Traditionele dansvoorstellingen trekken volle zalen, maar voor afwijkende genres, zoals urban dance, is amper publiek. Dat schouwburgen veelal ‘op veilig’ programmeren, kan dansdocente Liesbeth Wiertz daarom wel billijken. Ze ziet een mooie taak voor scholen. “Zij zouden de kennis in huis kunnen halen en de leerlingen vertellen over dans.”

De van oorsprong Maastrichtse Natascha Dejong stond eind november vorig jaar in de finale van de tv-danswedstrijd So You Think You Can Dance. Hoewel ze voor de ogen van honderdduizenden kijkers als eerste van de vier kandidaten moest afvallen, kan de invloed van het programma moeilijk worden onderschat, meent dansdocente Liesbeth Wiertz. “Het heeft de dans ontdaan van het stoffige, zijige imago.”
Dankzij de RTL-show is er veel meer aandacht voor dans gekomen, zegt Wiertz, “maar het is goed om je te realiseren dat de winnaars mensen zijn met een gedegen dansopleiding. Het is echt niet zo dat je in een half jaar tijd vanuit het niets een superdanser kunt worden.” Zo studeerde Natascha Dejong aan de Rotterdamse Dansacademie en drie gerenommeerde dansscholen in New York.
Hoewel het tv-succes van Dejong slechts voor een enkeling is weggelegd, weet Wiertz zo een handjevol Limburgers op te noemen die de laatste jaren een mooie danscarrière hebben opgebouwd. ”Marne en Myrthe van Opstal dansen allebei bij het Nederlands Dans Theater II, Tycho Hupperets zit bij het Nationale Ballet en Maartje Hermans bij Scapino.”
Maartje Hermans danste als peuter al met haar moeder door de kamer. “Op m’n achtste ging ik naar de balletschool van Joke de Backer in Houthem. Bij haar ontdekte ik dat plezier en dingen leren best gecombineerd kunnen worden. Ik raakte verslaafd aan klassiek ballet.” Even sloeg de twijfel toe, toen Maartje moest verhuizen om de vooropleiding van de Nationale Balletacademie in Amsterdam te kunnen volgen. “Ik was pas zestien, maar ben toch gegaan. Het heeft onze familie heel wat tranen gekost. Maar ja, de passie was te groot.”
Dansliefhebbers kunnen in Limburg terecht bij circa veertig dansscholen. Hoeveel leden deze tellen, is niet precies bekend. Landelijk waren het er in 2010 ruim 2,2 miljoen, ofwel vijftien procent van de bevolking boven de zes jaar. Veruit de meerderheid van de dansers heeft geen ambitie om door te groeien tot de top. Zij dansen voor hun plezier.
En daar, net onder de top van de ijsberg, komt het Huis voor de Kunsten in beeld, als stimulator van allerlei dansinitiatieven. Met informatie en advies, maar ook door workshops, cursussen, festivals en dansprojecten te organiseren voor zowel amateurs als professionele dansers, docenten en choreografen. Daarbij is er een nauwe samenwerking met de Dansdocenten Vereniging Limburg (waar Liesbeth Wiertz voorzitter is), dansscholen, theaters, Station Zuid, Kunstfactor, De Nederlandse Dansdagen en Crosstown Limburg. Wiertz: “In een langgerekte provincie als Limburg is het een moeizaam proces om mensen bij elkaar te krijgen. Het is belangrijk dat iemand de juiste verbanden legt en de belangen van de dans behartigt. Bij het Huis voor de Kunsten weet men precies wat er op dansgebied gebeurt en kun je terecht voor financiële of organisatorische ondersteuning.”
Wiertz is vooral blij met het initiatief om professionele choreografen te koppelen aan amateurdansers. Zo werd choreograaf Stefan Ernst van het danscollectief Project Sally gevraagd om samen met negen ArtEZ-leerlingen uit Venlo een voorstelling te maken voor de culturele manifestatie MENU 2010. Het resultaat daarvan was Eens goed boeren, een ode aan het boerenbestaan. Op initiatief van een CKV-docent uit Roermond wordt die voorstelling nu in het plaatselijke CK-theater gespeeld voor leerlingen van 4 havo. Wiertz: “Van tevoren is er een inleiding over choreografie, met voorbeelden uit het stuk. Na afloop praten we na met de dansers erbij. Doordat dansers en publiek leeftijdgenoten zijn, is de zaal vanzelf al meer geboeid. Natuurlijk zullen er altijd jongeren tussen zitten die geen interesse hebben in dans, maar je moet het wel eerst gezien hebben voordat je kunt zeggen: ‘Ik vind het niks’.”
De komende jaren wil het Huis de urban dance stimuleren, onder meer in het project Urban Moves, opgezet met Crosstown Limburg, Kumulus en de Nederlandse Dansdagen. Onder leiding van choreograaf Alida Dors kregen twaalf urban dancers een intensieve coaching. De resultaten daarvan waren afgelopen jaar te zien tijdens De Nederlandse Dansdagen; het doel is zowel makers als instituten te blijven ondersteunen.
Volgens Wiertz kan de urban dance zeker qua publiek wel een steuntje in de rug gebruiken. Als er een tutu (een klassiek dansrokje) inzit, is de voorstelling uitverkocht, maar in andere genres lijkt het publiek amper geïnteresseerd. “Ook jongeren niet, tenzij ze zelf een link hebben met urban. Ik begrijp wel dat de schouwburgen op veilig gaan, maar misschien ligt er wel een taak voor de scholen. Zij zouden de kennis in huis kunnen halen en de leerlingen vertellen over dans. Nu zit de dans nog op een eiland. Dat gevoel moeten we doorbreken.”
Marne en Myrthe van Opstal, nu allebei bij het Nederlands Dans Theater II, in 20.. bij de ingebruikneming van het nieuwe onderkomen voor het HvdK in Roermond. Hun danspartner is gedeputeerde Odile Wolfs.

http://www.youtube.com/watch?v=6LP6xFkQz3E