Over de stiftdames van Thorn was lange tijd weinig bekend; vrouwengeschiedenis gaat toch vooral over emancipatie. Tot twee jaar geleden het boek De vergeten prinsessen van Thorn verscheen. Nu is er de gelijknamige tentoonstelling die ongegeneerd uitpakt met het dagelijks leven van deze adellijke dames achter de veilige muren van het stift. Gelukkig, stelt WIDO SMEETS vast, is er ook aandacht voor de dorpelingen en hun sores.

In september 1791 hield vorstin-abdis Cunegonda een familiereünie in haar paleis in Thorn. Het waren niet de eersten de besten die kwamen logeren; alleen de hoogste adel, vooral uit het Duitse Rijk, was er welkom. Voor een eenvoudige barones haalden ze in Thorn de neus op.

Het paleis had net een lange periode van nieuwbouw, verbouw en renovaties achter de rug. Cunegonda, de hoogste in rang van de stiftdames van Thorn, wilde maar al te graag laten zien hoe mooi het was geworden. Het paleis achter de stiftkerk had een carré-vorm gekregen. Het zadeldak was veranderd in een mansardedak, om bedienden te huisvesten. Er was een royale salon ingericht met pastelblauwe wanden en witte zuilen en ornamenten. Alle vertrekken waren opnieuw ingericht, tot en met de antichambre die ook als biljartzaal dienst deed.

Tekening van het stift in Thorn van Jan de Beijer uit 1741

Haar eigen onderkomen had Cunegonda opgewaardeerd met een marmeren bad. Kachels had ze laten overkomen uit Erlangen, bij Neurenberg. De nieuwe meubels voor het paleis, ze had persoonlijk toegekeken bij het ontwerpen, waren afkomstig uit Koblenz. De stoelen waren bekleed met stoffen uit Straatsburg; een stoffeerder uit Roermond was eerder afgedankt wegens niet goed genoeg.

Cunegonda’s gevoel voor prijs/kwaliteit was goed ontwikkeld. Als jongste dochter van keurvorst Frederik August II van Saksen, de koning van Polen, was ze een vrouw van de wereld. Vreemd genoeg had ze geen vaste woon- of verblijfplaats. Cunegonda woonde niet, ze resideerde. Bij haar broer Clemens in Koblenz, in het stift van Essen of in het stift van Thorn.

Het was al vóór de familiereünie in Thorn dat de wereld op haar grondvesten schudde. Vanzelfsprekend had Cunegonda kennis genomen van de Franse revolutie, ze was de tante van de twee jaar eerder onder de guillotine gestorven Franse koning Lodewijk XVI. Ze moet ook hebben geweten van de patriottische opstootjes her en der. Ze kwamen steeds dichterbij, tot in Luik kraaide het oproer. Maar toen ze in het najaar van 1791 familie en vrienden rondleidde door haar vernieuwde paleis, zal ze niet hebben geweten dat dit haar laatste heuglijke moment in Thorn zou zijn.

Reconstructie van het paleis van Cunegonda in Thorn.

Toen enkele jaren later de Franse troepen binnenvielen, was Cunegonda al vertrokken naar Koblenz. Ook de stiftdames waren teruggekeerd naar hun familie, het zo fraai opgeknapte paleis in Thorn verweesd achterlatend. De Fransen hadden weinig respect voor adel en kerk. Zonder veel plichtplegingen werden paleis, abdij en bijgebouwen gesloopt. Alleen de stiftkerk bleef gespaard; in 1814 gaf Napoleon toestemming die voortaan te gebruiken als parochiekerk.

Ruim een halve eeuw later ontsnapte de kerk, met haar deels barokke, deels neoclassicistische interieur, aan een andersoortige ondergang. Architect Pierre Cuypers, die met zijn neogotische restauratiedrift als een stofzuiger over het land trok, wilde ook de stiftkerk onder handen nemen. Door geldgebrek kwam hij niet verder dan het vervangen van de kerktoren. Het interieur, kenmerkend voor de 18de eeuwse hoogtij van het stift, bleef op het nippertje behouden.

Van de Middeleeuwen tot de Franse Tijd was het stift Thorn een vrije heerlijkheid, een ministaatje dat rechtstreeks onder het gezag van de keizer van het Duitse Rijk viel. Het stift werd bestuurd door een vorstin-abdis; in en rond het paleis van het stift woonden nonnen en stiftdames, vrouwen van hoge komaf die er een adellijke opvoeding kregen. Tegelijkertijd speurde hun familie in hun half Europa omvattende netwerk naar een echtgenoot. Lukte het niet, dan bleven ze. Dat lot trof ongeveer de helft van de dames; ze bleven er de rest van hun leven wonen.

