De Brabantse cultuurwereld lijdt onder corona en de aangekondigde bezuinigingen door de provincie. Er is ook een lichtpuntje, constateert STAN VAN HERPEN: er komen meer gelden uit Den Haag naar Brabant. ‘Laten we als cultuursector eens ophouden met die neerbuigende houding richting politiek.’
Nergens kunnen ze zo goed improviseren en incasseren als in de cultuursector, maar nu hangt het Brabants kunstvolk toch wat murw gebeukt in de touwen. Door de klappen van corona en de dreun van het nieuwe provinciebestuur dat bij het aantreden in mei aankondigde fors te gaan bezuinigen op cultuur.
Gevolg: felle protesten en een coalitie die uiteindelijk, als mierendoekje voor het bloeden, toch weer het woord ‘cultuur’ toevoegde aan de portefeuille van de net aangetreden gedeputeerde Wil van Pinxteren. Het goede nieuws kwam een maand later, in juni: nooit eerder kregen de Brabantse cultuurinstellingen zoveel geld uit Den Haag toegezegd als voor de komende vier jaar. Het aantal instellingen in de landelijke Basisinfrastructuur (BIS) ging van zes naar twaalf. Minder gejuich was er bij andere organisaties en de vele duizenden zzp’ers die de komende jaren zullen moeten worstelen om boven te blijven.
Wat ook heeft geholpen, denkt directeur Chris van Koppen van de Noord-Brabantse cultuurorganisatie Kunstloc, is het lobbywerk door BrabantStad, het samenwerkingsverband van de grootste Brabantse steden, en de jarenlange financiële ondersteuning, via Kunstloc, door de provincie.
Juist die provinciale steun staat nu onder druk. Ergens in de komende maanden komt de provincie met een uitwerking van de cultuurplannen, waaruit moet blijken of er vanaf 2023 daadwerkelijk zeven miljoen per jaar wordt bezuinigd. Korten op provinciale middelen die al zijn toegezegd, is juridisch onmogelijk. Er zijn andere potten met geld waar het provinciebestuur het vizier op richt. Zo is het voortbestaan van het fonds Brabant C, dat jaarlijks 6,5 miljoen aan provinciegeld mag verdelen, na 2021 onzeker. De zogeheten Impulsgelden die Kunstloc verdeelt over kansrijke cultuurprojecten, worden mogelijk gehalveerd naar 1,25 miljoen. Het zijn bij uitstek fondsen die culturele organisaties in de post-coronaperiode weer op gang kunnen helpen.
Volgens Chris van Koppen, die komend voorjaar afscheidt neemt van Kunstloc, houden de middelen die provincie en gemeenten beschikbaar hebben voor de instellingen die niet onder de BIS vallen, geen gelijke tred met de groeiende kwaliteit van het Brabantse cultuuraanbod. Ap de Vries, voorzitter van belangenorganisatie De Kunst van Brabant: ‘Terwijl je juist in die groep moet blijven investeren omdat daaruit in de toekomst de nieuwe BIS-instellingen voortkomen, waardoor rijksgelden naar Brabant vloeien.’
Het provinciebestuur kan ook besluiten om te korten op ondersteunende instellingen als Kunstloc, Erfgoed Brabant en Cubiss, de adviesclub voor bibliotheken en leesbevordering. Ap de Vries: ‘Als je schaarse middelen moet verdelen, moeten die in eerste instantie naar makers, producenten en presentatie-instellingen.’ Chris van Koppen: ‘Voor de realisatie van provinciale beleidsdoelstellingen heb je een organisatie als Kunstloc nodig. De provincie heeft daarvoor niet de mensen in huis.’
Of de bezuinigingen daadwerkelijk doorgang vinden, hangt af van het draagvlak voor cultuur bij de politici in Provinciale Staten. Politieke steun voor kunst en cultuur komen van oudsher van PvdA en CDA. De sociaal-democraten omdat de verheffing van het volk een van hun klassieke doelstellingen is. Voor het CDA, in Brabant vooral het katholieke smaldeel daarin, is cultuur een middel om de gemeenschap te stutten, in het bijzonder harmonieën, amateurtheater en erfgoedinstellingen. Bij de andere partijen is er van die vanzelfsprekendheid geen sprake. Mark Rutte (VVD) en Thierry Baudet (FvD) mogen dan piano spelen, op warme woorden voor kunst en cultuur zijn ze nog nooit betrapt.
