Sinds Madonna en Kate Moss met breipennen zijn gesignaleerd, is het een hippe hobby. Designers hadden het geheim van breien al eerder ontdekt: een grote vrijheid in ontwerpen, en nog duurzaam ook. “De technieken zijn ons kapitaal.”

Lang voordat breien het nieuwe yoga werd, breide de Rotterdamse Loes Veenstra zo’n negen tot tien truien per jaar. Vijfhonderdvijftig stuks stapelden zich uiteindelijk op in haar woning in de volkswijk Carnisse. Ontwerpster Christien Meindertsma ontdekte per toeval de bijzondere verzameling en maakte er een boek over. En op internet is een flashmob te zien: een hartverwarmende ode aan de breikoningin waarin buurtbewoners zich in haar truien hebben gestoken. Een straat vol vrolijke mensen in roze, rode, groene, blauwe breisels.

Dat was vóór de rage die het Noorse ontwerpersduo Arne en Carlos ontketende in 2011  met hun boek Kerstballen breien. En ook Hollywoodsterren zijn aan het breien geslagen. Sindsdien is breien een hype: je kunt er je depressie mee te lijf, op ‘knitting cruise’ of aanschuiven bij het wekelijkse breicafé. Behalve voor het sociale aspect en de onthaasting staat breien ook voor de hang naar oorspronkelijkheid: iets zelf maken met natuurlijke materialen. Ook in de mode zie je een groeiende belangstelling voor het tactiele. Materiaal moet weer tastbaar zijn en dat betekent terug naar de bron met authentieke producten. Inderdaad, het liefst hand gemaakt want ambachtelijkheid is eveneens in zwang.

En dat terwijl ontwerpers al jaren breien en de techniek omarmen. “Je kunt er makkelijk mee experimenteren”, licht textielontwerper Suzanne Vaessen (Maastricht, 1986) toe. “Met één draad kun je in een dag een trui maken en ontrafelen. Dan probeer je de volgende dag met diezelfde draad weer wat anders. Die technieken zijn ons kapitaal.” Samen met Maartje Boer (Eersel, 1974) startte Vaessen vorig jaar breiatelier Strikks in Maastricht. Je zou verwachten dat in tijden van trends zulke ateliers als paddenstoelen uit de grond schieten, maar als ontwerpers bevinden ze zich nog steeds in een niche. Een niche met potentieel, al helemaal als je ambities hebt. Ze werken samen met FashionClash, het Maastrichtse modecollectief, ze stonden al twee keer op de designbeurs in Milaan, leveren aan interieurarchitecten, doen in oktober mee aan de Dutch Design Week in Eindhoven en hebben concrete plannen voor een webwinkel. Het liefst maken ze er straks hun full time job van met een eigen winkel annex atelier. “We willen zichtbaar zijn in de stad. En we willen groeien. Op dit moment liggen onze producten bij Le Marais in Maastricht en Restored in Amsterdam, maar we willen toe naar meer verkoopkanalen.”

Dat je met een grotere productie af moet stappen van het idee van handgemaakte producten, vindt Vaessen geen probleem. Het ontwerp en monster maken ze nog steeds zelf. Daarbij kiezen ze bewust verkooppunten waar hun product bij passen. Meer produceren betekent evenmin meegaan met de modegekte van ieder seizoen een nieuwe collectie. De basiscollectie wordt elke keer aangevuld. “We zijn vormgevers. We willen mooie dingen maken voor de markt. En dus denken we aan de klant en of deze het product kan gebruiken. Maar wel op een duurzame en tijdloze manier. Zodat je die lievelingstrui zo lang mogelijk kunt blijven dragen.”

Pauline van Dongen (Amsterdam, 1986) kiest een andere benadering dan Strikks, maar is even enthousiast over breien. “Breien is qua constructie van materiaal interessant. Tijdens het productieproces kun je overal inhaken wat je een grote vrijheid geeft in ontwerpen. Je kunt iets produceren uit één stuk, net als met 3d printen. Als je die twee combineert, kun je echt nieuwe dingen maken.” Van Dongen noemt zichzelf fashion innovator. Als ontwerper op het snijvlak van mode, kunst en techniek zoekt ze de grenzen van de mode op. Ze liep stage in Londen bij Hussein Chalayan, bekend van zijn conceptuele ontwerpen waarin hij technologische snufjes verwerkt. Na de zomer begint ze in Eindoven aan een postdoctoraal onderzoek op het gebied van modetechnologie. Waarmee ze de eerste modeontwerper in Nederland wordt die promoveert.

Vanwege de combinatie van innovatie en onderzoek in haar werk werd ze vorig jaar uitgenodigd door het Textielmuseum in Tilburg en Het Nieuwe Instituut in Rotterdam (platform voor architectuur, design en e-cultuur) om met twee andere ontwerpers onderzoek te doen naar weef- en breitechnieken met wol. Ze kregen daarvoor toegang tot het TextielLab van het museum: een atelier waar ontwerpers, kunstenaars en jonge talenten kunnen werken met hoogwaardige brei- en weefmachines. Behalve innovatie was duurzaamheid een belangrijk criterium. “Aan de productiekant biedt breien uitkomst: omdat je iets kunt maken uit één stuk blijft restafval achterwege of beperkt.” De minicollectie die daaruit voortkwam, Wool Diaries, is nu te zien in het Tilburgse museum.

Als het enigszins lukt gaan de ontwerpen van Van Dongen ook de markt op. “Het is interessant om te zien wat deze innovatieve ontwerpen doen als ze gedragen worden. Je kunt dan bepalen wat mensen willen. Wat nodig is. Mode gaat over de reflectie van de tijdsgeest en is daarmee tegelijkertijd een voorstel voor de toekomst.”

Highlights TextielLab / Wool Diaries. Tot en met 3 november in het Textielmueum in Tilburg. www.textielmuseum.nl