt de barokspecialist bij uitstek.
‘Natuurlijk zijn er een paar genieën, zoals Bach en Monteverdi. Maar zie wat erna komt: Beethoven, Schubert, Bruckner. Mahler is ongelooflijk veel rijker dan die barokperiode. En ik ben zogezegd barokspecialist. Waarom? Omdat ik zeer veel Bach gedaan heb. Bach is een uitzondering. De kwaliteit van wat hij geschreven heeft – we kennen maar een derde van zijn oeuvre, de rest is verloren gegaan – is op zijn minst altijd zeer goed geschreven en maximaal, allez, geniaal natuurlijk.’
Hij kijkt altijd uit naar het uitvoeren van Bachs Matthäus-Passion, of de kleinere Johannes-Passion. ‘De Passies zijn zó goed dat je steeds nieuwe dingen blijft ontdekken. Daarom speel ik nooit Händel. Ik weet ook wel dat dat zeer goede muziek is, maar ze is ook eendimensionaal. Zoals het in opera’s gaat om emoties betreffende de liefde. De muziek waar ik van hou interesseert dat veel minder.’
Hoe populair de passies ook mogen zijn, tegenwoordig ziet Herreweghe vooral veel grijs in de zaal. ‘We zien te weinig in dat onze klassieke muziek over onderwerpen gaat die de jeugd niet aanspreken. Mahler, Bruckner, het gaat allemaal over triestigheden, de dood die nadert, enzovoort. Onze politici proberen daar onder de noemer ‘jeunisme’ iets aan te doen. De jeugd moet komen. Bijvoorbeeld. Ik repeteer in Antwerpen zelfs voor mij zeer moeilijke pianoconcerten van Schönberg. Vervolgens komen kleutertjes vijftien minuten luisteren. Op het einde van het jaar hebben die concerten zo 80.000 kleutertjes bereikt. Wat is dat voor onzin? De enige goede manier om op te leiden is zoals ik het destijds heb mogen meemaken: op school of in de opvoeding.’
Hoe verklaart u dan de aanhoudende populariteit van de Bach-Passies?
‘Dat geldt vooral voor de gegoede burgerij. Ik woon hier op twee kilometer van Schaarbeek, een gemeente met veel Marokkaanse hangjongeren. Ik ben geen racist hoor maar ik denk niet dat de Passies daar erg populair zijn. De muziek van Bach is zo ongelooflijk rijk en geraffineerd dat het publiek het aanvoelt. Zelfs bij kinderen werkt dat – wat de grootste kwaliteit is van zeer grote kunsten. Daarbij is de lijdensweg van Christus een universeel menselijk verhaal over een man die door onrecht sterft. De mensen horen een zeer boeiend verhaal met zeer triestige mensen en iemand die gekruisigd wordt. Bovendien zijn die concerten in een kerk, dus komen ze daar tenminste ook nog eens met anderen samen.’
Hoe belangrijk zijn de teksten eigenlijk voor u?
‘Het gáát om die teksten. In tegenstelling tot de romantische componisten, die het vooral over zichzelf hebben, componeerde Bach alleen maar om de teksten zó goed te verklanken dat die sterker overkomen bij het publiek.’
Hoe dicht kunt u bij Bach komen?
‘Hoe dicht kom ik bij al die andere genieën, zoals Beethoven en Schubert? Ze zijn geniaal omdat hun diepgang zo groot is. Je hebt een heel leven nodig om persoon en werk te doorgronden. Echt geraken doe je er nooit, hun intelligentie is tienvoudig groter dan de mijne of de uwe.’
Waarom is Bach zo goed?
‘Het gaat uiteindelijk om klankstructuren, toonhoogte, toonkleur, contrapunten, de rijkdom en de complexiteit van die structuren. En je moet gevoelig zijn voor schoonheid. Ik denk dat zelfs componisten zelf niet alles bevatten wat ze schrijven. En natuurlijk, ik zie meer dan toen ik twintig was. Bij Bach is het onuitputtelijk. Ik heb ook geneeskunde gestudeerd. Een geneesheer die door de microscoop kijkt, ziet in dat gefriemel duizend keer meer dan iemand die er niks van kent. En dat is ook zo met muziek. Meer en meer zie je wat het betekent. Of zie je er meer in. Het is een van de weinige positieve aspecten van ouder worden.’
Is er bij u ook ruimte voor emotie?
‘Het gaat alleen maar om ontroering, die maakt muziek de moeite waard. Vergelijk het met alpinisten die zich heel lang voorbereiden om die ene top te beklimmen. Het uiteindelijke moment is dat ze daar staan. Voor ons is die top de emotie die normaal gezien bij een concert boven moet komen. Dat lukt niet altijd, maar meestal toch een beetje. En soms enorm. Daarvoor doe je het allemaal. Samen met de musici en eventueel met het publiek.’
collegiumvocale.com