Eva van der Gucht
‘Ik voel mij een zondagskind’
Ze speelt met evenveel gemak de rol van Nienke in de Nederlandse comedyserie S1ngle als die van Nerissa in Shakespeares De Koopman van Venetië. Voor het cabaret van Kopspijkers kruipt ze in de huid van Ma Tokkie, koningin van de ordi’s. Actrice Eva van der Gucht laveert net zo gemakkelijk tussen televisie en toneel en tussen kunst en vermaak als tussen België en Nederland. ‘Als iemand vroeger ‘dikke koe’ tegen mij zei, kletterde dat als water langs mij af.’
Vrijwel niemand weet dat Eva van der Gucht (1974) als tienjarig Vlaams meisje al in Nederland op televisie was. In de legendarische Playbackshow van Henny Huisman haalde ze de finale en werd derde, met een playback-versie van Hou mij vast (want ik val) van Rob de Nijs. “Mijn moeder had speciaal zo’n leren broekje laten maken met een stropdasje. Die koos ik uit in dat studiowinkeltje en daalde daarin de showtrap af. Ik kon alle oet-jes en a-tjes perfect nadoen. Mijn moeder was fan van Rob de Nijs, ik hoorde zijn nummers de hele dag. Ik wilde eerst Madonna of Tina Turner nadoen, maar had kort haar. Later vond ik het juist grappig: een meisje die een jongen playbackt.”
Amsterdam
“Ik ben geboren in Mortsel, een dorp onder de rook van Antwerpen. Mijn moeder was vroeger secretaresse, mijn vader handelde in hangende plafonds. Mijn zus is vijf jaar ouder. Zij is wiskundige bij een farmaceutisch bedrijf en spreekt vijf talen. Ik speelde piano op de middelbare school, deed aan amateurtoneel en wilde graag naar de toneelschool. Maar was ook benieuwd naar het buitenland. Daarom ben ik auditie gaan doen in Maastricht, Arnhem en Amsterdam. Ik had ook naar de Studio Herman Teirlinck kunnen gaan in Antwerpen, maar de Kleinkunstacademie in Amsterdam begon een half jaar eerder, in april. ‘Als het een hel wordt tussen al die Nederlanders, dacht ik, kan ik altijd nog in september in Vlaanderen beginnen.’ Maar het werd geweldig. Ik zat in een fantastische klas, met Carice van Houten, Tina de Bruin en de jongens van de Ashton Brothers. Ik spreek wekelijks nog iemand uit die groep. Ik ben ook in Amsterdam blijven wonen. Ach, Antwerpen is maar anderhalf uur rijden. Dichterbij dan Groningen.”
Zachte g
“Ruut Weismann van de Kleinkunstacademie wilde vooral dat ik goed verstaanbaar was. Daarom heb ik het eerste half jaar op school geoefend om het Vlaams dialect te temperen. Ik pikte de Nederlandse uitspraak zo snel op, dat hij mij extra logopedie aanbod om het Nederlands helemaal correct aan te leren. ‘Je hoeft niet bang te zijn dat je het Vlaams kwijt raakt. Dat verleer je toch nooit’, zei hij. Ik heb eerst nog een overgangstaaltje gehad, een soort Bassie-toontje. Nu kan ik naadloos schakelen. Wel geestig dat ze nu mijn personage Nienke uit S1ngle ondertitelen in België!
Tijdens repetities wissel ik wel eens bij personages van uitspraak. Om te achterhalen wat de Vlaams of Nederlandse tongval met een rol doet. Ik vind het heerlijk te spelen met taal en accenten. Thuis in Amsterdam praat ik met mijn vriend Domenico Mertens gewoon Vlaams. Vrienden vinden het niet vreemd dat wij elkaar als Vlamingen in Amsterdam hebben gevonden. Soort zoekt soort, zeggen ze dan. Ik zelf zie dat verschil niet meer zo. Al voel ik mij net iets meer Vlaamse dan Nederlandse. We hebben nu zeven maanden een relatie. Ik heb altijd geroepen dat ik kinderen wilde en dat ik daar niet te lang mee moest wachten. Maar nu de vraag reëler wordt, heb ik toch nog geen idee.”
Dikke koe
“Ik ben geen dag in mijn leven op dieet geweest. Gezette vrouwen passen bij de Bourgondische cultuur waarin ik ben opgegroeid. Lekker wat vlees op de botten en warm voor de winter, zeggen ze daar. Zo ver ik mij herinner ben ik er nooit mee gepest. Als iemand vroeger ‘dikke koe’ tegen mij zei, kletterde dat als water langs mij af. Ik zie mijn lijf als een voordeel. Bij sommige rollen hoort een volslank lichaam. En daar zijn er minder van in de theaterwereld. Bovendien houd ik van lekker eten. Ik vind het nog steeds walgelijk als ik mensen uit de muur zie eten voor één euro. Zo liefdeloos: eten bereiden en dat vervolgens in een gleuf stoppen. Als je eten voor een ander maakt, wil je toch dat het lekker is? Daar zijn ze in België beter in dan in Nederland. In Nederland nodigen mensen elkaar wel weer sneller uit om thuis te eten dan in België. Daar heb ik heel erg aan moeten wennen. In Vlaanderen kijken ze eerst een tijdje de kat uit de boom.”
