Ik behoor tot de groep mensen die niet graag gaat shoppen. Liever lees ik een boek of zaai snijbieten dan voor de spiegel in een paskamer te staan draaien. 

Dat de meeste kleding afkomstig is uit één van de meest vervuilende industrieën op aarde, helpt ook niet mee. 

En zo groeien de gaten in mijn kledingkast. Af en toe komt er een afgedankte blouse of jas van een vriend of vriendin bij. Intussen blijft de basis, T-shirts, ondergoed, sokken, chronisch onderbezet. 

Vooruit, toch maar shoppen, spoorde ik mezelf aan. Mits de kleding ecologisch verantwoord is, veelal gemaakt door kleine bedrijven zonder eigen winkel. Ik wendde me tot het world wide web.

Het resultaat van de urenlange zoektocht leverde een lege digitale winkelmand op. Want hoe kan ik een slipje kopen zonder het gepast te hebben? Ik wil er tenslotte tien jaar van mijn (intieme) leven mee doorbrengen. Evenmin lukt het om de kwaliteit van een topje te bepalen als ik het textiel niet tussen mijn vingertoppen kan voelen.

Ben ik zo ouderwets dan? 

Ik denk aan In het paradijs voor de vrouw, het stralende, overweldigende Parijse warenhuis uit de gelijknamige roman van Emile Zola uit 1883. Het personage van de directeur is geïnspireerd op de ‘uitvinder’ van het warenhuis, Aristide Boucicaut, een Franse ondernemer uit de negentiende eeuw. 

Historische gravure van Au Bon Marché, het warenhuis van Aristide Boucicaut aan het einde van de negentiende eeuw © Wikipedia

Zola’s realistische en gedetailleerde manier van schrijven is weleens de literaire voorloper van de film genoemd; ook zijn beschrijving van het Parijse warenhuis laat zich zo lezen. Als lezer hoor je het ritselen van damast en mousseline, je ogen springen van de meest verfijnde soorten kant naar een waterval van zijdestoffen in alle kleuren van de regenboog. 

Wat mij vandaag nog steeds naar een echte winkel trekt, het daadwerkelijk kunnen aanraken van de waren, gold toentertijd als een innovatie. Voorheen verloren handelaars hun balen stof niet uit het oog. Hij of zij bepaalde de prijs en besliste of producten wel of niet ter presentatie uit de kasten werden gehaald. In het warenhuis mochten de dames erop los kijken en voelen, zonder koopverplichting.

Aristide Boucicaut had nog meer vernieuwingen in petto. Hij voerde prijskaartjes in, zo was het tijdrovende onderhandelen over de prijs van de baan. Ook adverteerde hij met lage prijzen; hij begreep dat klanten die eenmaal binnen zijn, uiteindelijk meer kopen dan ze nodig hebben. 

In Zola’s roman leidt dit tot een prijsgevecht tussen het warenhuis en een middenstander waarin beide partijen de betreffende zijde uiteindelijk ver onder de inkoopprijs aanbieden. Het warenhuis kan het verlies compenseren. De meeste winkels rond het warenhuis zijn aan het einde van de roman failliet, hun panden ingelijfd door In het paradijs voor de vrouw. 

Een andere succesvolle innovatie van Boucicaut was de verzending van zijn waren per post. Honderdvijftig jaar later blijkt deze pakketbezorging de doodssteek voor het concept warenhuis. Dat de winkelparadijzen van weleer aan het uitsterven zijn, heeft alles te maken met de e-commerce. Vandaag besteld, morgen in huis.

Maar hoe kom ik nou aan mijn slipjes en topjes? Toch maar bestellen, hoor ik u zeggen: “Je kan het altijd terugsturen.” 

Klopt. En ook die retourzending, het zal u niet verrassen, is een uitvinding van Boucicaut. Dan denk ik aan Rudy Van Rillaer en zijn collega-bestuurders van de Belgische tak van PostNL die onlangs werden aangehouden voor het voeren van een criminele organisatie en mensenhandel. Het verbaasde mij niet. Het bevestigt één van de lessen uit twee eeuwen kapitalisme: hoe oogverblindender het paradijs, hoe groter de hel erachter.