Valkenburg wil zijn Openluchttheater gebruiken om de kwaliteit van het toerisme op te krikken. Salsa, wereldmuziek en opera als tegenwicht voor karaoke en friet met halve haan. “In het theater kijk je naar een sprookje, hier maak je er deel van uit.”

“De akoestiek is geweldig”, zegt zanger Gé Reinders, die twee keer in het Valkenburgse Openluchttheater speelde. Hij heeft zichzelf beloofd terug te komen voor een première of de afsluiting van een tournee.

“Het is altijd hetzelfde ritueel”, grijnst directeur Jos Frusch van het theater. ,,Als artiesten en impresario´s hier voor het eerst zijn, roepen ze eerst dat de ambiance schitterend is en vervolgens rennen ze de trappen op naar boven om te luisteren of je daar wel iets kunt horen. Als ze eenmaal binnen zijn geweest, is het goed. Dan willen ze ook terugkomen.” Neem bandoneonist Carel Kraayenhof. Die had aanvankelijk weinig trek om er in de open lucht te spelen. Maar tijdens zijn concert in de zomer van 2009 gebeurde er iets wonderlijks: de vogels in de bomen reageerden op zijn muziek. Zodanig dat hij zijn optreden even stil legde en er de aandacht van het publiek op vestigde. Volgens Frusch schuilt daarin de charme van het Openluchttheater; omdat het buiten is kan er van alles gebeuren. Als artiesten daarop inspelen ontstaat er iets bijzonders.

“Een van mijn idolen is de Argentijnse zanger, gitarist en schrijver Atahualpa Yupanqui”, zegt Carel Kraayenhof. “Voordat hij ergens optrad ging hij eerst twee uur wandelen om contact te maken met de omgeving en de mensen. Hij was er van overtuigd dat hij niet kon excelleren als hij de mensen voor wie hij moest spelen en hun omgeving niet kende. Als het even kan probeer ik dat ook te doen, het is goed om een besef te hebben van waar je bent. In een openluchttheater lukt dat beter dan in een zaal.”

Het theater in Valkenburg werd in 1916 gebouwd door de Roermondse architect Pierre Cuypers (1827-1921) die toen al het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam op zijn palmares had maar ook al eerder in Valkenburg actief was geweest. Hij ontwierp het monument onder aan de Cauberg dat in 1954 aan diggelen werd gereden door een Belgische Touringcar met defecte remmen en waarbij 19 mensen om het leven kwamen. Het grote kuurhotel komende uit de richting van Schin op Geul meteen links aan het begin van de bebouwde kom, bouwde hij in 1890 maar hij restaureerde ook de Barbara- en Nicolaaskerk en kasteel Schaloen. Cuypers was 89 en frequenteerde de Valkenburgse kuuroorden toen hij door textielbaron Jan Diepen werd gevraagd een openluchttheater te bouwen. Diepen was tijdens een reis door Oostenrijk geïnspireerd geraakt door de openluchttheaters daar. Hij achtte de zogenaamde Heksenkeuken, een mergelhelling op het terrein aan de Plenkertstraat, in eigendom van de familie, zeer geschikt. Volgens de overlevering verzamelden de Bokkenrijders zich hier voordat zij aan hun rooftochten begonnen. In zes weken tijd bouwde Cuypers de rotsformatie om tot openluchttheater voor 1200 bezoekers.

Van meet af aan wordt naast de feeërieke ambiance ook de akoestiek geprezen en vergeleken met die in de Romeinse amfitheaters. Het is zelfs zijn biograaf Wies van Leeuwen niet bekend of Cuypers een Romeins theater als voorbeeld heeft genomen. “Maar dat moet bijna wel”, zegt Frusch, “de maat van het theater is precies die van een amfitheater.” Hoe dan ook, Cuypers koos ervoor de mergelspelonk tot decor van het nieuwe theater te maken. De eerste voorstelling vond plaats op 6 juni 1916.

Vooral in de beginjaren en de jaren vijftig en zestig kwam er veel publiek naar het Openluchttheater. Soms tussen de zestig en tachtigduizend bezoekers in een zomer. Daar kan Frusch alleen maar van dromen. Het theater trekt nu 12.000 bezoekers per seizoen maar dat waren er slechts drieduizend voordat Frusch aantrad. “In de beste jaren was er geen concurrentie”, zegt de directeur. “In de zomer waren alle andere theaters lang dicht en festivals waren er nog niet.” Bovendien werd er veel geprogrammeerd: in 1964 bijvoorbeeld 36 voorstellingen in drie maanden.