In  zijn formidabele boek De vergeten prinsessen van Thorn (1700-1794) weeft historicus Joost Welten het bestaan van de stiftdames in vloeiende bewegingen door de religieuze en staatsrechtelijke gebeurtenissen van de 18de eeuw. Twee jaar na publicatie dient het boek als basis voor de gelijknamige tentoonstelling in het Limburgs Museum in Venlo. Als  celebrity’s worden ze gepresenteerd, deze geprivilegieerde vrouwen die maar met hun vingers hoefden te knippen om hun wil te laten geschieden.

Het 18de eeuwse Europa kende een baaierd van stiften waar dochters uit kinderrijke gezinnen terechtkonden; Welten vond een adellijk gezin van acht dochters die alle acht in een stift belandden. De jonge vrouwen leren zich uitdrukken in het Frans, ze musiceren, dansen, tekenen en schrijven brieven – voor zijn onderzoek heeft Welten er duizenden gelezen en geanalyseerd.

Een van de hoofdpersonen in boek en tentoonstelling is Cunegonda van Saksen (1740-1826) die, mits ongehuwd, over goede papieren beschikte om vorstin-abdis te worden.

Reconstructie van de salon in het paleis van Cunegonda in Thorn.

En ongehuwd bleef ze. Trouwgrage mannen die voorbij kwamen verbleekten als ze haar zagen; tot in haar eigen familie werd geschamperd dat niemand zo lelijk was als Cucu – haar bijnaam. Ook andersom ontbrak de motivatie; ze had geen enkele interesse in mannen. Over vrouwen daarentegen raakte ze in haar brieven niet uitgeschreven. ‘In de tweede helft van de 18de eeuw bestaat het concept homoseksualiteit nog niet, zodat het ondenkbaar is dat Cunegonda zichzelf als een lesbienne ziet’, concludeert Welten in zijn boek.

In 1776 werd Cunegonda, die een jaar eerder was toegetreden tot het stift, benoemd tot vorstin-abdis van Thorn. Ze gaf leiding aan een kapittel van veertien stiftdames en zes kanunniken die via een prebende recht hadden op een evenredig deel van de inkomsten van het stift.

Cunegonda’s muzikale talenten worden in boek en tentoonstelling breed uitgemeten. Ze speelde de hoofdrol in de door haar schoonzus Maria Antonia geschreven opera Talestri, koningin der Amazonen (die nog steeds wordt uitgevoerd), en stond te boek als een van de beste klavecimbelspeelsters van het Duitse Rijk. Veel van haar bedienden waren beroepsmuzikanten. Mogelijk liggen hier de wortels van het muzikale dorp dat Thorn tot de dag van vandaag nog steeds is.

Behalve muzikaal onderlegd was Cunegonda ook een hartstochtelijk jager; ze reed en schoot als de besten, al liet ze zich daar niet op voorstaan. Haar stal met zeventien paarden had een aparte uitgang, inclusief brug over de Itterbeek. Zo kon ze er ’s ochtends vroeg op uit om te gaan rijden zonder te worden opgemerkt.

‘Dat adellijke dames in de 18de eeuw soms een handelingsvrijheid kenden waar 19de eeuwse vrouwenactivisten alleen maar van konden dromen, bleef lang verborgen’

Over de stiftdames was lange tijd weinig bekend. Toen Welten zich erin ging verdiepen, trof hij veel onbekend materiaal aan. Niet zo vreemd, schrijft hij, ‘in de vrouwengeschiedenis is een emancipatorisch perspectief lange tijd een vanzelfsprekendheid geweest.’ Historici schreven bij voorkeur over de strijd voor gelijke rechten en de eenlingen die er hun leven aan wijdden; voor het keven van adellijke vrouwen aan de andere kant van dat universum haalden ze  hun neus op. ‘Dat adellijke dames in de 18de eeuw soms een handelingsvrijheid kenden waar 19de eeuwse vrouwenactivisten alleen maar van konden dromen, bleef zo verborgen’, stelt Welten fijntjes vast.

Benedikt Beckenkamp, Cunegonda te paard in haar jachtkostuum, olieverf op doek

Ook de dames zelf gingen prat op de vrijheid die ze binnen het stift genoten. Al doet die vrijheid toch denken aan die van de vogels in een volière; ze kunnen vrijuit vliegen, de hele dag, tot ze erbij neervallen, maar de vrijheid om te vliegen tot de horizon zullen ze nooit voelen. Zo was het ook met de stiftdames. Buiten de muren van het stift maakten ze deel uit van een adellijk netwerk dat geen oog had voor de tekenen van de tijd. In de loop van de 18de eeuw was de glazen kooi een spiegelpaleis geworden. De Franse Revolutie als resultaat van een klassieke volksopstand kwam niet uit de lucht vallen.