Sociaaldemocraten en christendemocraten hebben traditioneel een hart voor cultuur, bij neoliberalen en populisten is daarvan geen sprake. In het politieke landschap in Noord-Brabant hebben de eersten fors ingeleverd ten gunste van de tweede groep. In 2003 waren CDA en PvdA nog goed voor zestig procent van de zetels in de Provinciale Staten, in 2011 was dat nog maar dertig procent. Bij de Statenverkiezingen van 2019 werd ook in Noord-Brabant de landelijke ruk naar rechts voltooid, met tien zetels voor de VVD, negen voor Forum voor Democratie en vier voor de PVV, samen goed voor 42 procent van de zetels.
Het nieuwe provinciebestuur, bestaande uit VVD, FvD, CDA en Lokaal Brabant, heeft weinig op met cultuur. Een optimist met een hart voor cultuur zal denken: de soep wordt vast niet zo heet gegeten als ze in mei is opgediend. Hoe lang houdt een coalitie met immers stand? De pessimist dan wel zelfverklaard realist zal zeggen: misschien langer dan je denkt.
VVD en CDA in Den Haag steunen het Brabantse experiment, regeren met FvD; ze willen graag weten hoe het in praktijk werkt; zo wordt de Brabantse cultuursector wellicht een
slachtoffer van Haagse Realpolitik. Hoe sterk is de ruggengraat, vraagt de optimist zich af. Het Brabantse provinciehuis mag er met zijn modernistische looks streng uit zien, het blijkt een burcht van glas. Zodra de boze boer met zijn trekker toetert of de theatermaker een stapel stoelen voor de deur plempt, gaat de ophaalbrug gedwee neer. De realist: leuk, die wankelmoedigheid, maar in de provinciale politiek is er niemand die nog z’n nek uitsteekt voor cultuur. Vraag statenlid Marcel Deryckere (CDA) om behalve Henri Swinkels (SP, oud-gedeputeerde voor cultuur) nog iemand in Provinciale Staten te noemen met een hart voor cultuur en het blijft akelig lang stil.
Moet de sector dat als een gegeven feit aanvaarden? ‘Laten we als cultuursector eens ophouden met die neerbuigende houding richting de politiek’, zegt Chris van Koppen van Kunstloc. Een andere kwestie is het hardnekkige imagoprobleem. Het begint al bij de associaties die veel Nederlanders bij het woord cultuur hebben. Ze denken dan niet aan de cultuur die ze zelf consumeren (popmuziek, films, theater), maar aan klassieke muziek, opera en beeldende kunst. Van Koppen: ‘Dat de cultuursector altijd weer begint over de autonome en intrinsieke waarde van kunst, versterkt het beeld van kunst als een hobby van individuen. Een kunstwerk kan autonoom zijn, een kunstenaar niet. Die werkt altijd in een maatschappelijke context.’
De aansluitende suggestie van Ap de Vries: zoek als cultuursector meer verbinding met de samenleving. Werk samen met de zorg, het onderwijs, de wijken, het bedrijfsleven. ‘We moeten niet zelf hoeven roepen wat we bijdragen aan de samenleving. Het is beter dat anderen dat doen. Dat is wel zo geloofwaardig.’
Hoop komt er uit de gemeenten. Cultuurwethouders als Marcelle Hendrickx (D66, Tilburg) en Marianne de Bie (D66, Breda) springen wél in de bres voor cultuur. En de provincie kan moeilijk om steden van die omvang heen. En misschien, misschien draait cultuurgedeputeerde Van Pinxteren (LokaalBrabant) wel bij, mede onder druk van de plaatselijke partijen die cultuur in hun gemeente wél belangrijk vinden.
Welke rol spelen de gevolgen van corona in dit geheel? Grote instellingen zullen zich redden door financiële injecties; ze zijn too big to fail. Organisaties die het (groten)deels moeten hebben van kaartverkoop en horecaopbrengsten lopen inmiddels op hun tandvlees. En dan zijn er nog de tienduizenden muzikanten, acteurs, theatertechnici, decorbouwers en al die andere cultuur-zzp’ers die in stilte lijden achter de voordeur.
Ap de Vries durft wel een voorspelling aan. Mocht het nieuwe vaccin er komen, dan zal de cultuursector nog zeker twee jaar nodig hebben om te herstellen. ‘Juist nu moet je zorgen voor rust en continuïteit. En zeker niet gaan bezuinigen.’
STAN VAN HERPEN