Hanna Tokkie
“Ik vond het dood- en doodeng om Hanna Tokkie op televisie te imiteren. Dat ene optreden indertijd bij het Kopspijkers-cabaret heeft mij zeven jaar van mijn leven gekost. Ik ben een perfectionist en bij zo’n semi-live-opname moet het direct goed zijn. Uit paniek heb ik tot in den treuren videobanden van haar bekeken. Ik was ook bang dat de Tokkies de dag erna bij mij op de stoep zouden staan. Jack Wouterse deed Pa Tokkie, hij was ontzettend lief voor mij. Het ging gelukkig goed. Natuurlijk is het een compliment dat ik als Vlaamse blijkbaar zo plat Amsterdams kan praten dat mijn herkomst wegvalt. Maar ik weet nu dat ik het leuker vind om types uit te vergroten dan ze zo perfect mogelijk te imiteren. Het keurslijf om bestaande mensen na te spelen past mij niet. Het blijft een persiflage.”
Zondagskind
“Mijn moeder zat met een gebroken been aan huis gekluisterd en hoorde op de radio dat regisseur Dominique Deruddere een volslank meisje zocht voor de hoofdrol in zijn film Iedereen is beroemd!. Ik zat nog op de Kleinkunstacademie, was net twintig, en kon dus best een meisje van 17 spelen. Ik heb daarna nooit zonder werk gezeten. Wel heb ik een keer vier maanden pauze gehouden, thuis bij mijn ouders en op Curaçao, om bij te tanken. Maar ik ben geen type voor een burn-out. Ik voel mij een zondagskind, een term die ik overigens in Nederland heb geleerd. In België kennen we dat woord niet. Het ergste wat mij is overkomen is een roofoverval in Brazilië, tijdens een vakantie, zes jaar geleden. Twee mannen drongen onze vakantiewoning binnen. Ik kreeg een pistool tegen mijn hoofd en dacht: ‘Dit is het dan’. Ik ben nu zo ver dat ik kan zeggen dat het mijn leven niet meer beïnvloedt. Ik voel mij nog steeds een gezegend mens.”
Clown
“Ik ben heel expressief. Alles wat ik doe, komt snel groot over. Ik moet eerder oppassen dat ik niet te snel als een clown oog. Maar als ik eenmaal een rol in mijn vingers heb, weet ik tot op de seconde wat ik doe. Die opgetrokken wenkbrauw op toneel in De Koopman van Venetië was bewust getimed. Dan weet ik: nu gaan mensen lachen. Heerlijk vind ik dat. Bij de repetities voor de Nederlandse versie van Monty Python’s Flying Circus hebben we ook lang gerepeteerd om het juiste tempo te vinden. Comedy is een kwestie van timing, van exact pingpongen met elkaar. Improviseren werkt niet. Als je elkaar aan het lachen maakt, is het ritme eruit. Ik speel ook een gastrol in een zesdelige filmreeks van de BRT over Ancienne Belgique in Antwerpen, een beroemd revuetheater uit de jaren zeventig dat failliet ging toen showballetten ook op televisie kwamen. Ik kom daarin op in een revuepak met overal veren. Heerlijk, maar ook bloedserieus. Vanaf januari ga ik bij Orkater repeteren, voor De meisjes van Mussolini, over drie Nederlandse variétézusjes, die met hun moeder naar Italië gaan op zoek naar een beter bestaan. Ongewild worden ze de lievelingetjes van Mussolini, totdat aan het licht komt dat ze Joods zijn.”
Valkuil
“Natuurlijk is het fantastisch dat ik Shakespeare kan spelen met topacteurs, en stukken van Tsjechov en Schwab. En dat ik een hoofdrol heb in televisieseries en comedy’s. Maar ik weet uit ervaring dat het bij het amateurtoneel ook leuk is. Tijdens mijn middelbare schooltijd heeft een vriendin van mijn moeder mij enthousiast gemaakt voor liedjes van Adèle Bloemendaal en Jasperina de Jong. Dat is ook fantastisch. De grootste valkuil in dit vak is dat je gefrustreerd raakt. Nu zit alles mee, maar wie weet hoe het over tien jaar is? Mijn wereld valt niet in duigen als ik geen acteerwerk meer heb.”