In hun focus op het beschermde leven van de stiftdames vormen boek en expositie een bijzondere bijdrage aan de vrouwengeschiedenis. Statieportretten, wandvullende stambomen, schilderijen, tekeningen, collages, koetsen, meubels, sieraden, gebruiksvoorwerpen, gedetailleerd geweven jurken en gewaden – wie van klassieke pracht en praal houdt, komt in Venlo ogen tekort. Met een knipoog naar onze eigen naar vluchtig vertier hunkerende tijd worden ook de intriges en heimelijke liefdes van het 18de eeuwse hofleven smaakvol opgediend.

Bijna onontkoombaar groeit, bij al die glamour uit hoven, kastelen, paleizen en abdijen,  de nieuwsgierigheid naar het leven buíten het stift. En dan staat er, ergens halverwege de presentatie, een zuil met een interactieve display. De teksten en beelden die je hier met de toppen van je vingers oproept geven in elk geval een glimp van de invloed die het stift had op het dagelijks leven van de mensen in Thorn en omstreken.

Net als nu werd er volop geklaagd over feestvierende en te veel drinkende jongeren

De in de zuil oplichtende informatie komt uit het Protocollum Thorense (1757-1766), een handschrift waarin Cunegonda’s voorgangster Francisca Christina van Palts-Sultzbach haar officiële handelingen heeft laten vastleggen. Uit het protocolboek doemen voorvallen en anekdotes op die een beeld geven van het leven rondom het stift. En kijk: net als nu werd er volop geklaagd over feestvierende en te veel drinkende jongeren. Begin 1761 was het weer eens  zover. In een op de deur van de kerk gespijkerde en van de kansel voorgelezen verordening eiste Francisca soberheid en discipline. Zo niet, dan konden niet alleen de jongeren, maar ook hun ouders, hun werkgevers en de herbergiers serieuze sancties verwachten. Of het heeft geholpen, blijft onvermeld.

Het protocolboek heeft het over ‘spinningen’, winterse bijeenkomsten voor spinnende meisjes waar ook vrijers kwamen opdagen. Werden ze betrapt, dan kostte hun dat een boete van zes goudgulden plus zes pond bijenwas – dat was althans de straf die een van de vrijers, ene Arnold Pleunissen, boerenknecht uit het naburige Stramproy, kreeg opgelegd.

Op Driekoningen was het soepdag, dan schoven kapelaans en zangmeesters van het stift aan bij een uitgebreide feestdis met soep en groenten en vlees en wijn. Schoolgaande kinderen kregen – verschil moet er zijn – een snee witbrood en een vetmantje, een kleine koperen munt.

Godefridus bond in, de stiftdame vergaf hem en stelde voor samen een fles wijn te drinken op de goede afloop

Als nodig liet de vorstin-abdis ook haar macht gelden. In september 1761 benoemde de paus een kapelaan in de parochiekerk, waarop Francisca verzet aantekende. Kapelaans benoemen was háár werk, niet dat van de paus. En toen Godefridus Lemmens op een goede dag opkwam voor de belangen van de dorpelingen dreigde een van de stiftdames hem voor het gerecht  te slepen. Godefridus bond in, de stiftdame vergaf hem en stelde voor samen een fles wijn te drinken op de goede afloop.

Ze dreigde, én ze zorgde, de vorstin-abdis. Om te voorkomen dat Thorn soldaten moest leveren voor het leger bood ze de Duitse keizer een afkoopsom van 116 gulden per soldaat per jaar.

In 1762 stelde ze 3000 gulden beschikbaar voor de oprichting van een meisjesschool; de rente die dat bedrag opleverde, was genoeg om het jaarsalaris van de onderwijzeres te betalen. Ze mocht dan van de hoogste adel zijn en verantwoordelijk voor de opleiding van tientallen prinsessen uit heel Europa, de vorstin-abdis van Thorn zette zich ook in voor de opleiding en emancipatie van de meisjes uit het dorp.

De vergeten prinsessen van Thorn. Van 3.10 t/m 3.4 in het Limburgs Museum in Venlo.
Joost Welten, De vergeten prinsessen van Thorn (1700-1794). Uitgeverij Sterck & De Vreese, 2019