Na het lezen over twee bejaarden die, geschminkt en met gepommadeerd haar, met elkaar wedijveren om hun land verder naar de ondergang te mogen begeleiden, was ik toe aan andere, blijmoediger stemmende sporen van de menselijke beschaving – het was per slot van rekening mijn verjaardag. 

Het verjaardagscadeau, een bezoek aan de beeldentuin van Daniel Spoerri, kwam goed van pas. Terwijl in het vaderland nieuwe restricties werden afgekondigd om het virus in te dammen, stapten we in de auto. In de over zestien hectare uitgestrekte Giardino di Daniel Spoerri zou het handhaven van de 1,5 meter wel het minste probleem zijn. 

Eerst deed zich een ander probleem voor, zo bleek een uurtje later. Op de stalen poort hangt de mededeling dat de tuin vanwege covid-19 alleen in het weekend is geopend. Mijn verjaardag viel op een woensdag.

Ik denk aan die keer, jaren geleden, toen ik even ontredderd als nu voor de gesloten deur van het Bartali-museum in Ponte à Ema stond. Een man in het souterrain van het gebouw maakte zich los van zijn kaartvrienden en kwam me tegemoet. Ik legde hem uit dat we helemaal uit Nederland waren gekomen om het erfgoed te zien van Gino Bartali, de wielerheld die in 1948 door het winnen van de Tour de France zijn vaderland uit de klauwen van het communisme redde. De man haalde een bos sleutels uit zijn zak, leidde ons rond en vertelde honderduit over zijn illustere dorpsgenoot die hij uiteraard persoonlijk had gekend.

De tuinman op de tractor.

Vandaag verschijnt de deus ex machina in de gedaante van een boer op een Ferrari-rode tractor die toevallig ook de tuinman van Spoerri’s beeldentuin is. Met draaiende motor begint hij te bellen. De beheerder van de tuin woont op het domein, hij zal, aldus zijn live verslag van het telefoontje, zo open doen. Alleen voor ons? Jazeker, geen probleem. Hij steekt het mobieltje in zijn zak, knikt glimlachend gedag en rijdt verder. 

Binnen is de beheerder al even vriendelijk, alsof hij met enige regelmaat voor zijn hekken dolende liefhebbers binnenloodst. O ja, hij moet zo weg en zal pas laat terugkomen, en legt ons alvast uit hoe we bij het weggaan de poort achter ons kunnen sluiten. 

Even later zijn we alleen in de het ruim twintig voetbalvelden grote beeldenpark, op zo’n 500 meter boven de niet eens zo verre Middellandse Zee. Alleen met 113 beelden van 46 kunstenaars en, niet te vergeten, drie kittens die onvermoeibaar om ons heen stuiteren.

Twee kittens bij Lo zodiaco van Eva Aeppli

Daniel Spoerri (1930), de in Roemenië geboren en tot Zwitser genaturaliseerde kunstenaar kende ik van zijn driedimensionale eetschilderijen. Zijn beelden en installaties leer ik hier pas kennen, op deels door everzwijnen omgeploegde grasvelden, omgeven door naald- en loofbomen, laurierhagen en kardinaalsmutsen. De takken ervan worden gebruikt om houtskool te maken – zo leer je nog eens iets. 

De tuin van Daniel Spoerri ontvouwt zich als een waar spektakel, door de glooiende uitgestrektheid, de voor de zon heen en weer schuivende wolkenpartijen en de als donkere dekens over de beelden vallende schaduwen. Samen met de ritselende populieren laten ze het landschap voortdurend veranderen van kleur en timbre. Door de veranderende coulissen is het soms meer een theater dan een park.

Door de voortdurend veranderende coulissen is het soms meer een theater dan een park.’

Ik sta stil bij Spoerri’s Dichtersgraf, een met klimop overwoekerde steen waaruit twee bronzen, in elkaar verstrengelde handen komen en denk aan de Amerikaanse presidentskandidaten, die als reïncarnatie van Statler en Waldorf (The Muppet Show, 1975) de wereld, nou ja, in elk geval de media, in hun greep houden.

De naaiende lezeres, een zittende vrouw naar een tekening van de satiricus Roland Topor, is een cruciaal beeld in Spoerri’s oeuvre, zo lees ik in de bezoekersgids. De dood van zijn goede vriend Topor was de aanleiding om te vertrekken uit Parijs en zich hier, op dit landgoed bij Seggiano, te vestigen.

De naaiende lezeres van Spoerri/Topor

Spoerri, negentig inmiddels, is een man met een groot hart. Veel beelden in zijn tuin verwijzen naar vrienden en collega’s die hij bewondert. Zoals Joseph Beuys, die hij eert met een in brons gegoten stapel vilten pantoffels. De titel, Entree zonder pantoffels, doet me denken aan Beuys’ befaamde uitspraak als docent van de academie in Düsseldorf: ‘Wer nicht denken will fliegt raus’. 

Entree zonder pantoffels van Daniel Spoerri

Op een helling die verderop in het dal uitkomt bij het 900 zielen tellende dorpje Seggiano lopen 160 in koper gegoten ganzen trommelaars in een draf naar beneden, achternagezeten door drie reusachtige. Het fotogenieke Dies Irae van Olivr Estoppy verwijst, zo lees ik, naar de dag des toorns waarop een Bijbelse wraak zal neerdalen op de volkeren die God niet welgevallig zijn. Even verderop, onder een boom, staat een eveneens in brons gegoten man met een gans in zijn armen – het enige dier dat aan het lot van de naar de afgrond voortijlende kudde ontloopt?

De ganzenhoeder

Even iconisch is de Corridor van Damocles, een erehaag van 144 zeisen, begroeid met rozen en jasmijn. Ik loop erin, tot halverwege. Toch maar niet, denk ik, en stap er weer uit.  

Daniel Spoerri in zijn Corridor van Damocles

Vanuit verschillende posities schiet ik een foto. Geen enkele, zo zie ik even later, haalt het bij die op de laatste pagina van de bezoekersgids, waar Spoerri zelf door de haag loopt. Een in gedachten verzonken wandelaar, de schouders gebogen, de handen op de rug. 

WIDO SMEETS