Koe

De mooiste koeien hebben in Museum Kurhaus in Kleef de mooiste zaal gekregen. Het is een hoge ruimte, het licht wordt gefilterd door de bomen op de helling achter het gebouw. De bronzen koeien van Ewald Mataré staan er ieder op een afzonderlijke sokkel. Ze stralen een machtige rust uit, je zou nauwelijks geloven dat de grootste niet meer dan een centimeter of vijftig lang is. Breeduit ligt er één bij het raam. Met iets opgeheven hoofd kijkt ze naar buiten. De zachte welvingen van haar lijf lijken te ademen.
Ewald Mataré (Aken, 1887 – Büderich,1965) begon als schilder, maar wendde zich via de houtsnede al snel tot de beeldhouwkunst. Menselijke figuren maakte hij. En dieren, steeds meer dieren. In de jaren twintig verkeerde hij in de kringen rond het Bauhaus. Paul Klee bezorgde hem in 1932 een positie als professor aan de kunstacademie in Düsseldorf. Voor Kleef maakte hij een monumentale Toter Krieger ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog. Het beeld werd in 1938 door de nazi’s vernield, Mataré’s kunst werd entartet verklaard. Na de oorlog kwam hij opnieuw aan de Düsseldorfse Akademie, waar Joseph Beuys één van zijn belangrijkste leerlingen werd. Nadat de resten van de Tote Krieger in 1977 waren teruggevonden en het beeld in ere was hersteld, schonken zijn weduwe Hanna en dochter Sonja de nalatenschap van Ewald Mataré aan de stad.
Die collectie, de basis van het huidige Museum Kurhaus, is nu tijdelijk aangevuld met 56 werken uit privébezit. De verzamelaarster raakte in de jaren vijftig – ze was zelf rond de achttien – onder de indruk van Mataré’s werk. Ze stuurde hem een brief en werd uitgenodigd voor een bezoek. Vooral de kleine diersculpturen lieten haar niet meer los. Het meest hield ze van de koeien, maar hanen en paarden verzamelde ze ook.
De koe “staat in volmaakte rust, ze ligt in volmaakte rust en ze graast in volmaakte rust”, schreef Mataré. Die ingekeerdheid maakte de koe voor hem het zinnebeeld van de innerlijke orde van de natuur. Zijn beeldjes sneed hij eerst in hout. Bij voorkeur gebruikte hij kostbare hardhoutsoorten die hij langdurig bewerkte. Op basis daarvan werden kleine aantallen bronzen gegoten.
Vrijwel zijn hele leven lang bleef Mataré koeien maken, eerst in gestileerde organische vormen, later steeds verder geometrisch uitgepuurd. Zijn inspiratie deed hij op tijdens lange reizen naar het noorden: de Duitse Oostzeekust, Denemarken en Finland. Hij zocht de eenzaamheid en de rust. Het vermoeden bestaat dat Ewald Mataré zelf een koe had willen zijn.

Ewald Mataré – een particuliere collectie uit het Rijnland. Kleve, Museum Kurhaus Kleve, t/m 20 juni. www.museumkurhaus.de