De bezoekersaantallen kelderden medio jaren zeventig zodanig dat het Openluchttheater werd gesloten. Acht jaar lang bleven de poorten dicht en nam de natuur de directie langzaam over, het theater geraakte geheel overwoekerd. De Valkenburgse streekhistoricus Jan Schurgers: “Het kan haast niet anders dan dat de sluiting van van het Openluchttheater in de jaren zeventig het gevolg was van het ontbreken van de nodige financiële middelen. Het heeft zich daarna nog een paar keer herhaald. Dan gebeurde er niets, was er geen onderhoud, waren er vernielingen en verloederde het theater snel. Totdat een groep burgers, een politieke partij of een actiegroep als Valkenburg Omhoog de noodklok luidde en er weer enig geld ter beschikking kwam, meestal van de gemeente.” Zo ook in 1983. Bij de renovatie werden de bovenste trappen weggehaald zodat er voortaan nog 800 man in kunnen. Twee jaar later startte de Amsterdamse impresario Jacques Senf met een nieuwe programmering; de bezoekers kwamen terug.

De gemeente steekt de komende drie jaar 60 mille op jaarbasis in het theater en dat is geen vetpot. “Zonder vrijwilligers konden we de tent onmiddellijk sluiten”, zegt Frusch. “Inherent aan een buitenlocatie is dat het weer van invloed is op het theater. Onderhoud is heel belangrijk. Daarmee zijn bijna dagelijks vrijwilligers in de weer. De tand des tijds speelt natuurlijk ook een rol.” Frusch heeft de uitgaven voor de lol wel eens gekapitaliseerd; hij kwam op een half miljoen euro uit.

Toch is de ambitie groot. “Dit theater heeft een aparte charme en in de wijde omgeving is geen theater dat hier op lijkt. Waar kun je de Midzomernachtdroom van Shakespeare beter opvoeren dan hier waar je het bos prachtig uit kunt lichten? In het theater kijk je naar een sprookje, hier maak je er deel van uit, dat is het verschil.” Ook salsa, tango, chanson en wereldmuziek doen het goed, zegt Frusch. Hij vergelijkt het met de sfeer tijdens een avondconcert waar je op vakantie tegenaan loopt.

Frusch ziet bovendien na de voorstellingen prachtige dingen gebeuren, spontane jamsessies of ontmoetingen tussen artiest en publek. “Vijftien kilometer verderop heeft Heerlen de prachtigste concertzaal met een geweldige geluidsinstallatie. Maar na de voorstelling gaan de artiesten naar de chique backstage-ruimtes en het publiek naar de foyer. Hier kan nog van alles gebeuren.”

Momenteel loopt in streekmuseum Het land van Valkenburg een tentoonstelling over opera in het Openluchttheater. In een daar draaiende film van de lokale televisiezender TV Valkenburg zegt dirigent Jan Hupperts (Gulpen, 1921) dat er in de jaren na de oorlog maar weinig artiesten naar het zuiden kwamen. En aangezien Zuid-Limburg grossiert in zangers en musici “zijn we zelf maar begonnen met het organiseren van concerten.” Hupperts stond zelf voor het Maastrichts Stedelijk Orkest (MSO, de voorloper van het Limburgs Symfonie Orkest) toen in 1952 Gounods Faust in première ging. De krant maakte gewag van een evenement waarbij de gehele Limburgse culturele gemeenschap aanwezig was. Frusch wil iets van die grootte terughalen; op 14 juni presenteert Opera Zuid L’élizir d’Amore van Donizetti in het Openluchttheater.

Frusch zoekt het in de kleinere producties. In artiesten die niet vaak te zien zijn en die optimaal gebruik maken van de sfeer en die binnen de financiële mogelijkheden passen. Hij vertrouwt erop dat de gemeente het Openluchttheater niet zal laten vallen omdat de stad een slag wil maken naar meer kwaliteitstoerisme. “De stad wil de toeristen meer bieden dan karaoke en halve haan met friet. Men is ervan doordrongen dat dit theater kan helpen om ander publiek naar Valkenburg te trekken.”

www.openluchttheater-valkenburg.nl